Voorwoord van Christine Lagarde, president van de ECB
De afsluitingsdatum voor het voorwoord van de president en het interview met de voorzitter van de Raad van Toezicht was 28 februari 2023.
2022 was een uitdagend jaar voor de mensen in het eurogebied. De economie was goed op weg naar herstel van de pandemie, maar werd negatief beïnvloed door de ongerechtvaardigde invasie van Oekraïne door Rusland. Hoewel de onmiddellijke gevolgen van de oorlog voor de banken beperkt bleven, aangezien slechts weinige ervan aanzienlijke blootstellingen hadden in de getroffen regio’s, werden banken wel geconfronteerd met een omgeving die werd gekenmerkt door grote economische onzekerheid en een historisch hoge inflatie.
De door de oorlog veroorzaakte energiecrisis, in combinatie met knelpunten in de aanbodketen en de inhaalvraag na de pandemie, leidden tot een sterke inflatoire druk. In dergelijke omstandigheden is het de taak van de monetairbeleidsmakers ervoor te zorgen dat de inflatie niet verankerd raakt en tijdig naar de doelstelling terugkeert. De ECB heeft die taak ter hand genomen en is begonnen het monetair beleid te normaliseren door de nettoaankopen van activa te beëindigen en daarna de rente te verhogen.
De stijgende rente had invloed op de resultaten van de onder toezicht staande banken in 2022. De winstgevendheid, de eerste verdedigingslinie van de banken tegen schokken, werd ondersteund door de nettorentebaten, die voor het eerst in jaren toenamen. Samen met de voortdurende verbetering van de activakwaliteit zorgt dit ervoor dat onze monetairbeleidsimpulsen door de banken vlot worden doorgegeven aan de economie van het eurogebied. Daarbij zijn de niet-renderende leningen gedaald tot het laagste niveau sinds 2015, toen voor het eerst gegevens over de bankenunie werden gemeten.
In een klimaat van krappere financieringsvoorwaarden moeten banken echter blijven werken aan verbetering van hun governance en interne risicobeheersingskaders. Het Europese bankentoezicht houdt de opbouw van risico’s dan ook nauwlettend in de gaten.
Ondertussen moesten banken al vóór 2022 hun bedrijfsmodellen aanpassen aan de structurele uitdagingen van digitalisering en klimaatverandering, die nog zijn verergerd door de ongerechtvaardigde oorlog van Rusland in Oekraïne. Het risico op cyberaanvallen is door de oorlog verder toegenomen, en nu Europa zich losweekt van het gebruik van olie en gas uit Rusland, nemen de transitierisico’s toe. Deze, en toenemende fysieke risico’s, vragen om een proactieve en alomvattende aanpak van de banken om klimaat- en transitieschokken beter op te kunnen vangen.
De ECB heeft al een aantal belangrijke stappen gezet om ervoor te zorgen dat de banken de uitdaging aankunnen. We zetten ons daar onverminderd voor in en blijven onze bijdrage leveren om ervoor te zorgen dat Europeanen kunnen vertrouwen op een solide banksector.
Inleidend interview met Andrea Enria, voorzitter van de Raad van Toezicht
De afsluitingsdatum voor het voorwoord van de president en het interview met de voorzitter van de Raad van Toezicht was 28 februari 2023.
Er is in 2022 veel gebeurd. Hoe is het ECB-Bankentoezicht dit jaar vergaan?
Aan de ene kant was 2022 een jaar waarin we van de ene crisis in de andere terechtkwamen. In het begin van het jaar leken alle signalen te wijzen op een gestaag herstel van een pandemie die ons leven en onze economie op zijn kop had gezet. Ik herinner me nog duidelijk dat banken en analisten voor het eerst in lange tijd weer met enig optimisme naar de nabije toekomst keken, net voordat Rusland op ongerechtvaardigde wijze Oekraïne binnenviel. In de eerste plaats heeft de Russische oorlog geleid tot ondraaglijk leed voor de Oekraïners. In Europa en de rest van de wereld heeft de oorlog daarnaast economische en financiële onrust veroorzaakt, wat geleidelijk een volwaardige macro-economische schok teweegbracht.
We moesten snel en flexibel reageren bij ons toezicht om de snel veranderende economische omstandigheden en de daaruit voortvloeiende uitdagingen voor de banksector het hoofd te bieden. Een klein aantal banken werd rechtstreeks beïnvloed door de oorlog en sancties vanwege hun directe blootstelling aan of onderlinge banden met Rusland. Maar alle banken kregen wel te maken met de energie- en grondstoffenschok en met het klimaat van aanhoudend hoge inflatie in combinatie met de snelle normalisering van het monetair beleid.
In een ander opzicht was het een jaar waarin ECB-Bankentoezicht zich verder ontwikkelde. Onze medewerkers kwamen weer regelmatiger op kantoor werken en het was fijn om te ervaren dat het hier weer bruist van de activiteit. Ik ben blij dat ik weer meer fysieke vergaderingen van de Raad van Toezicht heb kunnen voorzitten en dat ik verschillende nationale bevoegde autoriteiten persoonlijk heb kunnen bezoeken.
We hebben ook goede vooruitgang geboekt bij de verdere integratie van de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten die deelnemen aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism – SSM). In dat kader bevorderen we een gemeenschappelijke SSM-cultuur en geïntegreerde loopbaantrajecten, en bieden we toezichthouders mogelijkheden tot nauwere samenwerking gedurende de hele toezichtcyclus. Daarnaast proberen we de planning en budgettering meer op elkaar af te stemmen, werken we instrumenten voor samenwerking binnen het SSM verder uit en introduceren we gemeenschappelijke technologieën voor zowel toezicht als opleidingen.
Hoe is het de banken vergaan sinds de Russische invasie van Oekraïne?
We moeten hierbij onderscheid maken tussen banken die rechtstreekse banden hebben met Rusland en alle andere banken.
Een klein aantal banken werd rechtstreeks beïnvloed door de geopolitieke gebeurtenissen, vooral als gevolg van de ingevoerde sancties. Bij Sberbank Europe AG (een bankgroep met Russische eigenaren en het hoofdkantoor in Oostenrijk) en haar dochterondernemingen in Kroatië en Slovenië was bijvoorbeeld sprake van reputatieschade en een aanzienlijke uitstroom van deposito’s. De bank werd uiteindelijk als ‘falend of waarschijnlijk falend’ aangemerkt en heeft de markt verlaten. Een ander voorbeeld was de RCB Bank LTD, een Cypriotische bank waarin de in Rusland gevestigde VTB-bank een belangrijke aandeelhouder was. Vanwege de opgelegde sancties en de veranderde geopolitieke situatie koos de bank voor een vrijwillige afbouw van haar bankactiviteiten, wat leidde tot de intrekking van haar bankvergunning.
Bankgroepen in het eurogebied die rechtstreeks in Rusland aanwezig zijn, lopen ook de kans verliezen te lijden als ze die markt willen en kunnen verlaten. Voor sommige banken is dat risico al bewaarheid geworden, maar met beperkte en beheersbare gevolgen.
Tot dusverre is de banksector als geheel goed bestand gebleken tegen de door de oorlog veroorzaakte macro-economische schok, zelfs beter dan we op basis van onze in mei 2022 gepubliceerde kwetsbaarheidsanalyse hadden verwacht. De geaggregeerde tier 1-kernkapitaalratio bedroeg aan het einde van het derde kwartaal van 2022 14,7%, slechts iets onder het niveau van eind 2019. De kwaliteit van de activa is verder verbeterd, waarbij het volume niet-renderende posities van belangrijke banken eind september 2022 was gedaald tot € 349 miljard. Dit was het laagste niveau sinds 2015, toen toezichtsgegevens over belangrijke banken voor het eerst werden gepubliceerd. Ook de winstgevendheid van de banken was de hoogste sinds het begin van de metingen, met een gemiddeld rendement op het eigen vermogen van 7,6% in het derde kwartaal van 2022.
Dankzij deze positieve resultaten hebben banken voor 2023 uitkeringen gepland die grotendeels aansluiten bij de inhaalslag op het gebied van dividenden en terugkoop van aandelen in 2022, na de beperkingen in verband met de pandemie. We hebben geen bezwaar gemaakt tegen bankspecifieke plannen, maar hebben in het kader van de normale toezichtscyclus de ontwikkeling van de kapitaalpositie met iedere bank apart besproken.
Tegen het eind van 2022 lieten de macro-economische vooruitzichten weer verbetering zien. Maar dit betekent niet dat de macro-economische schok voorbij is. Als de inflatoire druk blijft aanhouden, kan het noodzakelijke snelle normalisatieproces van het monetair beleid gevolgen hebben voor de portefeuilles en bedrijfsactiviteiten van sommige banken. Dit kan allerlei uitdagingen met zich meebrengen en potentiële winnaars en verliezers opleveren.
Nu we het toch over uitdagingen hebben: wat zijn volgens u de belangrijkste uitdagingen voor de Europese banken?
In de eerste plaats de conjunctuur.
Als de energiecrisis niet wordt opgelost, kan het kredietrisico toenemen in de portefeuilles met leningen aan bedrijven die met hun economische activiteiten het meest afhankelijk zijn van energie. Meer in het algemeen ging de vertraging van onze economie aan het eind van 2022 gepaard met een opleving van bedrijfsfaillissementen, wat vraagt om verhoogde waakzaamheid ten aanzien van de kwaliteit van de activa.
De snelle normalisering van het monetair beleid – en vooral de stijgende rentetarieven – was een belangrijke motor van het herstel van de winstgevendheid. Dit kan echter ook leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de activa, waarbij kredietnemers moeite hebben om hun schuld af te lossen in een reeks leningenportefeuilles die bijzonder rentegevoelig zijn.
Deze verschuiving in het renteklimaat kan ook leiden tot onordelijke aanpassingen in sommige segmenten van de financiële markt en bij niet-bancaire financiële instellingen. Hierdoor kan het tegenpartijkredietrisico toenemen bij banken die hun risico’s hebben geconcentreerd op die specifieke markten en bij die marktpartijen.
Naast deze omstandigheden kunnen de normalisering van de rente en de kwantitatieve verkrapping sommige banken noodzaken hun financieringsstrategie op de middellange termijn te herzien en meer aandacht te besteden aan liquiditeits- en financieringsrisico’s.
De procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP) van 2022 heeft een aantal hardnekkige zwakheden opnieuw onder de aandacht gebracht. Tekortkomingen in het risicobeheer zijn nog altijd van invloed op de kredietrisicoscores. Ook waren de effectiviteit van de leidinggevende organen, het risicomanagement, compliance en de interne auditfuncties niet altijd op orde. Onze zorgen over het risicobeheer en de governance van banken worden nog versterkt door de onzekere externe omgeving, aangezien retrospectieve indicatoren voor risiconiveaus een onjuist beeld kunnen geven bij de bepaling van toekomstige trends en risico’s.
De digitale transformatie en klimaat- en milieurisico’s zijn ook belangrijke uitdagingen op de middellange termijn voor onze banken en vragen om onmiddellijke en specifieke aandacht.
U had het over de normalisering van het monetair beleid. Hoe staan de Europese banken ervoor ten aanzien van het veranderende renteklimaat?
Rentestijgingen zijn doorgaans goed nieuws voor banken. Ze kunnen dan meer verdienen aan de rentemarge, het verschil tussen de rente die ze voor leningen in rekening brengen en de rente die ze op deposito’s betalen. De normalisering van de rente en de impuls voor de nettorentebaten die van deze langverwachte verschuiving uitging, vormen de kern van de positieve resultaten van de banken in 2022. Voor het eerst in jaren stegen de nettorentebaten niet alleen doordat het volume van de kredietverlening, maar ook doordat de nettorentemarges toenamen.
Banken en analisten zijn eveneens positief gestemd over de winstgevendheid van dit jaar. Volgens onze gegevens is het waarschijnlijk dat de gemiddelde winst van de sector ondersteuning ondervindt van verdere ordelijke rentestijgingen wanneer de macro-economie zich ontwikkelt zoals nu wordt verwacht.
Als we echter afwijken van het basisscenario en meer negatieve ontwikkelingen in aanmerking nemen, kan het verloop anders zijn. Voor specifieke portefeuilles en bedrijfsonderdelen kunnen bij verdere rentestijgingen de kosten in verband met verslechtering van de activakwaliteit hoger uitvallen dan de baten van een hogere winst, vooral wanneer de economische groei vertraagt. Kredietnemers kunnen dan moeite hebben hun schuld af te lossen in portefeuilles die traditioneel zeer gevoelig zijn voor kredietlasten. Consumptief krediet, vastgoed- en hefboomfinanciering zijn goede voorbeelden van gebieden waar de toezichthouder extra aandacht aan besteedt.
Zoals ik al zei, kan het zijn dat de financiële markten tijdens het aanpassingsproces van de rente onordelijk reageren. De lange periode van lage rentes zorgde voor een ongekende stijging van de schuldniveaus, waarbij sommige minder of niet-gereguleerde entiteiten vaak zeer geconcentreerde posities met een hoge schuldenlast innamen. Deze kunnen snel voor problemen zorgen als de economische vooruitzichten of de renteomgeving onverwacht veranderen. Het faillissement van Archegos in 2021 en de onrust in het Verenigd Koninkrijk op het gebied van LDI’s (liability-driven investments, een beleggingsstrategie die erop gericht is aan huidige en toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen) in 2022 laten zien hoe dergelijke voorvallen zonder beleidsinterventies gemakkelijk kunnen overslaan naar de banksector.
Stijgende rentes en kwantitatieve verkrapping betekenen dat banken meer aandacht moeten gaan besteden aan liquiditeits- en financieringsrisico’s. Als banken hun risicobeheer en strategische sturing niet snel aanpassen, kunnen in een uitdagender financieringsklimaat vraagtekens geplaatst worden bij de houdbaarheid van al te simplistische en duidelijk verouderde strategieën voor activa- en passivabeheer, zoals de carry trades die sommige banken toepassen om te profiteren van de buitengewone ondersteuning van het monetair beleid. Het risico bestaat dat banken hierdoor worden verrast.
Risicobeheersing en interne governance van banken vormden in 2022 een aandachtspunt. Welke verdere verbeteringen verwacht u op dit gebied van de banken?
Dit is eerlijk gezegd een onderwerp waarop we onvoldoende vooruitgang zien.
Ten eerste vertoonden de banken in 2022 nog altijd tekortkomingen bij het verzamelen en rapporteren van informatie, niet alleen doordat hun procedures voor governance en datakwaliteitsmanagement niet effectief genoeg waren, maar ook door versnipperde IT-systemen en de beperkte reikwijdte en ambities van hun herstelprojecten. De leidinggevende organen van de bank kunnen daardoor moeilijk beschikken over de nodige informatie voor risicobeheer en strategische sturing.
Ten tweede moesten diverse banken hun internecontrolefuncties nog verder verbeteren, met name de personele onderbezetting, de lage status van de internecontrolefunctie en tekortkomingen in de processen, zoals de programma’s voor compliancemonitoring en de vaststelling van de risicobereidheid van de banken. Onze gerichte toetsingen in 2022 hadden betrekking op de risicobeheersing van de banken op gebieden die verband hielden met de pandemie en de normalisering van de rentetarieven, met name de kredietverlening voor commercieel en residentieel vastgoed, rente- en creditspreadrisico in het bankboek, en het tegenpartijkredietrisico.
Om tastbare vooruitgang mogelijk te maken waar die het hardst nodig is, zijn we vastbesloten ten volle gebruik te maken van alle toezichtsinstrumenten en -bevoegdheden waarover we op basis van de EU- en nationale wetgeving beschikken. Wanneer kwalitatieve maatregelen niet doeltreffend genoeg blijken om de banken de geconstateerde tekortkomingen tijdig te laten opvolgen en verhelpen, kunnen we gerichte Pijler 2-kapitaalvereisten, handhavingsmaatregelen of sancties inzetten om afdoende voortgang te waarborgen. Om ons toezicht nog doeltreffender te maken, zullen we opnieuw bekijken hoe we, bij een te trage voortgang en aanhoudend onbevredigende resultaten van de banken, de toezichtsmaatregelen gedurende een duidelijk vastgestelde termijn kunnen intensiveren.
Volgens sommigen grijpt het Europees bankentoezicht te sterk in, is het te belastend en stelt het strengere eisen, die schadelijk zijn voor het concurrentievermogen van de banken in de EU. Wat is uw reactie daarop?
Ten eerste is het eenvoudigweg niet waar dat de regelgeving en kapitaalvereisten van het toezicht in de EU strenger zijn dan elders, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. We ontmoeten onze Amerikaanse en Britse collega’s regelmatig en vergelijken de eisen die we aan onze banken stellen, en ik moet zeggen dat we elkaar daarin niet veel ontlopen. Sterker nog, de kapitaalvereisten voor de grootste systeemrelevante Europese banken – de banken die echt concurreren op de wereldmarkten – zijn zelfs iets minder streng.
Wat niet wegneemt dat we altijd open staan voor kritiek. Zo voeren we momenteel veranderingen door in onze toezichtsprocedures die de zorgen van de sector deels zouden moeten wegnemen.
We introduceren een risicotolerantiekader waarmee toezichthouders hun inspanningen kunnen opvoeren waar die het hardst nodig zijn en die de vertaalslag van strategische toezichtsprioriteiten voor het gehele SSM naar toezichtplanning voor individuele banken vergemakkelijkt. Dit houdt echter niet in dat de toezichtsnormen en de intensiteit van ons toezicht voor de afzonderlijke banken worden versoepeld. Het betekent wel dat we ons sterker focussen op risicogebaseerd toezicht. En voor de banken wordt het toezicht minder een afvinkexercitie, wat mogelijk leidt tot minder verzoeken en een lagere rapportagelast, omdat we niet bij elke bank de volledige, integrale toezichtshandleiding aflopen. In plaats daarvan zullen we ons laten leiden door bankspecifieke prioriteiten. Dit is een belangrijke stap naar meer risicogebaseerd toezicht dat flexibeler, adaptiever en proportioneler is.
Ook de nieuwe meerjarige SREP maakt ons toezicht minder belastend voor de banken, aangezien we onze toezichtsinteractie met de banken voor verschillende risicogebieden over meerdere jaren spreiden en niet langer zullen proberen alles binnen één jaar af te handelen. Dit helpt ons ook om meer risicogericht te zijn door prioriteit te geven aan de belangrijkste risicogebieden in een bepaald jaar. Verder wachten we op de terugkoppeling van een onafhankelijk panel van deskundigen dat ons SREP-proces evalueert en we overwegen om de transparantie over onze methodieken verder te vergroten. Al deze initiatieven zijn erop gericht onze toezichtsprocessen zo goed mogelijk af te stemmen op de risico’s waarmee de onder toezicht staande banken in de toekomst te maken kunnen krijgen.
1 Bankentoezicht in 2022
1.1 Onder Europees toezicht staande banken in 2022: prestaties en belangrijkste risico’s
1.1.1 Veerkracht van banken onder Europees toezicht
Na de verstoring door de Russische oorlog in Oekraïne blijven de kapitaalratio’s gezond en op het niveau van vóór de pandemie
De belangrijke instellingen (significant institutions – SI’s) begonnen 2022 stevig op het pad richting herstel van de coronapandemie (COVID-19) en met een solide kapitaalpositie. De eerste effecten van de Russische oorlog tegen Oekraïne bleven beperkt en deden zich slechts voor bij een zeer gering aantal banken met directe posities in de bij de oorlog betrokken gebieden. De situatie ontwikkelde zich echter snel tot een energiecrisis en een bredere macro-economische schok, die gepaard ging met aanhoudende inflatoire druk en de snel verlopende normalisering van het monetair beleid. Ondanks een daling in de eerste helft van 2022 bleef de bankensector in het eurogebied veerkrachtig, waarbij de totale Common Equity Tier 1-ratio (CET1) aan het einde van het derde kwartaal van 2022 14,7% bedroeg (Grafiek 1), slechts iets onder het niveau van eind 2019. Terwijl de bankensector in 2022 recordwinsten boekte, was de daling van de totale CET1-ratio vooral te danken aan de groei van de activa.
Minder significante instellingen (less significant institutions – LSI’s) zagen hun kapitaalpositie verslechteren, hoewel deze sterk bleef, aangezien de gemiddelde CET1-ratio op jaarbasis met 54 basispunten daalde tot 17,0% in het derde kwartaal van 2022 als gevolg van de groei van de kredietverlening en de zwakke algehele winstgevendheid. De risicoblootstellingen stegen met € 112 miljard ofwel 4,8%, terwijl de in aanmerking komende CET1 met slechts 1,5% steeg.
Grafiek 1
Kapitaalratio van belangrijke instellingen (overgangsdefinitie)
In het derde kwartaal van 2022 bedroeg de totale hefboomratio voor SI’s 5,2% (Grafiek 2), een van de laagste niveaus sinds het begin van het Europese bankentoezicht, maar nog steeds ruim boven de wettelijke vereisten en buffers. De daling (-90 basispunten) in de eerste drie kwartalen van 2022 werd grotendeels veroorzaakt door de toename van de vorderingen, die de groei van de activa in de banksector weerspiegelde, maar ook, zij het in mindere mate, door het verstrijken eind maart 2022 van de vrijstelling van het opnemen van vorderingen op centrale banken in de berekening van de hefboomratio. De totale hefboomratio volgde tijdens de pandemie een vergelijkbare trend: deze stabiliseerde zich op 5,9% in het derde kwartaal van 2022 na te zijn gestegen van 5.3% in het derde kwartaal van 2021.
Grafiek 2
Hefboomratio van belangrijke instellingen
Kader 1
Kwetsbaarheidsanalyse van de weerbaarheid van banken: oorlog in Europa
Beoordeling van de tweede- en derde-ronde-effecten van de Russische oorlog in Oekraïne op belangrijke instellingen
Na de abrupte verandering in het geopolitieke klimaat als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne heeft de ECB in de eerste helft van 2022 een kwetsbaarheidsanalyse van de weerbaarheid van banken uitgevoerd. Deze ad-hocbeoordeling heeft het inzicht van de toezichthouders in de algemene weerbaarheid van de banken vergroot.
In de kwetsbaarheidsanalyse zijn de veerkracht en de solvabiliteit van belangrijke instellingen (significant institutions – SI’s) in verschillende ongunstige scenario’s beoordeeld, waarin de hoge mate van onzekerheid aan het begin van de oorlog in tot uiting kwam. De resultaten bevestigden de algemene veerkracht van de banken onder Europees bankentoezicht, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met tweede- en derde-ronde-effecten als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne. De totale CET1-ratio (fully loaded) werd ingeschat op 11,6% in een zeer ongunstig scenario, met een kapitaalvermindering van 3,6 procentpunten. In het ongunstige scenario komt het uit op 13,1%, waarbij de kapitaalvermindering ongeveer 2,1 procentpunten bedraagt.
Grafiek A
Watervaldiagram van geaggregeerde resultaten bij ongunstig en zeer ongunstig scenario per risicotype
Bij deze interne exercitie werden bestaande toezichtgegevens waar passend gecombineerd met gegevens uit de EU-brede stresstests van de Europese Bankautoriteit (EBA) van 2021 en de SREP-stresstests van de ECB. De toegepaste methodologie volgt in grote lijnen de 2021 EU-Wide Stress Test Methodological Note. De top-down modellen van de ECB werden gebruikt om de krediet- en marktrisico’s van de banken te beoordelen, evenals de risico’s voor hun winstgevendheid. Nieuwe modules onderzochten de blootstelling van banken aan kwetsbare sectoren, uitstaande niet-renderende leningen (NPL’s), terugbetalingseffecten van de gerichte langerlopende herfinancieringsoperaties en mogelijke effecten van een totaal verlies als gevolg van blootstelling aan Belarus, Rusland en Oekraïne ("walk-away"-effect).
Grafiek B
Banken die in geselecteerde stresstests niet aan de kapitaalvereisten voldoen
De drie beschouwde scenario’s (basis, ongunstig en zeer ongunstig) waren geworteld in de door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van maart 2022 en worden in detail beschreven in de Financial Stability Review van mei 2022.
De resultaten van de kwetsbaarheidsanalyse dienden als input voor de directe toezichthouders om de onder hun toezicht staande banken, met name die welke als het meest kwetsbaar voor de huidige omstandigheden zijn aangemerkt, hierop te wijzen. Aan de orde kwamen onder meer de ernst van de scenario’s voor de interne stresstests van de banken, de methoden voor stresstests, de sectorconcentraties, de toereikendheid van de voorzieningen en de uitdagingen voor de winstgevendheid als gevolg van de stijgende rente. Dit soort top-down oefeningen kan de door banken uitgevoerde bottom-up stresstests nog niet volledig vervangen. De mogelijkheid om de impact van stress centraal te kwantificeren bleek echter onmisbaar voor toezichthouders om snel de mogelijke gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne te kunnen beoordelen.
De kwaliteit van de activa is in 2022 verder verbeterd, waardoor de risicokosten onder controle blijven, maar de blootstelling aan kwetsbare sectoren wordt niettemin nog nauwgezet gevolgd
De kwaliteit van de activa is in de loop van 2022 verder verbeterd. Aangezien er geen aanwijzingen zijn dat het kredietrisico in belangrijke mate is uitgekristalliseerd en in het licht van het aanzienlijke bedrag aan voorzieningen dat tijdens de pandemie is opgebouwd, na een lichte stijging aan het begin van de Russische oorlog in Oekraïne, zijn de gemiddelde risicokosten in het tweede en derde kwartaal van 2022 weer gedaald en hebben zij over het geheel genomen weer het niveau van vóór de pandemie bereikt. Bovendien daalde het volume aan NPL’s in vrijwel alle portefeuilles in de eerste helft van 2022, met uitzondering van enkele kleine stijgingen bij de leningen aan consumenten en het midden- en kleinbedrijf (mkb) in het derde kwartaal. Evenzo was er weliswaar sprake van enige toename van minder goed presterende leningen (fase 2), maar tegen het einde van het derde kwartaal werd een stabiele trend waargenomen, zij het dat deze boven de piek van de pandemie bleef. Ondanks deze positieve ontwikkeling blijft het verdere verloop onzeker, met enkele aanwijzingen voor een verhoogd risico, namelijk bij kleine concentraties van vroege betalingsachterstanden die zich in het derde kwartaal van 2022 in sommige landen beginnen af te tekenen. Dit zou kunnen wijzen op de opbouw van een verhoogd kredietrisico en een mogelijke toename van NPL-volumes op de korte termijn. In dit verband zal het toezicht op de ontwikkeling van leningen in fase 2 worden voortgezet, vooral met betrekking tot banken die zijn blootgesteld aan sectoren die kwetsbaar zijn voor gas- en energieprijsstijgingen, maar ook voor portefeuilles, zoals hefboomfinanciering, consumentenkredieten en vastgoedkredieten, die gevoelig zijn voor de snelle normalisatie van de rentetarieven. In dit verband heeft de energieprijsschok als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne met name economische sectoren getroffen die betrokken zijn bij de productie of verwerking van grondstoffen, energieleveranciers en energie-intensieve sectoren. Voor sommige industrieën zou de energieprijsschok reeds bestaande verstoringen van de toeleveringsketen als gevolg van COVID-19-beperkingen in China en algemene tekorten aan microchips nog kunnen verergeren. De hoge inputprijzen hadden ook hun uitwerking op de bouw en zouden bovendien de grootverbruikers van gas, zoals producenten van metalen, chemicaliën, voedingsmiddelen en dranken, kunnen treffen. De toezichtactiviteiten die gericht zijn op de beoordeling van de maatregelen van banken om mogelijk kwetsbare portefeuilles te managen, zullen worden voortgezet.
Grafiek 3
Kwetsbare sectoren
De nettorentebaten en de handelsinkomsten profiteerden van hogere rente and volatiliteit tegen de achtergrond van geopolitieke spanningen op de markten voor energie en grondstoffen
De acute geopolitieke spanningen in 2022 resulteerden in aanhoudende inflatoire druk en volatiliteit van de energie- en grondstoffenprijzen. Dit had zijn weerslag op het reeds hoge inflatieniveau, op een ogenblik dat de centrale banken hun monetair beleid begonnen te normaliseren, en droeg bij aan de correctie op de aandelenmarkten. De daaropvolgende snel verlopende normalisatie van de rentetarieven gaf een belangrijke impuls aan de nettorentebaten van de banken, die niet alleen dankzij de groeiende kredietvolumes toenamen, maar ook onder invloed van de ruimere rentemarges. De handelsinkomsten, in het bijzonder die van de mondiaal systeemrelevante banken (G-SIB’s), profiteerden over het algemeen van de hogere rente en de grotere volatiliteit (Grafiek 4 en Grafiek 5).
Grafiek 4
Groei nettorentebaten
Grafiek 5
Inkomsten uit handel en investeringen naar geselecteerde bedrijfsmodellen
De liquiditeits- en financieringsposities van de banken bleven in 2022 gezond, hoewel de normalisering van het monetair beleid een uitdaging kan vormen.
De liquiditeits- en financieringsvoorwaarden voor SI’s bleven profiteren van de in 2020 en 2021 genomen monetaire beleidsmaatregelen. Op 30 september 2022 bedroeg de liquiditeitsdekkingsratio 162%, weliswaar onder het niveau van eind 2021 maar ruim boven dat van vóór de pandemie en de wettelijke minimumvereisten (Grafiek 6).
Grafiek 6
Ontwikkeling van de liquiditeitsdekkingsratio, de liquiditeitsbuffer en de netto liquiditeitsuitstroom
Op dezelfde datum bedroeg de nettostabielefinancieringsratio (NSFR) 127,1%, grotendeels in overeenstemming met de in 2021 waargenomen waarden en ruimschoots boven de niveaus van vóór de pandemie en de minimumvereisten (Grafiek 7).
Grafiek 7
Ontwikkeling van de nettostabielefinancieringsratio, de beschikbare stabiele financiering en de vereiste stabiele financiering
Wat de LSI’s betreft, bedroegen de respectieve toezichtcijfers 188,4% voor de LCR en 130,2% voor de net stable funding ratio (NSFR), beide iets lager dan in het derde kwartaal van 2021, maar nog steeds ruim boven de drempels in de regelgeving.
In het laatste kwartaal van 2022 heeft de ECB opnieuw de rente verhoogd, de voorwaarden van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringsoperaties (TLTRO III) gewijzigd en de banken extra vrijwillige vervroegde aflossingsdata aangeboden vanaf 23 november 2022. De normalisatie van het monetaire beleid zal leiden tot een moeilijker klimaat voor bankfinanciering en een neerwaartse druk op de liquiditeitsratio’s van de banken.
2022 werd dan ook gekenmerkt door de veerkracht van de kapitaal- en liquiditeitsratio’s, evenals door een verbetering van de activakwaliteit en de winstgevendheid. ECB-Bankentoezicht houdt de verdelingseffecten van deze trends nauwlettend in de gaten door de specifieke kwetsbaarheden van banken te blijven volgen. Tegelijkertijd blijft zij alert op potentiële onzekerheden als gevolg van volatiele markten of onverwachte ontwikkelingen in het macro-economische klimaat, zoals een mogelijke neergang, sterkere renteverhogingen of een grotere inflatiedruk.
Ondanks verdere uitdagingen op het gebied van bedrijfscontinuïteit is het effect op het operationele risico tot dusver beperkt gebleven
In de loop van 2022 werden de uitdagingen in verband met de pandemie en de invoering van nieuwe hybride werkmodellen minder relevant. De onzekerheden als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne en de toenemende geopolitieke spanningen zorgden er daarentegen voor dat de omgeving voor de onder toezicht staande banken een uitdaging bleef vanuit het oogpunt van operationele veerkracht.
Banken met kritieke activiteiten in landen die rechtstreeks zijn getroffen door de Russische oorlog in Oekraïne hebben bedrijfscontinuïteitsplannen geïmplementeerd die robuust bleken te zijn tijdens een snel veranderende omgeving in de eerste fase van de oorlog. Deze SI’s konden zorgen voor bescherming, en waar nodig de overplaatsing van belangrijke functionarissen, en tegelijkertijd hun activiteiten voortzetten. In sommige gevallen werden kritieke activiteiten overgedragen aan teams die op andere locaties werken, waaronder in EU-vestigingen. De lessen die tijdens de COVID-19-pandemie zijn geleerd, hebben een belangrijke rol gespeeld bij de inspanningen van de instellingen om zich snel aan te passen.
Net als in voorgaande jaren vertoonden banken ook in 2022 dezelfde trend naar digitale transformatie, waardoor de levering van kritieke diensten afhankelijker wordt van IT-infrastructuren en de inzet van derden, waaronder clouddiensten. Hoewel deze trend zeker bepaalde voordelen biedt voor banken, brengt hij vanuit operationeel oogpunt ook extra risico’s en uitdagingen met zich mee, zoals hoe om te gaan met het toenemende aantal en de steeds geavanceerdere cyberaanvallen en de mogelijke concentratie van een klein aantal kritieke derden-leveranciers. Om die reden bleven cyberrisico’s en de afhankelijkheid van derden een prioriteit voor het ECB-Bankentoezicht (zie ook Paragraaf 1.2.3.1 voor meer informatie over opkomende risico’s op het gebied van IT en uitbesteding). Banken moeten zich blijven inspannen om ervoor te zorgen dat zij bestand zijn tegen potentiële operationele verstoringen als gevolg van alle gevaren, waaronder ernstige maar plausibele cyberbeveiligingsincidenten, die risico’s kunnen opleveren voor het bredere financiële stelsel[1].
De COVID-19-pandemie en de Russische oorlog in Oekraïne hebben het belang van sterke regelingen voor ondernemingsbestuur, effectieve interne controlefuncties en het vermogen om gegevens te verzamelen nog eens onderstreept.
Wat betreft de bestuursstructuren van onder toezicht staande banken benadrukte de ECB dat hun governancekaders verder moeten worden verbeterd. De COVID-19-pandemie en de Russische oorlog in Oekraïne hebben het belang van sterke regelingen voor ondernemingsbestuur, effectieve interne controlefuncties en het vermogen om gegevens te verzamelen nog eens onderstreept.
Meer specifiek, en met betrekking tot de Russische oorlog in Oekraïne, heeft ECB- bankentoezicht een aantal gebieden vastgesteld die bijzondere aandacht vereisen. Ten eerste, het vermogen van bestuursorganen en juridische en compliance-afdelingen om streng toezicht te houden op het effect van sanctieregelingen; ten tweede, geëigende goedkeuringsprocedures voor transacties van klanten, met inbegrip van goede mogelijkheden om risicogegevens te verzamelen om zo kritieke risico’s te identificeren; en ten slotte, de interne controleactiviteiten van sommige banken moeten mogelijk worden aangepast om alle relevante risico’s die voortvloeien uit de veranderingen in de huidige externe omgeving in aanmerking te nemen.
De COVID-19-pandemie en de Russische oorlog in Oekraïne versterkten ook reeds bestaande zwakke punten in een aantal algemene regelingen inzake ondernemingsbestuur en risicobeheersing. Ten eerste waren er opnieuw tekortkomingen in de gegevensverzameling en -rapportage als gevolg van gebreken in de doeltreffendheid van de data governance, zoals onvoldoende onafhankelijke validatie van de gegevenskwaliteit, en de procedures voor het beheer van de gegevenskwaliteit, versnipperde IT-landschappen en de beperkte reikwijdte en ambities van de herstelprojecten van de banken. Dit kan het besluitvormingsproces van banken belemmeren. Ten tweede moeten verschillende banken hun internecontrolefuncties nog verder verbeteren, met name waar het gaat om de lage personele bezetting, de ontoereikende statuur van de functie en tekortkomingen in processen, zoals compliancemonitoringprogramma’s en de vaststelling van de risicobereidheid van de bank.Afgezien van de crisisgerelateerde aspecten bleef een aantal banken vooruitgang boeken na gerichte maatregelen van ECB-Bankentoezicht. Dit omvatte specifieke gebieden zoals de geschiktheid als collectief, het aantal onafhankelijke bestuurders, comitéstructuren, diversiteitsbeleid en de mate van betrokkenheid van niet-uitvoerende bestuurders. Niettemin zijn er bij de meeste banken nog enkele zwakke punten, namelijk: (i) het bestuursorgaan in zijn toezichthoudende functie is over het algemeen te weinig betrokken en is beperkt in staat om strategische beslissingen op die gebieden die het zwaarst getroffen zijn door de COVID-19 crisis kritisch te bevragen; (ii) bij sommige banken is de deskundigheid van niet-uitvoerende bestuurders op het gebied van bankieren en risicobeheersing onvoldoende; (iii) bij sommige banken wordt diversiteit onvoldoende gestimuleerd; en (iv) bij sommige banken is het aandeel onafhankelijke bestuurders laag, waardoor het voor het bestuursorgaan in zijn toezichthoudende functie nog moeilijker wordt om uitvoerende bestuurders constructief te bevragen. In het kader van de werkzaamheden in verband met de doeltreffendheid van het bestuursorgaan en diversiteit (zie Paragraaf 1.2.2.2) worden de toezichtsintensiteit ten aanzien van deze tekortkomingen opgevoerd.
1.1.2 Algehele prestaties van banken onder Europees bankentoezicht
Het herstel van de winstgevendheid van de banken in 2022 was te danken aan hogere inkomsten en lagere risicokosten, maar de vooruitzichten kunnen minder positief worden naarmate het macro-economische klimaat verslechtert
De winstgevendheid van SI’s onder Europees bankentoezicht bleek goed bestand tegen de verslechtering van het ondernemingsklimaat als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne, de verstoring van de toeleveringsketen en de stijgende energieprijzen. Op geaggregeerd niveau steeg het rendement op het eigen vermogen van banken op jaarbasis tot 7,2% (Grafiek 8), het hoogste niveau in jaren, maar het ligt nog altijd onder de gemiddelde kosten van het eigen vermogen. Deze stijging was vooral te danken aan sterke winsten die grotendeels verband hielden met de stijgende rente, maar werd ook ondersteund door lage risicokosten, aangezien de ongunstige macro-economische ontwikkelingen de kwaliteit vooralsnog niet wezenlijk hebben aangetast en de banken. Ook konden de banken nog profiteren van tijdens de pandemie gevormde voorzieningen die zij voor de huidige crisis konden aanwenden.
Grafiek 8
Totaal rendement op het eigen vermogen van SI’s, uitgesplitst naar inkomsten- en uitgavenbron
De stijging van de bedrijfsopbrengsten was vooral te danken aan de toename van de nettorentebaten (+9,3% op jaarbasis), die profiteerden van een verruiming van de marges als gevolg van de stijgende rente en een steiler wordende rentecurve, evenals van de groei van het kredietvolume. Daarentegen zijn de totale financieringskosten en met name de kosten van deposito’s van niet-financiële ondernemingen in de loop van 2022 aanzienlijk gestegen, zij het dat deze tendens heterogeen was voor alle banken. In de eerste drie kwartalen van 2022 waren de netto-inkomsten uit provisies en vergoedingen nog steeds hoger dan in de voorgaande jaren, zij het dat er bescheiden dalingen werden opgetekend als gevolg van het negatieve effect van het verslechterende ondernemingsklimaat op de provisies voor vermogensbeheer en investment banking. De sterke inkomstengroei resulteerde in een grotere kostenefficiëntie ondanks stijgende uitgaven: voor elke euro aan inkomsten moesten de banken vanaf het derde kwartaal van 2022 61 cent uitgeven, tegen 64 cent in het voorgaande jaar (Grafiek 9).
Grafiek 9
De kosten-inkomstenverhouding en de geïndexeerde componenten ervan
Aan de kostenzijde stegen de beheerkosten en afschrijvingen met 3,3%, voornamelijk als gevolg van hogere personeels- en IT-gerelateerde kosten doordat de stijgende inflatie doorwerkte in de kostenstructuur van de SI’s. De stijging van de personeelskosten was relatief bescheiden, maar aangezien de contractlonen vooraf worden vastgesteld, kan de inflatie deze post later nog met enige vertraging beïnvloeden. Niettemin handhaafden de SI’s hun bredere strategische doelstellingen van kostenvermindering en investeringen in IT, zelfs in het huidige klimaat, nu de pandemiegerelateerde beperkingen geleidelijk werden opgeheven.
Over het algemeen waren de winsten van de banken bestand tegen de vertragende groei en profiteerden ze van de stijgende rente. De druk op de winstgevendheid is onder andere afkomstig van een mogelijke toename van de bijzondere waardeverminderingen en de noodzaak van waarderingsaanpassingen, hogere exploitatiekosten, een stijging van de financieringskosten, neerwaartse druk op de inkomsten uit provisies en commissies en onvoldoende duurzame handelsopbrengsten. De eerste tekenen van toegenomen druk op de winstgevendheid waren te zien bij SI’s die gespecialiseerd zijn in consumptief krediet.
Om de in 2022 behaalde positieve resultaten te consolideren en verder te verbeteren, moeten banken hun bedrijfsmodellen actief blijven sturen en hun strategieën richten op het behalen van gezonde, voor risico gecorrigeerde winstgevendheidsdoelstellingen. De toezichthouders bleven de duurzaamheid van de bedrijfsmodellen van de banken monitoren in het licht van de onzekerheden op korte termijn en de structurele uitdagingen op lange termijn.
Terwijl de winstgevendheid van LSI’s ook verbeterde door lagere bijzondere waardeverminderingen in 2021, was er in de eerste helft van 2022 in sommige landen sprake van een omslag, met negatieve overige bedrijfsopbrengsten
Op het eerste gezicht vertoonde de winstgevendheid van LSI’s een andere trend, met een rendement op eigen vermogen op jaarbasis dat na drie kwartalen in 2022 daalde tot 1,3% (-4,3% op jaarbasis). De belangrijkste oorzaak van dit algehele resultaat was een aanzienlijke daling van de netto overige bedrijfsopbrengsten, die echter grotendeels toe te schrijven was aan ontwikkelingen in Duitsland. Hier hebben de banken aanzienlijke waarderingsverliezen geleden als gevolg van de stijgende rente en het effect daarvan op de effectenportefeuilles volgens hun boekhoudstelsel, hetgeen leidde tot boekhoudkundige verliezen als gevolg van het strikte beginsel van waardering op kostprijs of lagere marktwaarde. In de meeste landen konden de LSI’s hun rendement daadwerkelijk verbeteren ten opzichte van het voorgaande jaar. De stijging van de rente had een positief effect op de winstgevendheid, overeenkomstig de algemene trend voor SI’s – zowel de nettorentebaten als de nettoprovisie-inkomsten stegen, met respectievelijk 7,2% en 1,5% op jaarbasis. Ook de handelsactiviteiten lieten een aanzienlijke stijging van het nettoresultaat optekenen (+89% op jaarbasis). De kosten-batenverhouding bleef echter stijgen en bereikte 85,6%, hetgeen aanzienlijk hoger is in vergelijking met SI’s, wat wijst op een aanzienlijke verslechtering van het netto bedrijfsresultaat. De beheerskosten en afschrijvingen stegen in totaal met 3,6%. Tegelijkertijd stegen de totale activa licht (3,2% op jaarbasis), dankzij de groei van de zakelijke en particuliere kredietverlening, waardoor het rendement op de activa verder daalde tot 0,12%, tegen 0,54% een jaar geleden. Daarmee verbeterden de vooruitzichten voor de voornaamste winstgenererende onderdelen tijdelijk, terwijl de hogere uitgaven een risico vormden voor de sector LSI, vooral in het licht van de aanhoudende regionale verschillen.
De verslechtering van het macro-economische klimaat, veroorzaakt door geopolitieke onzekerheden en vertragende groeivooruitzichten, heeft tot dusverre de inspanningen van banken om de fusies en overnames verder op te voeren getemperd
Sinds de wereldwijde financiële crisis is het aantal banken dat zich in fusies en overnames (M&A) begeeft, afgenomen. In overeenstemming met de wereldwijde ontwikkelingen is de waarde van de fusies en overnames, uitgedrukt in de totale activa van de doelondernemingen, tussen het decennium vóór de crisis en de periode sinds 2008 met ongeveer twee derde gedaald, terwijl de daling van het totale aantal transacties minder sterk was.
Meer recent, in de loop van 2020 en 2021, leek de fusie- en overnameactiviteit wat aan kracht te winnen, waarbij banken actiever betrokken waren bij gerichte consolidaties op het niveau van bedrijfsonderdelen, zoals leasing, factoring, vermogensbeheer, bewaarneming of effectendiensten. Verscheidene van deze overnames van bedrijfsonderdelen bevatten ook grensoverschrijdende elementen. Voor 2022 heeft de verslechtering van het macro-economische klimaat, onder invloed van geopolitieke onzekerheden en vertragende groeivooruitzichten, tot dusverre de inspanningen van banken om de fusies en overnames verder op te voeren getemperd.
Evenals in het verleden zijn volwaardige fusies en overnames van banken nog steeds overwegend nationaal en betreffen zij kleinere doelondernemingen. Sommige van de meer gerichte transacties hebben een grensoverschrijdende dimensie en droegen daarmee ook bij aan de financiële integratie binnen de EU. Een andere manier om grensoverschrijdende integratie na te streven zou kunnen zijn dat banken hun grensoverschrijdende organisatiestructuur herzien.
Grafiek 10
Totale activa van doelbanken en aantal fusies en overnames in het eurogebied
1.2 Toezichtsprioriteiten voor 2022
1.2.1 Toezichtsprioriteiten voor 2022
In 2022 richtte ECB-Bankentoezicht zich aanvankelijk weliswaar op kwetsbaarheden als gevolg van de pandemie en andere opkomende risico’s, maar breidde zij haar prioriteitenpakket ook uit tot risico’s als gevolg van de snel veranderende macro-economische omgeving
In 2022 heeft ECB-Bankentoezicht verschillende toezichtactiviteiten op het gebied van governance uitgevoerd, om ervoor te zorgen dat de banken gezond uit de pandemie komen (prioriteit 1), om de kans te grijpen om structurele zwakheden aan te pakken middels doeltreffende digitaliseringsstrategieën en een betere governance (prioriteit 2) en om opkomende risico’s aan te pakken, waaronder klimaat- en milieurisico’s, blootstelling aan tegenpartijkredietrisico, en IT-uitbesteding en cyberrisico’s (prioriteit 3). In 2022 zijn diverse toezichtactiviteiten uitgevoerd om deze uitdagingen aan te pakken, waarbij een breed scala aan banken werd bestreken en een risicogebaseerde aanpak werd gevolgd. ECB-Bankentoezicht heeft ook blijk gegeven van flexibiliteit door de reikwijdte, timing en intensiteit van haar geplande activiteiten aan te passen om de opkomende risico’s als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne aan te pakken, waaronder de hoge inflatie en de daaropvolgende monetairbeleidsreactie.
1.2.1.1 Kader voor kredietrisicobeheer en blootstelling aan kwetsbare sectoren, waaronder vastgoed
Doeltreffende kaders voor kredietrisicobeheer kunnen banken helpen om kredietnemers en sectoren met betalingsproblemen in een vroeg stadium te identificeren
Positief is dat de kwaliteit van de activa van de banken verder is verbeterd door een aanhoudende vermindering van het volume van NPL’s in de eerste helft van 2022, met slechts kleine stijgingen in de mkb- en consumentenportefeuilles tot het einde van het derde kwartaal. Deze positieve trends in de kwaliteit van de activa zijn zeer welkom, nu momenteel de vruchten van concrete maatregelen van de banken worden geplukt, nadat in de afgelopen jaren diverse gerichte toezichtmaatregelen ter bestrijding van het kredietrisico zijn genomen. Positieve ontwikkelingen in de kredietkwaliteit, zoals de aanhoudende vermindering van het aantal NPL’s, hebben bijgedragen tot marginale verbeteringen in de gemiddelde kredietrisicoscores van de banken voor de Supervisory Review and Evaluation Process (SREP)-cyclus van 2022. Hoewel er duidelijke tekenen zijn van inspanningen van banken om geconstateerde tekortkomingen op het gebied van kredietrisicokaders en -beheersingsmaatregelen te verhelpen, zoals blijkt uit een afname van het volume van de desbetreffende kredietrisicomaatregelen in de SREP 2022, is het tempo van de vooruitgang nog steeds laag. Bijgevolg bleven de scores voor kredietrisicobeheersing laag voor de SREP 2022.
Ondanks deze positieve trends houdt het veranderende kredietrisicoklimaat, met zijn striktere financieringsvoorwaarden en een toenemend recessierisico in heel Europa, de vooruitgang natuurlijk tegen. Dit heeft in verschillende mate gevolgen gehad voor huishoudens, ondernemingen en overheden, afhankelijk van factoren zoals hun schuldenlast of hun gevoeligheid voor het macrofinanciële klimaat. De toezichtactiviteiten die tot dusver zijn verricht en de toezichtverwachtingen die sinds het uitbreken van de pandemie zijn medegedeeld met het oog op het aanpakken van structurele tekortkomingen in de kaders voor het kredietrisicobeheer van banken blijven derhalve relevant voor het aanpakken van verdere uitdagingen die zich kunnen voordoen.
Dit is met name relevant op het gebied van respectievelijk de verstrekking van en het monitoren van leningen, het signaleren van betalingsachterstanden, de rubricering van kredietnemers met betalingsproblemen als NPL’s en het voorzieningenkader daarvoor, en op het gebied van kwetsbare sectoren. Hoewel de meeste SI’s concrete actieplannen voor herstel hebben ontwikkeld om de lacunes aan te pakken die zijn vastgesteld in het kader van het "Dear CEO"-initiatief[2] dat in december 2020 is gelanceerd, blijven veel van deze lacunes onopgelost. De verwachting was dat deze tekortkomingen zouden worden aangepakt via het werkprogramma kredietrisico in 2023 en daarna. Voorts bleek uit een in 2022 uitgevoerde horizontale analyse van kredietrisicopatronen en -trends dat dit voor de LSI-sector consequent het geval is.
Na een scherpe prijscorrectie aan het begin van de pandemie zijn de omstandigheden op de commerciële vastgoedmarkten zorgwekkend gebleven. Dit was vooral duidelijk in de subsectoren kantoren en winkels van het commercieel vastgoed in heel Europa, die te lijden hadden onder de stijgende rente en de sterke stijging van de bouwkosten. Ondanks aanhoudende tekenen van overwaardering in het eurogebied zijn de huizenprijzen in de eerste helft van 2022 gestegen, waardoor het verschil met de huurprijzen verder is toegenomen. In combinatie met de stijging van de kosten van het levensonderhoud en de daarmee gepaard gaande daling van de reële lonen, ontstond daardoor bezorgdheid over een plotselinge forse toename van de NPL’s, met name bij die banken die in belangrijke mate zijn blootgesteld aan woninghypotheken met een variabele rente.
Om licht te werpen op de mate waarin banken zijn ingesteld op een verslechterende commerciële vastgoedmarkt, en in overeenstemming met de aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) inzake kwetsbaarheden in de commercieel vastgoedsector in de Europese Economische Ruimte, heeft ECB-Bankentoezicht een gerichte beoordeling uitgevoerd van de commerciële vastgoedsector, met de nadruk op de subsectoren kantoren en winkels. Om het risicoprofiel en de materialiteit van deze subsectoren te analyseren zijn ad-hocgegevens verzameld tijdens een eerste fase van gegevensverzameling die 32 banken omvatte; in de daaropvolgende diepgaandere kwalitatieve fase is de steekproef teruggebracht tot 15 banken. De belangrijkste problemen die daarbij aan het licht kwamen, hadden betrekking op de doeltreffendheid van de kaders voor kredietrisicobeheer van banken. In dit verband werden bij de meeste banken tekortkomingen vastgesteld wat betreft hun beoordeling van de terugbetalingscapaciteit van kredietnemers bij het verstrekken van leningen, met name tegen de achtergrond van een lastiger klimaat, dat wordt gekenmerkt door stijgende financieringskosten en stagnerende huurinkomsten. Voorts werd ook het vermogen om opkomende risico’s te onderkennen als een verbeterpunt aangemerkt, vooral omdat de kaders van sommige banken het vooruitblikkende risico onvoldoende vastlegden en in sommige gevallen ook te veel op handmatige processen steunden. Wat de verankering van het klimaatrisico in het kredietrisicobeheer betreft, beschikten de banken nog steeds niet over de nodige gegevens om het risico voldoende te beoordelen en werd er sterk gesteund op proxy’s om ontbrekende "echte" gegevens in te schatten. Aan alle banken die bij deze exercitie betrokken waren, zijn vervolgens gedetailleerde bevindingen en verzoeken om actieplannen voor herstel toegezonden, en de Joint Supervisory Teams (JST’s) zijn hier steeds bij betrokken[3].
In het tweede kwartaal van 2022 is een soortgelijke exercitie gestart voor de sector niet-commercieel vastgoed (residential real estate – RRE). Hierin lag de nadruk op de beoordeling van potentiële risico’s in bestaande posities, het aanpakken van bankspecifieke lacunes in de risicobeheersing voor binnenlandse nieuwe RRE-kredietverstrekkingen, en uiteindelijk op het vaststellen van tekortkomingen in de kredietrisicobeheersing en het ontwikkelen van actieplannen voor herstel. De RRE-sector wordt beschouwd als een materiële activaklasse op de balans van belangrijke banken. De steekproef voor deze exercitie omvat 29 banken, die ongeveer 40% van de RRE-posities van SI’s vertegenwoordigen. De uitkomsten worden in het tweede kwartaal van 2023 verwacht en zullen in de SREP-exercitie van 2023 worden verwerkt.
1.2.1.2 Blootstelling aan hefboomfinanciering
In de afgelopen vier jaar zijn de uitstaande hefboomleningen bij SI’s[4] onder Europees bankentoezicht op geaggregeerde basis met 80% toegenomen, naast een stijging van het aandeel van door SI’s geïnitieerde transacties met een hoge hefboomwerking[5]. Deze trend hield aan tot medio 2022, waarna SI’s nieuwe gesyndiceerde leningen bleven aangaan. De blootstellingsbedragen van de SI’s in het tweede kwartaal van 2022 lagen dicht bij de recordwaarden van het vierde kwartaal van 2021. Sindsdien is de primaire markt grotendeels gesloten. De grootste spelers in Europa en wereldwijd hebben aanzienlijke afschrijvingen op voor verkoop aangehouden bedrijfsleningen geboekt.
Grafiek 11
Ontwikkelingen in hefboomtransacties
Aangezien er tijdens de pandemie ook bezorgdheid bestond over het nemen van steeds meer risico’s in het segment van de hefboomfinanciering, besloot de ECB in maart 2022 een brief over hefboomtransacties aan de CEO’s van SI’s te sturen. Het doel van de brief was de verwachtingen van de ECB betreffende het risicobereidheidskader voor hefboomtransacties verder te verduidelijken en daarmee de in 2017 gepubliceerde leidraad van de ECB inzake hefboomtransacties te operationaliseren.
De reacties op de brief bevestigden dat er aanzienlijke tekortkomingen waren in zowel de robuustheid van de algemene risicobereidheidskaders van de banken als hun beheersing van het marktrisico. De JST’s zijn momenteel in nauw overleg met individuele banken om te bezien hoe zij de geconstateerde lacunes daadwerkelijk kunnen verhelpen en daarmee aan de verwachtingen kunnen voldoen.
De ECB is al begonnen kapitaalopslagen op te leggen aan enkele banken waarvan de risico’s inzake de verstrekking van hefboomleningen als buitensporig hoog werden beschouwd – hetzij vanwege het niveau van zeer risicovolle uitzettingen, zwakke punten in de risicobeheersing, of beide. De ECB zal in de loop van 2023 via de SREP-exercitie de nodige kapitaalopslagen blijven toepassen. In deze opslagen komt de onvoldoende vooruitgang tot uitdrukking die de banken hebben geboekt om aan de verwachtingen in de bovengenoemde leidraad te voldoen. Ze zijn slechts van kracht zolang de vastgestelde tekortkomingen blijven bestaan.
1.2.1.3 Tegenpartijkredietrisico
Met de toenemende onzekerheid over de markt, de economie en de geopolitieke situatie let ECB-Bankentoezicht scherper op de mate waarin banken in staat zijn om hun tegenpartijrisico’s te beheersen
Het klimaat van de langdurig lage rente dat tot 2022 heerste, stimuleerde een zoektocht naar rendement door vele soorten beleggers. Als gevolg daarvan verhoogden sommige banken het volume van hun kapitaalmarktdiensten aan meer risicovolle en minder transparante tegenpartijen, vaak niet-bancaire financiële instellingen, onder meer door een aanzienlijke hefboomwerking.
In combinatie toenemende volatiliteit op verschillende markten (zoals energie en rentetarieven) en een normalisering van de monetaire en financiële voorwaarden in de loop van 2022, vestigde de materiële impact die faillissementen van tegenpartijen (zoals hedgefondsen en family offices) al eerder op sommige banken hadden in 2021 de aandacht op risico’s die voortvloeien uit zwakke governance of ontoereikende risicobeheersing door derden.
Met dit in gedachten, en in overeenstemming met haar toezichtprioriteiten, heeft ECB-Bankentoezicht een reeks maatregelen genomen, gericht op potentiële risico’s op dit gebied. Ten eerste heeft de ECB in augustus 2022 in haar "Supervision Newsletter" een artikel gepubliceerd waarin zij haar verwachtingen op het gebied van toezicht op prime brokerage-diensten uiteenzet. Ten tweede heeft de ECB van april tot oktober 2022 een gerichte horizontale beoordeling uitgevoerd, gericht op governance en risicobeheersing van tegenpartijkredietrisico bij een bredere steekproef van banken die actief zijn in derivaten- en effectenfinancieringstransacties, met inbegrip van zowel niet-bancaire financiële instellingen als niet-financiële tegenpartijen. Ten derde zijn bij geselecteerde instellingen inspecties ter plaatse verricht.
In het algemeen hebben de banken weliswaar vooruitgang geboekt bij het identificeren, meten en beheersen van het tegenpartijkredietrisico, maar er zijn nog verscheidene belangrijke tekortkomingen op belangrijke gebieden zoals due diligence, het bepalen van de risicobereidheid, stresstests, risicobeperking en wanbetalingsbeheer, zowel in het licht van de toezichtsverwachtingen als van de in de sector waargenomen goede praktijken. De JST’s zullen in de loop van 2023 met de banken in gesprek blijven om de tekortkomingen te verhelpen op de gebieden die als meer materieel zijn aangemerkt.
1.2.1.4 Gevoeligheden voor schokken in rentevoeten en creditspreads
De meeste banken profiteerden van de stijgende rente, maar er zijn verbeteringen in het risicomanagement noodzakelijk
In 2022 voerde de ECB een beoordeling uit van de praktijken inzake het management van rente- en creditspreadrisico’s bij een steekproef van SI’s die in het bijzonder aan deze risico’s zijn blootgesteld. Voor de meeste banken zou een opwaartse renteschok van 200 basispunten (Grafiek 12) een positief effect hebben op de winstgevendheid, zelfs in een basisscenario van een economische vertraging zoals in de door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties. Wat betreft mogelijke verhogingen van de voorzieningen die de moeilijkheden van kredietnemers weerspiegelen, blijkt uit de meest recente analyses van de ECB dat de negatieve gevolgen voor de kapitaaltoereikendheid gemiddeld vrij beperkt zouden blijven, zelfs bij schokken tot 300 basispunten.
Ongeacht de toepasselijke prudentiële en boekhoudkundige stelsels moeten banken rekening houden met de doorgaans negatieve gevolgen van stijgende rentetarieven voor de economische waarde van het eigen vermogen. Zij moeten deugdelijke en prudente modelleringspraktijken voor het beheer van activa en passiva toepassen om zo rekening te houden met verschuivingen in consumentenvoorkeuren en -gedrag wanneer de renteomgeving verandert. Zij moeten ook zorgvuldig toezien op de risico’s die voortvloeien uit afdekkingsderivaten.
Het creditspreadrisico moet op passende wijze worden gemeten en beheerst, ook voor staatsobligaties en andere instrumenten die tegen geamortiseerde kostprijs worden opgenomen. Met name moet de kalibratie van de interne stresstests de ernst van historische stressperiodes weerspiegelen.
Rente- en creditspreadrisico’s kunnen ook een materieel effect hebben op LSI’s
De bovenstaande overwegingen gelden ook voor LSI’s, waarvoor blootstelling aan het rente- en creditspreadrisico uiterst relevant kan zijn. Het concrete effect van de plotselinge renteverschuiving hing niet alleen af van de open risicopositie, maar ook van het toepasselijke nationale boekhoudstelsel. Sommige banken werden getroffen door aanzienlijke waarderingsaanpassingen van hun effectenportefeuilles die in de winst- en verliesrekening tot uiting moesten komen, waardoor het toetsingsvermogen daalde. Op middellange termijn zal het effect op de winstgevendheid en het kapitaal afhangen van de beslissing om de effecten te verkopen of tot het einde van de looptijd aan te houden, en uiteraard van de toekomstige ontwikkeling van de rentetarieven.
Grafiek 12
Effect van een renteverhoging van 200 basispunten op belangrijke instellingen
Kader 2
Follow-up van Brexit: resultaat van de desk-mapping review
De integratie van Brexit-banken in het Europees bankentoezicht
De belangrijkste overkoepelende doelstelling van dit project was ervoor te zorgen dat alle belangrijke instellingen beschikken over prudente en solide kaders voor risicobeheer, en over een lokale vestiging die een doeltreffend toezicht mogelijk maakt dat in verhouding staat tot de risico’s die zij nemen.
Op1 januari 2021 heeft het Verenigd Koninkrijk de gemeenschappelijke Europese markt verlaten. Vanuit het oogpunt van de EU is het Verenigd Koninkrijk nu een derde land. In het Verenigd Koninkrijk gevestigde banken die diensten binnen de EU willen verlenen, kunnen dat niet langer doen via een paspoort, d.w.z. het recht van een bank om vanuit een van de lidstaten van de EU klanten in de hele EU te bedienen, hetzij door middel van vrije dienstverrichting, hetzij door de oprichting van plaatselijke bijkantoren onder preferentiële voorwaarden.
De desk-mapping review, met andere woorden de beoordeling van de boekings- en risicobeheersingspraktijken bij de handelsdesks die actief zijn op het gebied van marketmaking, treasury en waarderingsaanpassingen bij derivaten, moet ervoor zorgen dat de dochterondernemingen in derde landen over adequate regelingen voor governance en risicobeheersing beschikken en niet als een lege huls opereren. Het desk-mapping review werd gestart omdat ECB-Bankentoezicht had vastgesteld dat: (i) de banken onvoldoende vooruitgang geboekt hadden bij het waarborgen van een adequate lokale handelsvestiging en een adequaat risicobeheer in hun nieuw opgerichte entiteiten in het eurogebied; en (ii) de banken duidelijkere instructies nodig hadden om de eerder met hun Joint Supervisory Teams overeengekomen operationele modellen naar behoren te implementeren. In dit verband heeft ECB-Bankentoezicht nauw samengewerkt met andere toezichthoudende autoriteiten, met name die in het Verenigd Koninkrijk, om ervoor te zorgen dat de redenering achter haar toezichtbeleid door alle betrokken partijen goed werd begrepen.
Als toezichthouder voor het eurogebied is het de taak van de ECB om de depositohouders en andere crediteuren van lokale rechtspersonen te beschermen, de verstoring van bankdiensten te voorkomen en de bredere financiële stabiliteit in haar rechtsgebied te waarborgen. In dit verband vormen lege hulsstructuren een zeer reëel probleem. Dit zijn in het eurogebied gevestigde juridische entiteiten die blootstellingen op afstand bij hun moederentiteit boeken of deze lokaal boeken maar volledig steunen op in derde landen gevestigde hubs voor risicobeheersing en financiële infrastructuren, vaak door middel van back-to-back spiegeltransacties en afdekkingen die het risico aan hun moederentiteit overdragen.
Ten eerste staan deze structuren bloot aan een verhoogd operationeel en tegenpartijrisico ten opzichte van hun moedermaatschappij. In geval van financiële moeilijkheden of wanbetaling op het niveau van de moederentiteit kan de lokale entiteit achterblijven met grote ongedekte posities en weinig tot niet beschikken over het personeel en de infrastructuur die nodig zijn voor een vlotte liquidatie. Dit ondermijnt dan weer het herstelvermogen van de lokale entiteit bij zware stress en, in voorkomend geval, haar afwikkelbaarheid. Dit is met name van belang in een kader van een derde land, waar de uiteenlopende belangen van de talrijke betrokken entiteiten en belanghebbenden in tijden van financiële stress kunnen leiden tot bezuinigingen en afscherming. Ten tweede kan, zelfs in normale tijden, het feit dat middelen en infrastructuur voor risicobeheer zich buiten de EU bevinden, het vermogen van een bank om risico’s te identificeren, te meten en te controleren belemmeren en het bestuur en de besluitvorming minder transparant maken. Ten derde kan het beleggen van risico’s en inkomsten bij gelieerde ondernemingen in derde landen de stimulans voor het management van lokale banken verslechteren.
Uit de eerste fase van de desk-mapping review, die werd gestart bij zeven instellingen en gelieerde beleggingsondernemingen, bleek dat banken die zich in het eurogebied vestigen nog geen volledige controle over hun balansen behielden, zoals vereist volgens de toezichtsverwachtingen van de ECB voor 2018. Ongeveer 70% van de beoordeelde trading desks hanteerde nog steeds een back-to-back boekingsmodel en ongeveer 20% was georganiseerd als split desks, waarbij binnen de juridische entiteit van het eurogebied een kopie van de primaire trading desk in het buitenland werd opgericht om het deel van het risico dat daar ontstond te beheersen.
Het toezicht dat de ECB naar aanleiding van deze bevindingen uitoefende, was louter risicogebaseerd, volgens een proportionele aanpak op basis van materialiteit. 56 handelsdesks die toezichtmaatregelen rechtvaardigen, werden geïdentificeerd op basis van een gemeenschappelijke reeks risico-indicatoren. Na deze materialiteitsbeoordeling en haar contacten met onder toezicht staande entiteiten in de loop van 2022 zal de ECB individuele bindende besluiten uitvaardigen die binnenkomende banken kunnen verplichten: (i) een hoofd van de desk aan te stellen binnen de juridische entiteit in het eurogebied met duidelijk omschreven rapportagelijnen en een beloningsstructuur die gekoppeld is aan de prestaties van die entiteit; (ii) ervoor te zorgen dat de desk over de juiste infrastructuur en het juiste aantal en de juiste anciënniteit van de handelaren beschikt om de risico’s lokaal te beheersen; (iii) een solide governance en intern controlekader op te zetten voor boekingspraktijken op afstand bij moederondernemingen; en (iv) ervoor te zorgen dat in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van afdekking binnen de groep.
De herziening van de handelsdesks en de daarmee samenhangende risico’s betekent niet het einde van het toezicht op de bedrijfsmodellen van zich in het eurogebied vestigende banken na de Brexit. Het onderzoek naar technieken voor het verleggen van het kredietrisico, het steunen op moederentiteiten voor liquiditeit en financiering en interne modelgoedkeuring is nog gaande.
1.2.2 Bedrijfsmodellen en governance
1.2.2.1 Digitale transformatiestrategieën van banken
Een van de toezichtprioriteiten voor 2022-2024 was het oppakken van de uitdagingen van de digitale transformatie voor banken.
De bestuursorganen van de banken zijn hoofdverantwoordelijk voor het vaststellen van strategische doelstellingen voor digitale transformatie en het gebruik van innovatieve technologieën. ECB-Bankentoezicht was gericht op het beoordelen van het vermogen van banken om digitale strategieën te ontwikkelen en uit te voeren die geschikt zijn om de duurzaamheid van hun bedrijfsmodel te versterken en de daarmee samenhangende risico’s prudent aan te pakken. Ook het verbeteren van het inzicht in de marktontwikkelingen en het bijhouden van de impact van het snel evoluerende technologische landschap bleven een prioriteit.
Met een enquête over digitalisering is informatie verzameld die voorheen niet op een consistente manier beschikbaar was voor alle SI’s. De beoordelingsresultaten zullen ten goede komen aan diverse toezichthoudende activiteiten
Daarom heeft ECB-Bankentoezicht in 2022 belangrijke stappen gezet om deze onderwerpen aan te pakken. Na een dialoog op hoog niveau met enkele van de belangrijkste marktpartijen (als onderdeel van een marktonderzoeksinitiatief) om inzicht te krijgen in markttrends, werden alle SI’s verzocht te reageren op een enquête over digitale transformatie en het gebruik van fintech. Met deze enquête werd informatie verzameld die voorheen niet op een consistente manier voor alle SI’s beschikbaar was. Een aantal nationaal bevoegde autoriteiten (NCA’s) heeft de enquête ook ingezet voor enkele LSI's.
In de nieuwsbrief over het toezicht 15 februari 2023 is een overzicht van de belangrijkste resultaten van de enquête gepubliceerd, inclusief een link naar de geaggregeerde bevindingen. In het algemeen bevestigen de bevindingen van het onderzoek dat banken steeds meer digitaliseren en innovatieve technologieën gebruiken, waardoor de manier waarop financiële diensten en producten worden geleverd, verandert. Banken beschouwen dit als essentiële elementen om hun marktaandeel te behouden en hun winstgevendheid te vergroten. Om de doelstellingen van hun digitale transformatiestrategie te bereiken, doen banken vaak een beroep op uitbesteding en externe partnerschappen in een omgeving die wordt gekenmerkt door concurrentie om IT- en digitale expertise aan te trekken, te behouden en te ontwikkelen. Naarmate banken hun IT-infrastructuur openstellen, worden zij echter geconfronteerd met verhoogde risico’s op het gebied van afhankelijkheid van derden en cyberbeveiliging. Deze risico’s moeten verder worden gemonitord en in aanmerking worden genomen in de governance- en risicobereidheidskaders van de banken.
Dit gezegd zijnde, zijn de antwoorden heterogeen, aangezien er geen gemeenschappelijke opvatting lijkt te bestaan over wat digitale transformatie werkelijk inhoudt – het blijft een zeer algemeen concept dat betrekking heeft op bedrijfsmodellen, processen en cultuurveranderingen en dat mogelijk wordt gemaakt door technologieën. Daarom moeten op dit gebied de komende jaren verdere onderzoeken en inspecties worden uitgevoerd.
Het algemene resultaat van de enquête zal van belang zijn voor: (i) het ontwikkelen van leidraden voor toezichthouders om de risico’s en beste praktijken van banken te beoordelen; (ii) het identificeren van risico’s bij specifieke onder toezicht staande entiteiten of voorbeelden van technologiegebruik die verdere gerichte controle vereisen; en (iii) het mogelijk vaststellen van verdere toezichtverwachtingen. Het zal ook relevant zijn voor het vormgeven van de SREP-methode voor de bedrijfsmodellen en de governance die ten grondslag liggen aan het gebruik van nieuwe technologieën.
ECB-Bankentoezicht is zich ook blijven inspannen om de digitalisering actief vorm te geven voor het toekomstige Europese en internationale regelgevingskader door verder samen te werken met Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s) en internationale normeringsorganen over de regulering van diverse aspecten die verband houden met digitalisering en innovatie in de financiële sector. Bovendien is ECB-Bankentoezicht blijven deelnemen aan besprekingen over de reikwijdte van de regelgeving en wetgevingsvoorstellen in het kader van de digitale financieringsstrategie voor de EU, zoals de Markets in Crypto-assets Regulation[6], de Digital Operational Resilience Act[7] en de Artificial Intelligence Act[8].
1.2.2.2 Tekortkomingen in aansturingsmogelijkheden van bestuursorganen
Gezonde bestuursregelingen, stevige interne beheersingsmaatregelen en betrouwbare gegevens zijn essentieel voor een adequate besluitvorming en om het nemen van buitensporige risico’s te beperken, zowel in normale tijden als in tijden van crisis. Ondanks de vooruitgang van de banken in de afgelopen jaren vertoont een groot aantal van hen nog steeds structurele tekortkomingen in de interne controlefuncties, de werking van bestuursorganen en de mogelijkheden voor de aggregatie en rapportage van risicogegevens.
Daarom is ECB-Bankentoezicht betrokken geweest bij verschillende activiteiten om op dit gebied vooruitgang te boeken, in het bijzonder met het oog op de versterking van de interne governance en de strategische aansturingsmogelijkheden. In de periode 2022-2024 zullen deze activiteiten bestaan uit gerichte onderzoeken van banken met tekortkomingen in de samenstelling en het functioneren van hun bestuursorganen, inspecties ter plaatse, gerichte risicogebaseerde geschiktheids- en betrouwbaarheids(her)beoordelingen, de ontwikkeling van een aanpak om diversiteit in de geschiktheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen tot uiting te laten komen, en de actualisering van de toezichtsverklaring van 2016[9], alsook gegevensverzamelingen.
In 2022 heeft de ECB Bankentoezicht een gegevensverzameling afgerond over de samenstelling en het functioneren van het leidinggevend orgaan van banken. Daaruit bleek dat de mate van formele onafhankelijkheid binnen het leidinggevend orgaan van banken toeneemt, maar in een aantal gevallen nog kan worden verbeterd. Voorts bleek uit deze exercitie dat de diversiteit, zowel wat betreft gender als deskundigheid (met name op gebieden als IT), die sinds lang als cruciaal voor een doeltreffend ondernemingsbestuur wordt beschouwd, nog voor verbetering vatbaar is. De behoefte aan een beter beleid inzake opvolgingsplanning voor het leidinggevend orgaan vormde een ander verbeterpunt. In het kader van het SREP van 2022 gaf ECB-Bankentoezicht gevolg aan deze bevindingen door banken die nog steeds geen diversiteitsbeleid of diversiteitsdoelstellingen hadden, te verzoeken dergelijke kaders in te voeren. In dit verband werd in de aan de banken meegedeelde toezichtsverwachtingen duidelijk gesteld dat in het gerichte beleid ratio’s voor het ondervertegenwoordigde geslacht op het niveau van de bestuursorganen van de banken moeten worden opgenomen, en dat daarin verschillende dimensies, zoals leeftijd, gender, geografische herkomst, alsook onderwijs- en beroepsachtergrond, moeten worden opgenomen. De JST’s volgen de uitvoering van deze kaders door de banken op in het kader van hun lopende toezichtsactiviteiten.
Governanceregelingen zijn belangrijk voor alle banken, ongeacht hun omvang. Daarom heeft ECB-Bankentoezicht ook een themaonderzoek uitgevoerd van de bestaande governanceregelingen voor LSI’s[10] in 2021-2022, met behulp van gegevens van een steekproef van meer dan 200 LSI’s in 21 deelnemende landen. De resultaten brachten verschillende zwakke punten in de LSI’s aan het licht en onderstreepten het belang van voortdurende verbetering, vergemakkelijkt door een permanente dialoog tussen de toezichthouders op alle niveaus. ECB-Bankentoezicht en de nationale toezichthouders blijven ijveren voor een grotere onderlinge afstemming van de Europese toezichtverwachtingen en -normen voor interne governance, waarbij eventuele zwakke punten gaandeweg worden aangepakt.
1.2.3 Opkomende risico’s
1.2.3.1 IT- en cyberrisico’s
IT en cyberrisico’s zijn in 2022 een belangrijke risicofactor voor de bankensector gebleven
Ondanks de Russische oorlog in Oekraïne is het aantal aan de ECB gemelde cyberincidenten in de eerste drie kwartalen van 2022 relatief stabiel gebleven in vergelijking met dezelfde periode van 2021.
ECB-Bankentoezicht heeft in 2022 een aantal off-site en on-site toezichtactiviteiten rond IT- en cyberrisico’s uitgevoerd, met de volgende conclusies: ten eerste vertoonden banken nog steeds ruimte voor verbetering wat betreft de implementatie van elementaire cyberbeveiligingsmaatregelen; ongeveer de helft van de ernstige bevindingen werd vastgesteld tijdens on-site inspecties van IT-risico’s in 2022 en concentreerde zich op het gebied van IT-beveiliging en cyberbeveiligingsrisico’s. Ten tweede heeft het gebruik van systemen die het einde van hun levenscyclus hadden bereikt zich na enkele jaren van gestage toename gestabiliseerd, zij het op een zeer hoog niveau. Ten derde bleef het beheer van de gegevenskwaliteit het minst verfijnde gebied voor risicocontrole en waren sommige van de essentiële beheersingsmaatregelen bij verscheidene banken nog niet volledig uitgevoerd. Ten vierde is het aantal kritieke projecten met impact op het IT-landschap zeer sterk toegenomen, hetgeen wijst op het duidelijke belang van passende beheersingsprocedures voor IT-ontwikkelingen en IT-projecten.
Bovendien was ECB-Bankentoezicht voor het eerst in staat om alle uitbestedingsregisters van SI’s in 2022 te verzamelen. Een eerste analyse van deze informatie bevestigde de grote relevantie van dit onderwerp: banken meldden ongeveer 60.000 actieve uitbestedingscontracten, waarvan de helft betrekking had op hun kritieke functies. Hoewel ongeveer 40% van al deze contracten betrekking heeft op ICT-diensten, maken banken gebruik van uitbestedingsregelingen voor allerlei kritieke functies, zoals interne beheersingsmaatregelen, klant- en administratieve diensten, betalingsdiensten of kasbeheer.
De verzamelde informatie over de afhankelijkheid van derden hielp ook om bepaalde opkomende risico’s en uitdagingen te identificeren die goed moeten worden beheerd, waaronder de aanwezigheid van verschillende kritieke dienstverleners die moeilijk te vervangen zijn, de aanzienlijke operationele afhankelijkheid van banken van ondernemingen uit en diensten verleend door niet-EU-landen, alsmede een aanzienlijk aantal contracten die nog steeds niet volledig in overeenstemming waren met de richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit (EBA) of de toezichtsverwachtingen van de ECB ter zake.
ECB-Bankentoezicht droeg in 2022 ook bij aan de activiteiten van internationale werkgroepen over deze onderwerpen, die onder meer geleid worden door de EBA, het Bazels Comité voor Bankentoezicht en de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board – FSB), evenals aan de werkzaamheden inzake de Wet digitale operationele weerbaarheid[11]).
Tezamen genomen onderstrepen deze ontwikkelingen dat banken hun operationele veerkracht moeten blijven verbeteren om in een steeds complexere omgeving een passende bedrijfscontinuïteit, ook van hun kritieke diensten, te waarborgen en zich aan te passen aan de nieuwe en komende regelgevingseisen.
1.2.3.2 Blootstelling aan klimaat- en milieurisico’s
Na de publicatie van de ECB-gids inzake klimaat- en milieurisico’s in november 2020 heeft de ECB een reeks toezichtexercities opgezet om het vermogen van banken te beoordelen om klimaat- en milieurisico’s te beheersen en hun praktijken af te stemmen op de toezichtsverwachtingen. Na de beoordeling van de zelfbeoordelingen en uitvoeringsplannen van de banken in 2021, volgde de ECB deze op met een themaonderzoek in 2022. Bij het themaonderzoek van 2022 heeft de ECB de deugdelijkheid en volledigheid van het belangrijkste beleid en de belangrijkste procedures van de instellingen beoordeeld, alsmede hun vermogen om hun strategieën en risicoprofielen op het gebied van klimaat en milieu.
De toetsing werd uitgevoerd in combinatie met de eerste stresstest van de toezichthouders inzake klimaatrisico’s (zie Kader 3) en werd aangevuld met een gerichte beoordeling van commercieel vastgoed en specifieke inspecties ter plaatse. Het themaonderzoek is uitgevoerd door de ECB en 21 NCA’s en had betrekking op 107 SI’s en 79 LSI’s.
Bij meer dan de helft van de banken bestond grote bezorgdheid over het vermogen van de instellingen om hun strategieën en processen effectief uit te voeren
Het onderzoek heeft allereerst aangetoond[12] dat de meeste instellingen nu een institutionele architectuur hebben opgezet om de risico’s op het gebied van klimaat en milieu aan te pakken, omdat zij het afgelopen jaar duidelijk capaciteit hebben opgebouwd (Grafiek 13). Bovendien werd de materialiteit van deze risico’s steeds meer onderkend en werd in diverse instellingen een breed scala van goede praktijken toegepast. De ECB heeft een verzameling goede praktijken gepubliceerd in een speciaal compendium[13] om zo tegemoet te komen aan een wens van de bankensector om meer inzicht in goede praktijken, en om aan te tonen dat snelle vooruitgang mogelijk is. Desondanks moesten vrijwel alle instellingen verregaande en blijvende inspanningen leveren om hun praktijken af te stemmen op de toezichtsverwachtingen. Over het algemeen ontbrak het bij de gevolgde aanpak nog aan methodologische verfijning, het gebruik van gedetailleerde informatie over klimaat- en milieurisico’s en/of actief beheer van de portefeuille en het risicoprofiel. Met name werden bij 96% van de instellingen blinde vlekken bij de identificatie van klimaat- en milieurisico’s vastgesteld en werd bij meer dan de helft van de instellingen aanzienlijke bezorgdheid geuit over het vermogen van de instellingen om hun strategieën en processen effectief uit te voeren.
Voorts heeft de ECB in maart 2022 een geactualiseerde beoordeling gepubliceerd van de vooruitgang die banken hebben geboekt bij het openbaar maken van klimaat- en milieurisico’s, zoals uiteengezet in de ECB-gids van november 2020. Hoewel er sinds de eerste beoordeling van de ECB eind 2020 verbeteringen zijn doorgevoerd, voldeed geen enkele bank volledig aan de toezichtsverwachtingen. In vergelijking met 2020 konden nu meer banken betekenisvolle informatie over klimaat- en milieurisico’s openbaar maken. Het algemene niveau van de transparantie was echter nog steeds onvoldoende. Ruwweg 75% van de banken heeft niet bekendgemaakt of de klimaat- en milieurisico’s een wezenlijke invloed hadden op hun risicoprofiel, hoewel ongeveer de helft van de banken die dat niet hebben gedaan, aan de ECB hebben aangegeven dat zij aan dergelijke risico’s blootstonden. En bijna 60% van de banken in de steekproef heeft niet beschreven hoe het transitierisico of het fysieke risico hun strategie zou kunnen beïnvloeden. De ECB heeft individuele feedbackbrieven naar banken gestuurd en hun belangrijkste tekortkomingen uiteengezet; er wordt van hen verwacht dat zij deze doortastend aanpakken. Dit is ook gedaan om banken te helpen zich voor te bereiden op nieuwe wettelijke vereisten, zoals de bindende normen voor de openbaarmaking van milieu-, sociale en governancerisico’s in het kader van de Pijler 3. De ECB is eind 2022 opnieuw begonnen met het evalueren van de informatieverstrekking door banken over klimaat- en milieurisico’s, waarvan de resultaten in de loop van 2023 zullen worden gepubliceerd.
Naar aanleiding van de verschillende toezichtexercities heeft de ECB individuele feedbackbrieven gestuurd naar alle belangrijke instellingen, waarin instellingsspecifieke termijnen zijn vastgesteld waarmee eind 2024 geleidelijk aan alle toezichtverwachtingen moet zijn voldaan.[14] De termijnen zullen nauwlettend worden gevolgd en indien nodig zullen handhavingsmaatregelen worden genomen. De ECB had in de SREP al bankspecifieke klimaat- en milieubevindingen opgenomen, waarbij zij aan meer dan 30 banken bindende kwalitatieve vereisten heeft opgelegd, hetgeen voor een klein aantal banken gevolgen heeft gehad voor hun SREP-scores en daarmee indirect voor de Pijler 2-kapitaalvereisten.
Grafiek 13
Resultaten van de toezichtbeoordelingen van 2021 en 2022
Kader 3
De stresstests voor klimaatrisico’s van de ECB
In 2022 heeft de ECB als onderdeel van haar jaarlijkse stresstest voor toezichtsdoeleinden een klimaatrisicostresstest (CST) uitgevoerd. Gezien de nieuwigheid van de exercitie en de behoefte aan specifieke gegevens en modellen om klimaatgerelateerde risico’s te analyseren, moet het klimaatstresstest van 2022 worden gezien als een leerzame oefening voor zowel banken als toezichthouders en als een instrument om de mogelijkheden voor klimaatstresstests in de sector te vergroten. Er werden dus geen directe kapitaalimplicaties vastgesteld, hoewel de kwalitatieve bevindingen van de exercitie werden gebruikt als input voor de procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP).
Structuur van de exercitie en scenario’s
De CST bestond uit drie modules. Module 1 was een kwalitatieve vragenlijst om informatie te verzamelen over de interne klimaatstresstestkaders van banken, waarbij zowel technische aspecten als vragen over governance en processen aan bod kwamen. Module 2 beoordeelde de duurzaamheid van de inkomsten van banken en hun blootstelling aan koolstofintensieve bedrijven. De banken werd gevraagd hun inkomsten uit de 22 meest vervuilende industriële sectoren en de emissie-intensiteit van hun meest relevante tegenpartijen te rapporteren, alsmede de respectieve blootstellingen. In module 3 werd de banken verzocht bottom-up verliesprognoses in te dienen volgens zes verschillende scenario’s, die, met enkele uitbreidingen, waren gebaseerd op de scenario’s die door het Network of Central Banks and Supervisors for Greening the Financial System waren gepubliceerd. Deze scenario’s verschilden sterk van de ongunstige scenario’s die bij traditionele solvabiliteitsstresstests worden gebruikt, aangezien zij uitsluitend klimaatrisico’s omvatten, met een andere tijdshorizon en andere kenmerken. Zij bestonden uit twee éénjarige fysieke risicoscenario’s (respectievelijk een overstromingsscenario en een droogte- en hittescenario), één kortetermijnscenario (drie jaar) met een risico van ongeordende transitie en drie langetermijnscenario’s (30 jaar) met een transitierisico. 104 belangrijke instellingen namen deel aan de stresstest van 2022, maar slechts 41 instellingen werd gevraagd bottom-up verliesprognoses in te dienen.
Uitkomsten[15]
De banken hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt en zijn begonnen het klimaatrisico in hun stresstestkaders te integreren, maar veel van hen bevonden zich nog in een zeer vroeg stadium wat betreft de ontwikkeling van hun gegevens en modelleringscapaciteiten. Uit module 1 bleek dat op de afsluitdatum (31 december 2021) 59% van de deelnemende instellingen niet over een stresstestkader voor klimaatrisico’s beschikte. Bovendien hadden de meeste banken slechts een middellange tot lange termijn voorzien voor het opnemen van klimaatrisico’s in hun interne stresstestkaders.
Uit module 2 blijkt dat de rentebaten inkomsten uit de meest emissie-intensieve sectoren niet te verwaarlozen zijn en ongeveer 65% van de totale rentebaten van niet-financiële ondernemingen bedragen. Dit was niet noodzakelijkerwijs een probleem vanuit het oogpunt van het transitierisico, maar het onderstreepte het belang voor banken om met hun klanten in gesprek te gaan en inzicht te verkrijgen in hun transitieplannen.
Banken die hun verliezen in het kader van module 3 inschatten, meldden € 70 miljard aan totale verliezen in het kader van de drie kortetermijnoefeningen, waarvan € 53 miljard in het scenario van de ongeordende transitie en € 17 miljard in het scenario van het fysieke risico. De ECB erkende dat deze ramingen het werkelijke risico aanzienlijk onderschatten vanwege het feit dat economische neergang niet in de scenario’s was opgenomen, vanwege de problemen met gegevens en modellen waarmee banken worden geconfronteerd bij het vastleggen van klimaatgerelateerde factoren, vanwege het ontbreken van toezichtsoverlays en vanwege de beperkte dekking van de blootstelling binnen de scope, die slechts ongeveer een derde van de totale blootstelling van banken uitmaakte.
Bovendien zijn aanzienlijke uitdagingen aan het licht gekomen met betrekking tot de beschikbaarheid van gegevens en de openbaarmakingsvereisten voor broeikasgasemissies en energieprestatiecertificaten. Deze uitdagingen hebben geleid tot het uitgebreide gebruik van proxy’s van uiteenlopende kwaliteit; deze vereisen nog nadere richtlijnen en afspraken met de tegenpartijen.
Integratie van de klimaatstresstest in de toezichtactiviteiten en de vervolgstappen
De uitkomsten van de klimaatstresstest, evenals die van het themaonderzoek van 2022, dienden als kwalitatieve input voor de jaarlijkse SREP, waarin klimaatgerelateerde risico-elementen moesten worden opgenomen bij de beoordeling van de bedrijfsmodellen, de interne governance en het risicobeheer van de banken. Op basis van de inzichten die in de klimaatstresstest van 2022 zijn opgedaan, heeft de ECB ook een leidraad met goede praktijken[16] gepubliceerd over hoe her vermogen van banken om klimaatrisicostresstests uit te voeren kan worden verbeterd. De ECB zal de vorderingen van de banken blijven volgen, in de verwachting dat de onder toezicht staande instellingen hun stresstestkaders voor klimaatrisico’s verder zullen ontwikkelen en het gebrek aan gegevens eind 2024 zullen hebben verminderd.
1.3 Rechtstreeks toezicht op significante instellingen
1.3.1 Toezicht op afstand
ECB-Bankentoezicht streeft naar proportioneel en risicogebaseerd toezicht op belangrijke instellingen (significant institutions − SI’s), dat zowel veeleisend als consequent is. Daartoe worden jaarlijks een aantal kernactiviteiten voor het lopend toezicht geformuleerd. Deze zijn gebaseerd op de bestaande vereisten in de regelgeving, de Toezichtshandleiding en de toezichtsprioriteiten van het SSM en worden opgenomen in het lopende programma voor onderzoek door de toezichthouder (supervisory examination programme – SEP) voor iedere SI. Naast de werkzaamheden gericht op systeembrede risico’s kunnen nog andere toezichtswerkzaamheden in het SEP worden opgenomen, die zijn toegespitst op de specifieke kenmerken van banken. Zo kunnen de JST’s ook idiosyncratische risico’s analyseren en aanpakken. De op afstand uitgevoerde SEP-werkzaamheden bestaan uit: (i) werkzaamheden gericht op risico’s (bijv. SREP), (ii) overige werkzaamheden gericht op organisatorische, administratieve of juridische vereisten (bijv. de jaarlijkse significantiebeoordeling) en (iii) additionele werkzaamheden die de JST’s plannen om het lopende SEP toe te spitsen op de specifieke kenmerken van de onder toezicht staande groep of entiteit (bijv. analyses van het bedrijfsmodel of de governancestructuur van een bank).
1.3.1.1 Proportioneel toezicht
Evenals in voorgaande jaren is bij de ingeplande toezichtswerkzaamheden in 2022 is het proportionaliteitsbeginsel gehanteerd, waarbij de toezichtsintensiteit is afgestemd op de systeemrelevantie en het risicoprofiel van de onder toezicht staande bank
Het SEP volgt het proportionaliteitsbeginsel, waarbij de toezichtsintensiteit afhangt van de omvang, de systeemrelevantie, de risico’s en de complexiteit van de instelling.
Evenals als in voorgaande jaren komt in het gemiddelde aantal ingeplande toezichtswerkzaamheden per SI in 2021 dit proportionaliteitsbeginsel tot uitdrukking, zodat de JST’s voldoende ruimte hebben om zich met instellingsspecifieke risico’s bezig te houden (Grafiek 14).
Grafiek 14
Gemiddeld aantal ingeplande taken per belangrijke instelling in 2022
Het aantal in 2022 uitgevoerde werkzaamheden was iets lager dan aan het begin van het jaar oorspronkelijk was gepland (Grafiek 15). Dat is vooral toe te schrijven aan het feit dat in de loop van het jaar, evenals de voorgaande jaren, een klein aantal administratieve taken is stopgezet.
Grafiek 15
Gemiddeld aantal taken per belangrijke instelling in 2022
1.3.1.2 Risicogebaseerd toezicht
Het SEP volgt een risicogebaseerde aanpak, waarbij de nadruk ligt op de systeem- en instellingsspecifieke risicocategorieën die voor de SI het meest relevant zijn. Zo verrichtten de JST’s bij banken met een hoog kredietrisico meer activiteiten in verband met kredietrisico dan bij de gemiddelde bank. Op vergelijkbare wijze is het percentage taken op het gebied van marktrisico’s voor banken met grote blootstellingen aan markt- en handelsactiviteiten hoger dan voor de gemiddelde bank (Grafiek 16).
Grafiek 16
SEP-werkzaamheden in 2021 en 2022: aandeel werkzaamheden voor krediet- en marktrisico’s op het totaal
1.3.1.3 Belangrijke werkzaamheden in het toezicht op afstand in 2022
De SREP is het belangrijkste toezichtinstrument dat een overzicht verschaft van alle informatie die in een bepaald jaar voor een individuele instelling is verzameld en waarmee de jaarlijkse risicobeoordeling voor die instelling wordt opgesteld (zie ook onderstaande Paragraaf 1.3.1.5 over de horizontale analyse van de SREP 2022).
Noemenswaardige voorbeelden van activiteiten op afstand die de JST’s in 2022 hebben uitgevoerd in het kader van de SREP 2022 en de algemene SREP-beoordeling zijn onder meer de klimaatstresstest van 2022 (zie Kader 3) en een gerichte beoordeling van commercieel vastgoed.
De gerichte beoordeling van commercieel vastgoed vergde aanzienlijke middelen. Deze in december 2021 aangekondigde beoordeling richtte zich op het kredietrisicobeheer van opkomende risico’s in de binnenlandse portefeuilles van banken en gebruikte 'peer benchmarking’ als basis voor de beoordeling van kritieke elementen van het kredietrisicobeheer.
De ECB heeft als jaarlijkse stresstest ook een klimaatrisicostresstest bij onder toezicht staande SI’s uitgevoerd. De belangrijkste bevindingen van deze klimaatstresstest zijn in juli 2022 gepubliceerd.
1.3.1.4 Bevindingen uit het toezicht
Een van de voornaamste producten van de reguliere toezichtswerkzaamheden zijn de bevindingen, dat wil zeggen tekortkomingen die de banken moeten herstellen. De JST’s zijn verantwoordelijk voor het bewaken van de opvolging door de banken van deze bevindingen. In 2022 is het totale aantal vastgelegde bevindingen ten opzichte van 2021 afgenomen tot een aantal dat vergelijkbaar was met dat van vóór de pandemie. Deze daling was voornamelijk het gevolg van een afname van de bevindingen in verband met onderzoeken naar interne modellen in vergelijking met het voorgaande jaar. Het merendeel van de bevindingen kwam voort uit onderzoeken naar interne modellen, inspecties ter plaatse en werkzaamheden in verband met autorisaties. Het grootste aantal bevindingen werd gedaan op het gebied van kredietrisico’s (Grafiek 17).
Grafiek 17
Bevindingen uit het toezicht
1.3.1.5 Horizontale SREP-analyse
In 2021 ging de SREP terug naar een volledige SREP-beoordeling, die in de SREP-cyclus van 2022 werd hervat. Evenals in vorige SREP-cycli bleven de SREP-scores over het algemeen gelijk en hoewel er sprake was van herstel na de coronapandemie, bleven de toezichthouders voorzichtig te midden van de exogene schokken als gevolg van de aanhoudende effecten van de pandemie en de Russische oorlog in Oekraïne.
In overeenstemming met eerdere SREP-cycli en de toezichtprioriteiten van 2022 waren de meeste kwalitatieve maatregelen gericht op tekortkomingen in het kredietrisicobeheer en de interne governance, maar voor het eerst werd ook een aanzienlijk aantal maatregelen genomen om het klimaatrisico aan te pakken.
Kredietrisico’s vormden het belangrijkste aandachtsgebied van de SREP-beoordeling. Ondanks verbeteringen in de risiconiveaus en positieve ontwikkelingen in de kredietkwaliteit (zoals de vermindering van NPL-blootstellingen) zijn de gemiddelde scores slechts marginaal verbeterd. Dit kwam door de aanhoudende onzekerheid over de macro-economische en financiële marktontwikkelingen en de resterende structurele tekortkomingen in de kredietrisicobeheersing. Als gevolg van de aanhoudende Russische oorlog in Oekraïne en het daarmee samenhangende effect op de energie- en grondstoffenprijzen, en het hoge tempo waarmee we een omgeving met lage rente achter ons laten, werden de tekenen van latente risico’s steeds zichtbaarder. De ratio’s voor forbearance en fase 2 zijn inmiddels gestegen tot boven de niveaus van vóór de pandemie, wat betekent dat er risico’s bestaan op het gebied van hefboomfinanciering en blootstellingen in verband met kwetsbaarheden in specifieke sectoren, alsook tegenpartijrisico’s als gevolg van de negatieve gevolgen van de oorlog in Oekraïne.
Een derde van de maatregelen om het kredietrisico aan te pakken had betrekking op strategische en operationele plannen of op de afdekking van niet-renderende blootstellingen (NPE’s). Daarnaast is, in overeenstemming met de toezichtprioriteiten voor kredietrisico, 10% van alle maatregelen genomen voor tekortkomingen die relevant zijn voor de aandachtsgebieden van de brief aan CEO’s van 4 december 2020 en voor de EBA-richtlijnen inzake het verstrekken en monitoren van leningen.
De interne governance blijft een punt van zorg. Tekortkomingen in de doeltreffendheid van bestuuursorganen, risicobereidheid, gebrek aan aandacht voor compliance en interne auditfuncties, alsook aanhoudend versnipperde en niet-geharmoniseerde IT-omgevingen hebben invloed op de mogelijkheden van banken om risicogegevens te aggregeren.
Een derde van de kwalitatieve maatregelen met betrekking tot interne governance was gericht op de noodzaak om de doeltreffendheid van de bestuursorganen te verbeteren. De suboptimale samenstelling van bestuursorganen en het beleggen van hun verantwoordelijkheden, alsmede een ontoereikende planning voor de opvolging van bestuursleden zijn de belangrijkste punten van zorg die met deze maatregelen worden aangepakt. In de loop van 2022 is vooruitgang geboekt bij instellingen die nog geen diversiteitsbeleid of interne doelstellingen voor genderdiversiteit op bestuursniveau hadden. De meeste onder toezicht staande banken vertoonden echter andere zwakke punten op het gebied van diversiteit dan gender, zoals leeftijd en geografische afkomst.
Wat klimaatrisico’s betreft, kregen meer dan 30 SI’s de opdracht om 40 kwalitatieve maatregelen te nemen in het kader van hun SREP-beoordeling. De meeste kwalitatieve maatregelen hadden betrekking op onderwerpen in verband met strategische en operationele planning, hetgeen erop wijst dat dit gebied door de toezichthouders wordt beschouwd als een belangrijke factor voor een beter beheer van de klimaat- en milieurisico’s. De bevindingen hadden betrekking op een breed scala van onderwerpen zodat de klimaat- en milieurisico’s op degelijke en onderbouwde wijze in de strategiebepaling en de risicobeheerskaders worden geïntegreerd. Zij hadden betrekking op verbeteringen in de materialiteitsbeoordelingen voor relevante risico’s, de verfijning van interne stresstests en scenarioanalyses, de adequate vaststelling en bewaking van de belangrijkste risicoindicatoren, verfijningen in de reikwijdte en frequentie van de rapportage aan het management, alsmede verdere integratie van klimaatrisico’s in het kader voor risicobereidheid.
Ondanks het moeilijke economische klimaat bleef de kapitaaltoereikendheid in grote lijnen stabiel, waarbij de Pijler 2-vereisten en Pijler 2-aanbevelingen gemiddeld genomen in lijn waren met voorgaande jaren. Opnieuw zijn specifieke Pijler 2-toevoegingen ingevoerd in verband met onvoldoende afdekking van NPE’s. Voor het eerst heeft ECB-Bankentoezicht in het kader van haar SREP-exercitie van 2022 het risico van buitensporige hefboomwerking beoordeeld om na te gaan voor welke banken kwalitatieve maatregelen of Pijler 2-vereisten nodig zouden kunnen zijn, specifiek voor de hefboomratio. Naar aanleiding van de beoordeling zijn voor vier instellingen kwalitatieve maatregelen vastgesteld. Het risico van buitensporige hefboomwerking hield verband met blootstelling aan voorwaardelijke hefboomwerking of indicaties van window dressing.
De gemiddelde Pijler 2-aanbevelingen en zijn grotendeels ongewijzigd gebleven omdat er in 2022 geen kapitaalstresstest voor het gehele systeem is uitgevoerd.
Meer informatie over de geaggregeerde SREP-resultaten voor 2022 vindt u hier.
1.3.1.6 De ECB benoemt externe deskundigen om de SREP te beoordelen
De SREP is altijd een kernelement geweest van de toezichtactiviteiten van de ECB en is het belangrijkste instrument om een consistent toezicht van hoge kwaliteit binnen een heterogene banksector te waarborgen.
Sinds de invoering heeft de SREP aanzienlijke wijzigingen ondergaan, waaronder veranderingen door nieuwe of geactualiseerde regelgeving en praktische aanpassingen aan een veranderende omgeving. Acht jaar na de invoering van het Europese bankentoezicht besloot de ECB na te gaan in hoeverre het huidige SREP volledig tegemoet komt aan de bestaande behoeften en prioriteiten en of het mogelijk is het huidige proces te stroomlijnen. In september 2022 heeft de ECB een groep internationale deskundigen op hoog niveau opdracht gegeven om op basis van hun evaluatie van de SREP aanbevelingen te doen ter verbetering van de efficiëntie en effectiviteit van het Europese bankentoezicht.
In de beginfase van haar werkzaamheden heeft deze groep van wijzen deelgenomen aan een reeks startbijeenkomsten om vertrouwd te raken met de belangrijkste concepten en processen achter de SREP, zodat zij informatie konden verzamelen die van vitaal belang werd geacht voor hun evaluatie en contact konden leggen met de betrokken gebieden van ECB-Bankentoezicht. Tijdens deze bijeenkomsten is ook besproken hoe de SREP de diverse andere toezichtactiviteiten koppelt aan het bestaande wettelijke kader.
In de volgende fase van het project heeft deze groep deskundigen gesproken met belangrijke relevante belanghebbenden van de NCA’s, de EBA, andere internationale toezichthoudende autoriteiten en vertegenwoordigers van de sector. Het doel van die bijeenkomsten was kennis te nemen van beste praktijken en toekomstperspectieven voor het traject van het bankentoezicht te overwegen, alsmede de groep te helpen beslissen over eventuele aanbevelingen die zouden moeten worden gedaan.
In de laatste fase van het project, van januari tot maart 2023, zullen deze deskundigen zich toeleggen op het formuleren van aanbevelingen om het SREP-proces te vereenvoudigen en de algemene doeltreffendheid ervan te verbeteren.
1.3.2 Toezicht ter plaatse
In 2022 werden de meeste OSI’s en IMI’s uitgevoerd met behulp van hybride werkregelingen
In 2022 werden de meeste inspecties ter plaatse (OSI’s) en onderzoeken van interne modellen (internal model investigations − IMI’s) uitgevoerd volgens de hybride aanpak, waarbij de traditionele aanwezigheid ter plaatse ten kantore van de gecontroleerde entiteit[17] met goed gevolg werd gecombineerd met telewerkregelingen, waarbij de aanwezigheid ter plaatse werd uitgebreid zodra de coronapandemie dit toeliet.
Voor SI’s werden in 2022 158 OSI’s en 100 IMI’s gestart, wat wijst op een stijgende trend sinds de uitbraak van de pandemie, waarbij het aantal OSI’s iets hoger ligt dan vóór de pandemie (Grafiek 18).
Wat de OSI’s betreft, werd de in voorgaande jaren gehanteerde campagneaanpak toegepast[18], als aanvulling op de door de JST’s gevraagde bankspecifieke inspecties ter plaatse. In overeenstemming met de toezichtprioriteiten voor 2022 zijn de meeste belangrijke campagnes voortgezet ten opzichte van het voorgaande jaar, waaronder (i) de campagne commercieel vastgoed[19] ; (ii) de groot mkb-/grote ondernemingen-campagne; (iii) de campagne voor granulaire portefeuilles volgens IFRS 9; (iv) de campagne hefboomfinanciering; (v) de campagne voor het interne kapitaaltoereikendheidsbeoordelingsproces (ICAAP); (vi) de campagne over bedrijfsmodel en winstgevendheid; en (vii) de campagne inzake aggregatie en rapportage van risicogegevens, een nieuwe campagne om te beoordelen of de aggregatiemogelijkheden voor risicogegevens en de risicorapportagepraktijken ondersteuning bieden aan het brede risicobeheer en de bestuursorganen van de banken in staat stellen om met kennis van zaken beslissingen te nemen. Opkomende risico’s werden aangepakt door middel van OSI’s inzake klimaat- en milieurisico’s, tegenpartijkredietrisico, alsmede IT-uitbesteding en cyberweerbaarheid. Ook werd een reeks gerichte OSI’s over de digitale transformatiestrategieën van banken gestart om structurele tekortkomingen aan te pakken door effectieve digitaliseringsstrategieën en governance te verbeteren.
Evenals in 2021 waren de belangrijkste onderwerpen voor OSI’s die in 2022 aan bod kwamen de invoering van nieuwe EBA-regelgevingsproducten, de tijdelijke tolerantie van modellen in het kader van de Brexit, en de follow-up van de gerichte toetsing van interne modellen.
Grafiek 18
In 2020, 2021 and 2022 gestarte inspecties ter plaatse en onderzoeken van interne modellen
1.3.2.1 De belangrijkste bevindingen van inspecties ter plaatse
De volgende analyse geeft een overzicht van de belangrijkste bevindingen uit de inspecties ter plaatse.[20]
Kredietrisico
Er was sprake van een verschuiving ten opzichte van het voorgaande jaar: bij de in 2022 uitgevoerde inspecties ter plaatse in verband met kredietrisico’s lag de nadruk meer op de kwantitatieve benadering, waarbij meer in het bijzonder gebruik werd gemaakt van beoordelingen van kredietdossiers en de beoordeling van het IFRS 9‑voorzieningenkader (dit werd ook ondersteund door nieuw ingevoerde challenger-methodologieën voor retail- en granulaire portefeuilles). Deze beoordelingen hebben geleid tot aanvullende herclassificaties van NPE’s voor een bedrag van € 4,2 miljard en tot aanvullende voorzieningen van € 2,3 miljard.
De bevindingen van de in 2022 uitgevoerde inspecties ter plaatse in verband met kredietrisico’s brachten de volgende belangrijke tekortkomingen aan het licht, in afnemende volgorde van frequentie en ernst.
- Classificatie en fasering van boekhoudkundige risico’s: tekortkomingen bij de beoordeling van financiële moeilijkheden van kredietnemers hebben ertoe geleid dat inspectieteams vorderingen hebben heringedeeld als terugbetaling onwaarschijnlijk of respijtblootstelling, en dat zij aanvullende blootstellingen in het kader van IFRS 9 hebben geïdentificeerd, met de status van fase 2.
- Berekening van individuele en collectieve voorzieningen: tekortkomingen in de parameters waarschijnlijkheid van wanbetaling (PD) en verlies bij wanbetaling (LGD) van de modellen voor collectieve voorzieningen, zwakke punten in de significante toename van het kredietrisico, onvoldoende integratie van toekomstgerichte informatie, ontbrekende of optimistische kasstroomanalyse bij de raming van individuele voorzieningen, overwaardering of onjuiste opname van de waarde van onderpand, activa uit executies en garanties.
- Proces van verstrekking en toezicht: tekortkomingen in het kredietbesluitvormingsproces, onjuiste meting van de aflossingscapaciteit, onvoldoende inachtneming van het herfinancieringsrisico voor "bullet"-leningen, onvolledige acceptatiecriteria.
- Gegevenskwaliteit: slechte gegevenskwaliteit van de door de geïnspecteerde instellingen verstrekte kredietgegevenstapes, interne IT-systemen die geen ondersteuning bieden voor de juiste detectie, bewaking en indeling van het kredietrisico.
Interne governance
Evenals als in het voorgaande jaar hadden de in 2022 uitgevoerde OSI’s betrekking op diverse governance-onderwerpen, met bijzondere aandacht voor de toezichtsprioriteiten. De ernstigste bevindingen[21] betroffen tekortkomingen op de volgende governancegebieden:
- Interne beheersingsfuncties (waaronder compliance, risicobeheersing en interne audit): ernstige tekortkomingen ten aanzien van de status, de middelen en het werkgebied van alle interne beheersingsfuncties.
- Aggregatie van risicogegevens en rapportage van risico’s: ontoereikende governanceregelingen, tekortkomingen in het beheer van de gegevenskwaliteit die zorgen baren over het vermogen om nauwkeurige en betrouwbare risicogegevens te genereren, en onnauwkeurigheid en ontoereikendheid van de risicomanagementrapportage.
- Outsourcing: ontoereikende risicobeoordelingen voor besluitvorming over uitbesteding en gebreken in de levering en monitoring van uitbestede diensten, met name met betrekking tot IT-diensten.
- Bedrijfsstructuur en organisatie: zwakke instellingsbrede risicocultuur, tekortkomingen in de interne beheersingskaders en onvoldoende personele en technische middelen.
IT-risico
In overeenstemming met de toezichtsprioriteiten voor 2022-2024 steeg in 2022 het aantal OSI’s met betrekking tot IT- en cyberbeveiligingsrisicomanagement en vertegenwoordigden de bevindingen op dit gebied ongeveer de helft van de ernstigste bevindingen in de OSI’s met betrekking tot IT-risico’s in 2022.
Van de overige bevindingen had het grootste deel betrekking op tekortkomingen in het IT-projectbeheer (namelijk 12% van alle bevindingen inzake ernstige IT-risico’s in 2022). Enerzijds bevestigde dit de constatering dat de belangrijkste hoofdoorzaak voor uitval van kritieke diensten softwareveranderingen waren, zoals gerapporteerd door de banken in de IT Risk Questionnaire[22]. Anderzijds was het aantal bevindingen op dit gebied zorgwekkend gezien de hogere verwachtingen van wendbaarheid met betrekking tot softwareveranderingen ter ondersteuning van digitale transformatie (een ander aandachtsgebied van de toezichtsprioriteiten).
Voor meer informatie over IT- en cyberrisico’s zie Paragraaf 1.2.3.1.
Toetsingsvermogen en het intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid
De in 2020 gestarte campagne ter beoordeling van de interne kapitaaltoereikendheid (ICAAP) is in 2021 en 2022 verder ingezet om structurele tekortkomingen in de risicokwantificering en de kapitaalprognoses aan te pakken en zo de kapitaalplanning te versterken.
De belangrijkste bevindingen met betrekking tot het toetsingsvermogen (Pijler 1) betroffen (i) onvoldoende formalisering van het proces voor de berekening van de wettelijke kapitaalvereisten; (ii) ontoereikend controlekader voor het proces voor de berekening van de kapitaalvereisten en het eigen vermogen; en (iii) onjuiste toewijzing van blootstellingen aan categorieën of ontoereikende toekenning van risicogewichten aan blootstellingen.
De ernstigste punten die werden gesignaleerd tijdens de ICAAP-inspecties zijn: (i) zwakke interne kwantificeringsmethoden (zoals voor kredietrisico, marktrisico of renterisico); (ii) onvoldoende robuustheid van het meerjarige kapitaalplanningsproces; (iii) ontoereikende methodologie om materiële risico’s te identificeren in het kader van het risico-identificatieproces; en (iv) ontbrekende of inconsistente verbanden tussen het ICAAP en de bedrijfsstrategie, de risicostrategie en het kader voor risicobereidheid.
Bedrijfsmodel en winstgevendheid
Op basis van de in 2021 gestarte OSI-campagne voor bedrijfsmodellen werden in 2022 opnieuw inspecties ter plaatse op dit gebied uitgevoerd, waarbij de nadruk lag op de belangrijkste aspecten van de campagne (zoals de beoordeling van de strategie, analyse van de winstgevendheid, prijsstelling van leningen en financiële prognoses).
De meest kritische bevindingen waren de te optimistische en slecht gestructureerde financiële prognoses van sommige financiële instellingen. Bovendien werden de volgende tekortkomingen vastgesteld.
- Zwak strategieproces, gekenmerkt door onvoldoende bewaking, waardoor de strategische doelstellingen niet worden gehaald.
- Ontoereikende winstgevendheidsanalyse met gebrekkige sturing als gevolg van ongeschikte beoordelingsprocessen voor KPI’s en het niet toepassen van deze indicatoren in de praktijk.
- Ondoeltreffend prijsstellingskader, waardoor de feitelijke winstgevendheid en de strategische doelstellingen in gevaar komen.
Marktrisico
De in 2022 uitgevoerde marktrisico-OSI’s waren gericht op het waarderingsrisico van Brexit-banken, dat werd beoordeeld in het kader van de campagne renterisico in het bankenboek, en op het tegenpartijkredietrisico.
De belangrijkste zwakke punten die in 2022 werden vastgesteld hadden betrekking op waardering op basis van reële waarde en aanvullende waardecorrecties (ontoereikende betrouwbaarheid van marktgebaseerde gegevensbronnen, ontoereikende methodologieën voor de hiërarchie van de reële waarde en aanvullende waardeaanpassingen, zorgen rond de dagelijkse winstafschrijvingsschema’s). Er zijn ook tekortkomingen geconstateerd in het kader voor het beheer van het modelrisico (met name wat betreft het modelvalidatieproces en de correcties van risicoparameters) en het beheer van het tegenpartijrisico (voornamelijk wat betreft de kaders voor stresstests, de identificatie, meting en limietstelling van het tegenpartijrisico en het beheer van onderpand).
Liquiditeitsrisico
Het toepassingsgebied van de OSI’s voor liquiditeitsrisico’s is niet gewijzigd. Het merendeel van de zeer ernstige bevindingen had betrekking op zwakke punten in de meting en bewaking van risico’s (tekortkomingen in de robuustheid van parameters en aannames), de wettelijke verslaglegging (foutieve classificering van LCR-subcomponenten) en het stresstestkader (tekortkomingen in de opzet van scenario’s).
Renterisico in het bankenboek
Het merendeel van de kritische bevindingen had betrekking op zwakke punten in het kader voor stresstestscenario’s (tekortkomingen in de opzet van de scenario’s en in de toepassing van de outliertest voor toezichtsdoeleinden), alsmede in de meting en monitoring van het renterisico in het bankenboek. Het ging met name om de ontoereikendheid van de kwantificatiemodellen die voor de aannames in de vorm van gedragsmodellering worden gebruikt, en om tekortkomingen bij de modelvalidatie en backtesting.
1.3.2.2 De belangrijkste bevindingen van inspecties ter plaatse
De aanpak van de onderzoeken van interne modellen (internal model investigations − IMI’s) richtte zich op de volgende aspecten:
Het op interne ratings gebaseerde herstelprogramma van de EBA: er is een groot aantal aanvragen met betrekking tot interne modellen ontvangen van banken die wijzigingen in hun modellen wilden aanbrengen om te voldoen aan de nieuwe vereisten die de EBA heeft vastgesteld in het kader van de herziening van de interne-ratingbenadering (IRB) (gewoonlijk het IRB-herstelprogramma genoemd). De termijn om aan de meeste van deze vereisten te voldoen was eind 2021. Daarom is in de loop van 2022 een zeer groot aantal verzoeken van die banken beoordeeld.
Het merendeel van de kritische bevindingen had betrekking op gegevenskwaliteitsprocessen. Wat betreft het modelleringskader voor de schatting van de waarschijnlijkheid van wanbetaling, hadden de meest kritische bevindingen betrekking op de berekening van het langetermijngemiddelde en de conservatieve marges, terwijl er voor de LGD-schatting een groot aantal ernstige bevindingen waren voor de berekening van de gerealiseerde LGD en de schatting van de LGD-daling.
Opvolging TRIM: uit de 200 onderzoeken ter plaatse die in het kader van de gerichte beoordeling van interne modellen (targeted review of internal models – TRIM) zijn verricht, is gebleken dat banken meer moeten doen om de wijze waarop zij interne modellen implementeren en gebruiken te verbeteren. De niet-aflatende aandacht van de toezichthouders wordt belangrijk geacht om ervoor te zorgen dat de banken de geconstateerde tekortkomingen daadwerkelijk aanpakken. Voor het IRB-model werd de TRIM follow-up in het algemeen gebundeld met IMI’s die bestemd waren voor het bovengenoemde EBA IRB-herstelprogramma.
Nieuwe instellingen onder rechtstreeks ECB-Bankentoezicht: als gevolg van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en de verplaatsing van instellingen binnen de bankenunie, hadden sommige instellingen de goedkeuring van de ECB nodig om hun interne modellen die buiten het toepassingsgebied van het Europese bankentoezicht waren goedgekeurd, te kunnen blijven gebruiken. Met een aanzienlijk aantal IMI’s in 2022 is getracht dergelijke modellen te beoordelen, met name de interne modelbenadering voor marktrisico en tegenpartijkredietrisico.
Als gevolg van de IMI’s voor marktrisico’s behoorden tekortkomingen op het gebied van governance en uitbesteding tot de meeste bevindingen bij Brexit-banken omdat zij voor risicobeheer, modelontwikkeling en monitoring sterk leunen op groepsfuncties of andere groepsentiteiten die buiten het toepassingsgebied van het Europese bankentoezicht vallen. Voorts bleken deze banken achter te lopen op andere instellingen wat betreft de naleving van de wettelijke normen en de interpretatie van de ECB van dergelijke vereisten, bijvoorbeeld op gebieden zoals de invoering van een kader voor een ‘risk-not-in-the-model engine’[23] en het backtesten van nog niet volgroeide marktrisicoportefeuilles. Voor sommige marktrisicocategorieën boden de marktrisicomodellen geen dekking voor een significant deel van de posities, hetgeen echter wel een voorwaarde is voor het gebruik van interne modellen.
Als gevolg van de IMI’s voor tegenpartijkredietrisico hadden de Brexit-specifieke bevindingen ook betrekking op governance en uitbesteding, waaruit bleek dat Brexit-instellingen sterk leunden op hun groep wat betreft risicobeheer, modelontwikkeling en bewaking, vergelijkbaar met het geval voor marktrisico. De bevindingen omvatten ook interne modelaspecten die niet typisch waren voor Brexit-instellingen, bijvoorbeeld validatie (vooral voor de dekking van het backtesten), gegevenskwaliteit, stresskalibratie en modellering van handelsgerelateerde kasstromen tijdens de margerisicoperiode[24].
Bovendien hield een groot aantal aanvragen verband met de terugkeer naar minder geavanceerde methoden, vooral in het kader van de door de banken genomen initiatieven om conform de toezichtsverwachtingen van de ECB hun modellandschap te vereenvoudigen. Bijzondere aandacht werd besteed aan het voorkomen van ‘cherry picking’ bij deze terugkeer.
1.4 Indirect toezicht op minder belangrijke instellingen
1.4.1 Structuur van de sector minder belangrijke instellingen
De LSI-sector blijft over het algemeen nogal versnipperd. 83% van alle Europese LSI’s bevindt zich in Duitsland, Oostenrijk en Italië. Daarom waren deze landen ook de drijvende kracht achter de consolidatie in de LSI-sector.
Het aantal LSI’s in 2022 daalde verder tot 2.032, wat de aanhoudende trend van consolidatie binnen de LSI-sector bevestigt
Deze aanhoudende consolidatietrend in de LSI-banksector zette in de loop van 2022 door, waarbij het totale aantal LSI’s verder daalde van 2.089 eind 2021 tot 2.032 in het tweede kwartaal van 2022 (Tabel 1), en Duitsland het grootste deel van deze daling voor zijn rekening nam. In de eerste tien maanden van 2022 werden in totaal 39 entiteiten overgenomen of gefuseerd, waarvan 33 Duitse en vijf Oostenrijkse LSI’s. In vergelijking met het voorgaande jaar is het aantal instellingen waarvan de vergunning is ingetrokken aanzienlijk gedaald, van tien LSI’s in alle SSM-landen in 2021 tot slechts één LSI in 2022. Ook was er slechts één geval van het vervallen van een vergunning. Dit werd slechts gedeeltelijk gecompenseerd door vier nieuwe vergunningen in vier verschillende rechtsgebieden en nog eens drie entiteiten (bijkantoren of financiële holdings) die activiteiten onder Europees bankentoezicht opzetten.
Tabel 1
Aantal minder belangrijke instellingen per land
Ondanks het afnemende aantal LSI’s blijft deze sector een belangrijk deel van de bredere Europese banksector vertegenwoordigen, met ongeveer 15% van de totale bancaire activa, exclusief financiëlemarktinfrastructuren, en 18% inclusief financiëlemarktinfrastructuren. Het aandeel van de LSI-activa in de totale bancaire activa van het betrokken land verklaart het belang van de LSI-sector in sommige lidstaten. Het is ook een goede indicatie van de heterogeniteit wat betreft de samenstelling van de verschillende binnenlandse banksystemen in de 21 landen die onder Europees bankentoezicht staan. In Luxemburg, Duitsland en Oostenrijk waren LSI’s goed voor meer dan een derde van de totale activa in de binnenlandse banksector. In landen waar de banksector meer geconcentreerd is, is de LSI-sector daarentegen relatief klein. In Frankrijk, Griekenland en België bijvoorbeeld vertegenwoordigde het slechts respectievelijk 2,6%, 3,5% en 5,5% van de totale bancaire activa.
Grafiek 19
Marktaandeel van belangrijke instellingen en minder belangrijke instellingen naar land
De LSI-sector bestaat uit verschillende dynamische marktsegmenten, van consumentenkrediet en vastgoedkrediet tot private banking en vermogensbeheer. De activiteiten van LSI’s zijn doorgaans meer geografisch geconcentreerd dan die van SI’s, waarbij kredietverlening aan particulieren het overheersende bedrijfsmodel is. Daarom werd de LSI-sector over het algemeen gedomineerd door een groot aantal regionale spaarbanken en/of coöperatieve banken, waarbij de meeste banken in Duitsland en Oostenrijk ook lid waren van institutionele beschermingsregelingen – meer dan twee derde van alle LSI’s in Oostenrijk en ongeveer 90% in Duitsland.
Grafiek 20
Onderverdeling van minder belangrijke instellingen naar bedrijfsmodel
1.4.2 Geselecteerde toezichtactiviteiten
Het kredietrisico blijft een belangrijk toezichtsaandachtspunt voor LSI’s, ondanks een aanhoudende daling van de NPL-ratio in 2022
Ondanks de gestage daling van de NPL-niveaus in de afgelopen jaren blijft het kredietrisico een belangrijke bron van zorg voor LSI’s gezien de huidige macro-economische en geopolitieke onzekerheid. De geaggregeerde NPL-ratio (exclusief financiering door de centrale bank) bedroeg in september 2022 2,1%, een daling ten opzichte van de 2,3% in september 2021. Ook het aantal LSI’s met veel NPL’s[25] bleef dalen, van 208 naar 183 op jaarbasis.
Na talrijke toezichtactiviteiten inzake kredietrisico in de afgelopen jaren is een gemeenschappelijk kader voor de regelmatige, gestructureerde monitoring van kredietrisicotrends voor LSI’s ontwikkeld en in 2022 ingevoerd. Dit leverde meer gedetailleerde benchmarks op voor de nationaal bevoegde autoriteiten (NCA’s), waardoor kernindicatoren regelmatig konden worden vergeleken met betrekking tot aspecten zoals de identificatie door banken van respijtblootstellingen en vorderingen waarvan de terugbetaling onwaarschijnlijk, evenals de voorzieningenpraktijken in de LSI-sector.
Het themaonderzoek naar de interne governance van LSI’s is in 2022 afgerond
Interne governance bleef een belangrijke prioriteit voor de Europese toezichthouders. ECB-Bankentoezicht heeft in samenwerking met de nationale toezichthoudende autoriteiten in 2021/2022 een themaonderzoek uitgevoerd van de governanceregelingen van LSI’s, waarbij gebruik is gemaakt van gegevens van een steekproef van bijna 300 LSI’s uit de 21 deelnemende landen. Het onderzoek had betrekking op een breed scala van aspecten in verband met interne governance, waaronder de werking van functioneren van het bestuursorgaan van LSI’s, aangevuld met een onderzoek naar relevante nationale toezichtpraktijken. ECB-Bankentoezicht en de nationale toezichthouders zullen zich blijven beijveren voor een betere afstemming van de toezichtsverwachtingen en -normen voor interne governance, waarbij eventuele tekortkomingen die in de loop van het proces worden geconstateerd, gaandeweg zullen worden aangepakt.
De zwakke winstgevendheid was het onderwerp van talrijke toezichtactiviteiten
Tegelijkertijd bleef ook de winstgevendheid een punt van zorg voor grote delen van de LSI-sector – zie ook Paragraaf 1.1.2. Daarom hebben de Europese toezichthouders in dit verband tal van activiteiten ontplooid, waaronder activiteiten met betrekking tot digitalisering op gebieden zoals het gebruik van depositoplatforms door LSI’s of het nauwlettend volgen van LSI’s die fintech-bedrijfsmodellen hanteren. Voorts hebben de toezichthouders ook specifieke sectoranalyses verricht op gebieden zoals kredietunies en bouwverenigingen of het toezicht op spaarbanken en institutional protection scheme (IPS)-netwerken, alsook op Brexit, waarbij de nadruk lag op bedrijfsmodellen en winstgevendheid.
In 2022 heeft de ECB Bankentoezicht een proef uitgevoerd inzake de effectiviteit van het toezicht op LSI’s
Daarnaast is in 2022 een proefproject gestart ter ondersteuning van de algemene doelstelling om de consistentie van de toezichtresultaten voor LSI’s in het kader van het Europese bankentoezicht te verbeteren. De exercitie was bedoeld om op basis van zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie de doeltreffendheid van het toezicht van LSI’s in het kader van het Europese bankentoezicht te meten . De aandachtspunten waren onder meer de middelen van het toezicht, de toezichtactiviteiten (zoals inspecties ter plaatse), de intensiteit van de toezichtdialoog tussen toezichthouders en LSI’s en de naleving van de EBA-richtsnoeren.
In overeenstemming met de algemene toezichtsprioriteiten en de voor de LSI-sector vastgestelde kernrisico’s zijn tal van verdere toezichtinitiatieven genomen
Andere LSI-toezichtinitiatieven waren thematische werkzaamheden inzake klimaatrisico’s, crisismanagement en een beoordeling van de stresstestpraktijken van de nationaal bevoegde autoriteiten. Nadere bijzonderheden over deze en andere initiatieven zijn te vinden in het LSI supervision report 2022.
1.4.3 Inventarisatie van nationale praktijken voor stresstests van LSI’s
ECB-Bankentoezicht is de algemene convergentie op het gebied van de stresstests van LSI’s blijven bevorderen door een inventarisatie van de nationale stresstestpraktijken bij LSI’s uit te voeren. Het benchmarken van de huidige benaderingen op nationaal niveau vormde de basis voor verdere vooruitgang bij het bevorderen van consistentie, waar nodig – bijvoorbeeld door het gebruik van gemeenschappelijke scenario’s te faciliteren. De uitwisseling van goede praktijken tussen de nationaal bevoegde autoriteiten zal ook bijdragen tot de harmonisatie van de stresstestmethoden tussen LSI’s, voor zover de specifieke kenmerken van de nationale LSI’s dit rechtvaardigen, met volledige inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel.
1.5 Macroprudentiële taken van de ECB
De ECB heeft in 2022 actief contact onderhouden met de nationale autoriteiten, overeenkomstig de macroprudentiële taken die haar krachtens artikel 5 van de SSM-Verordening zijn opgedragen[26]. Evenals in voorgaande jaren ontving en beoordeelde de ECB meldingen over het macroprudentieel beleid van de NCA’s. Het merendeel van deze meldingen had betrekking op besluiten over het vaststellen van contracyclische kapitaalbuffers (CCyB), besluiten omtrent de vaststelling en kapitaalbehandeling van mondiaal systeemrelevante instellingen (G-SII’s) of andere systeemrelevante instellingen (O-SII’s) en besluiten inzake andere macroprudentiële maatregelen, zoals de vaststelling van systeemrisicobuffers en maatregelen ingevoerd onder artikel 458 van de Verordening kapitaalvereisten (CRR).
Tijdens de coronapandemie hebben verschillende nationale autoriteiten besloten kapitaalbuffers vrij te geven om de kredietverlening in die periode te ondersteunen. In 2021 besloten sommige nationale autoriteiten opnieuw positieve CCyB-vereisten in te voeren om het toenemende conjunctuurrisico het hoofd te bieden. Deze ontwikkeling zette zich voort in 2022, waarbij verschillende nationale autoriteiten hun conjuncturele en structurele kapitaalbuffers verhoogden tegen de achtergrond van een toenemende macrofinanciële kwetsbaarheid. De nationale autoriteiten hebben kapitaalbufferpercentages voor 129 O-SII’s vastgesteld. Deze waren in overeenstemming met de floor-methodiek die de ECB sinds 2016 hanteert voor het vaststellen van hun buffers. Op 21 december 2022 kondigde de ECB aan dat zij vanaf 1 januari 2024 een herziene floor-methodiek zou gebruiken om de O-SII-buffers te beoordelen.[27] De herziene methodiek is bedoeld om het vermogen van O-SII’s om verliezen te absorberen te versterken, het risico van heterogeniteit in de O-SII-buffers verder te verminderen. Ze moet leiden tot een consistentere behandeling van O-SII’s in de landen die onder Europees bankentoezicht vallen.
In maart 2022 heeft de ECB haar antwoord gepubliceerd op de adviesaanvraag van de Europese Commissie inzake de herziening van het macroprudentiële kader van de EU.[28] Deze adviesaanvraag was ook gericht aan de EBA en het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB), die tegelijkertijd hun antwoorden publiceerden.[29]
Vooruitgang bij de totstandkoming van de Europese bankenunie erkend in een herziene beoordelingsmethode voor G-SII’s
In mei 2022 heeft het Bazels Comité voor Bankentoezicht een wijziging aangebracht in zijn G-SIB-methodologie om daarmee de vooruitgang te erkennen die is geboekt bij de totstandkoming van de Europese bankenunie. De herziene methode biedt toezichthouders de mogelijkheid om bij de beoordeling van de systeemrelevantie van banken minder gewicht toe te kennen aan activa en passiva binnen de bankenunie.[30] Als follow-up heeft de ECB op 27 juni 2022 een verklaring uitgebracht over de behandeling van de Europese bankenunie in zijn beoordelingsmethode voor mondiaal systeemrelevante banken.[31] Met gebruik van de G-SIB-methodiek hebben de ECB en de nationale autoriteiten acht mondiaal systeemrelevante banken aangewezen die extra kapitaalbuffers dienen aan te houden van 1,0% tot 1,5% in 2024.[32]
Op 2 november 2022 heeft de Raad van Bestuur een verklaring uitgebracht waarin werd opmerkt dat sommige nationale autoriteiten en de ECB onderzochten of een verhoging van de macroprudentiële kapitaalbuffers in sommige landen gerechtvaardigd was om de veerkracht te behouden en ervoor te zorgen dat de banken bestand zijn tegen systeemrisico’s, mochten deze zich op een later tijdstip voordoen.[33] De verklaring erkende en bekrachtigde tevens de waarschuwing over kwetsbaarheden in het financiële stelsel die het ESRB op 22 september 2022 had afgegeven en waarvan de ECB een van de geadresseerden was.[34]
Ook nam ECB-Bankentoezicht deel aan de diverse werkzaamheden van het ESRB. Dit omvatte het werk van het ESRB inzake commercieel en niet-commercieel vastgoed[35], cyberrisico’s en klimaatgerelateerde risico’s, crypto-activa en gedecentraliseerde financiering. Het omvatte ook het ongunstige scenario voor de EU-brede stresstest van de EBA voor 2023 en het beknopte nalevingsverslag in het kader van de aanbevelingen van het ESRB inzake de beperking van winstuitkeringen tijdens de coronapandemie.[36]
1.6 Risico’s en toezichtsprioriteiten voor 2023-2025
ECB-Bankentoezicht ontwikkelt en actualiseert op flexibele wijze haar toezichtprioriteiten na een grondige beoordeling van de voornaamste risico’s en kwetsbaarheden voor de Europese bankensector
ECB-Bankentoezicht beoordeelt en bewaakt doorlopend de risico’s en kwetsbaarheden van instellingen die onder haar rechtstreekse toezicht staan. Het resultaat van deze beoordeling, die ook de inzichten van de SREP weerspiegelt, ondersteunt de ontwikkeling en actualisering van zijn middellangetermijnstrategie en de bijbehorende toezichtsprioriteiten. Deze toezichtsprioriteiten bevorderen de doeltreffendheid en consistentie in de toezichtplanning van de JST’s, waardoor een efficiëntere toewijzing van middelen wordt bevorderd. Ze helpen de NCA’s ook om hun eigen prioriteiten voor het toezicht op minder belangrijke instellingen op proportionele wijze vast te stellen (zie Paragraaf 1.4).
ECB-Bankentoezicht heeft haar toezichtprioriteiten voor 2023-2025 geactualiseerd en besteedt daarmee aandacht aan zowel acute risico’s in het huidige klimaat als structurelere uitdagingen
De geopolitieke schok als gevolg van de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 en de onmiddellijke macrofinanciële gevolgen daarvan in de vorm van hogere energie- en grondstoffenprijzen, en dus een stijgende inflatie, heeft de onzekerheid over de ontwikkelingen in de economie en de financiële markten vergroot, waardoor de risico’s voor de bankensector zijn toegenomen. In deze uitdagende omgeving heeft ECB-Bankentoezicht, in nauwe samenwerking met de NCA’s, haar strategische prioriteiten voor 2023-2025 geactualiseerd. Onder toezicht staande instellingen zullen ten eerste hun weerbaarheid tegen de acute gevolgen van macrofinanciële en geopolitieke schokken moeten versterken (prioriteit 1), ten tweede de digitaliseringsuitdagingen moeten aanpakken en de aansturingsmogelijkheden van de bestuursorganen moeten versterken (prioriteit 2), en ten derde hun inspanningen voor het omgaan met klimaatverandering moeten opvoeren (prioriteit 3) (zie Figuur 1).
Figuur 1
Toezichtsprioriteiten voor 2023-2025 voor het aanpakken van gesignaleerde kwetsbaarheden bij banken
1.6.1 Prioriteit 1: De veerkracht bij directe macrofinanciële en geopolitieke schokken versterken
De banken presteerden goed in de eerste helft van 2022, maar sindsdien zijn de onzekerheden en risico’s aanzienlijk toegenomen
In de eerste helft van 2022 presteerden de onder toezicht staande instellingen over het algemeen goed, gesteund door de economische opleving na de geleidelijke versoepeling van de beperkingen in verband met de coronapandemie (COVID-19) en de stapsgewijze normalisatie van de rentetarieven. De banken meldden gedurende de gehele periode solide kapitaalratio’s en ruime liquiditeitsbuffers, waaruit de sterke algehele veerkracht van de sector blijkt. Terwijl de directe gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne voor de meeste onder toezicht staande instellingen tot dusver beperkt zijn gebleven, heeft de macro-economische schok, die reeds bestaande inflatiedruk en aanhoudende knelpunten in de toeleveringsketen heeft verergerd, zich breder verspreid, met name in Europa. Als gevolg daarvan namen de financiële en niet-financiële risico’s voor de Europese financiële sector toe. Tegen deze achtergrond is de belangrijkste doelstelling van ECB-Bankentoezicht op de korte termijn ervoor te zorgen dat de banken die onder haar directe toezicht staan, beter bestand zijn tegen onmiddellijke macrofinanciële en geopolitieke schokken. De door de EBA gecoördineerde EU-brede stresstest van 2023 zal deze inspanning ondersteunen en bijdragen aan de uitkomst van de volgende SREP-cyclus en aan de toezichtsprioriteiten voor 2023.
Banken moeten tekortkomingen in het kredietrisicobeheer aanpakken, met inbegrip van blootstelling aan kwetsbare sectoren
De combinatie van lagere groei, aanhoudend hoge inflatie en stijgende rentetarieven zal waarschijnlijk het vermogen van ondernemingen en huishoudens aantasten om hun schulden af te lossen, met name die met een hogere schuldenlast. De stijgende rentetarieven zetten ook de vastgoedsector extra onder druk, waar de kwetsbaarheden zich opstapelen, zoals blijkt uit de aanhoudende tekenen van overwaardering van de huizenprijzen, de stijgende bouwkosten en de verschuiving naar telewerken, die vooral de commerciële vastgoedsector treft. Tegen deze achtergrond zouden banken in staat moeten zijn om snel een eventuele toename van risico’s in hun kredietposities in sectoren die gevoeliger zijn voor het huidige macro-economische klimaat, te onderkennen en in te perken. Hoewel de banken de afgelopen jaren enige vooruitgang hebben geboekt, heeft de SREP-exercitie van 2022 bevestigd dat hun risicobeheersingsmaatregelen nog steeds tekortkomingen vertonen, met name wat betreft de verstrekking en bewaking van leningen, de classificatie van kredietnemers met betalingsproblemen en voorzieningen. ECB-Bankentoezicht zal daarom haar inspanningen op dit gebied versterken en intensiveren. Hoewel de meeste voor de komende jaren geplande activiteiten een voortzetting vormen van het prioritaire werkprogramma van vorig jaar, zal de focus worden aangepast om ook de sectoren te bestrijken die het zwaarst worden getroffen door de gevolgen van de Russische inval in Oekraïne (zoals energie-intensieve sectoren) en door de macro-economische omgeving.
Banken moeten het gebrek aan diversificatie in hun financieringsbronnen en tekortkomingen in de financieringsplannen aanpakken
De uitzonderlijke monetairbeleidsmaatregelen die tijdens de pandemie werden genomen, hebben de banken overvloedige liquiditeit verschaft tegen lagere kosten. In deze periode hebben de banken in relatief opzicht hun afhankelijkheid van financiering door de centrale bank vergroot ten koste van het aandeel van marktfinanciering. De scherpe stijging van de inflatie sinds het begin van de Russische oorlog in Oekraïne en de daaropvolgende verkrapping van het monetaire beleid in de ontwikkelde economieën markeren het einde van het tijdperk van aanhoudend lage rente. Het directe gevolg voor de banken was een stijging van de kosten van centralebankfinanciering en van de spreads op de wholesale-markten. In de toekomst kunnen banken dan ook voor financieringsproblemen komen te staan als zij zich tot meer bronnen van wholesale-financiering wenden, juist wanneer dat duurder wordt en de risicobereidheid van beleggers afneemt. Dit kan gevolgen hebben voor de winstgevendheid van banken en voor hun vermogen om hun huidige liquiditeits- en financieringsratio’s te handhaven. De risico’s die voortvloeien uit de grote afhankelijkheid van banken van TLTRO III-middelen en de daarmee samenhangende afbouwstrategieën vereisen een voortdurende controle door de toezichthouders, zoals door sommige JST’s in de SREP van dit jaar is benadrukt. In dit verband zal ECB-Bankentoezicht haar betrokkenheid versterken bij een gericht aantal banken met kwetsbaardere financieringsstructuren en/of zwakkere praktijken op het gebied van liquiditeits- en financieringsrisicobeheer. De onder toezicht staande instellingen zal worden gevraagd een solide en betrouwbaar liquiditeits- en financieringsplan te ontwikkelen, uit te voeren en zo nodig aan te passen, met inbegrip van afbouwstrategieën en beperking van doorrolrisico’s en concentraties in financieringsstructuren.
1.6.2 Prioriteit 2: De uitdagingen van de digitalisering oppakken en de aansturingsmogelijkheden van bestuursorganen versterken
Banken moeten ook de structurele uitdagingen en risico’s aanpakken die samenhangen met het opereren in een steeds digitalere omgeving, teneinde de veerkracht en de duurzaamheid van hun bedrijfsmodellen te waarborgen.
Banken moeten solide digitaliseringsstrategieën ontwikkelen en uitvoeren
Digitalisering is niet alleen een belangrijke aanjager van efficiëntieverhoging, maar ook cruciaal voor banken om concurrerend te blijven. In dit verband moeten banken hun digitale transformatiestrategieën aanpassen, zowel om in te spelen op de voortdurend veranderende consumentenvoorkeuren als om weerstand te bieden aan de toenemende concurrentie met digitale voorlopers in de banksector en niet-bancaire digitale ondernemingen die bankdiensten aanbieden. In de komende jaren wil ECB-Bankentoezicht haar toezichtverwachtingen inzake digitale transformatiestrategieën actualiseren en publiceren, waarbij de huidige strategieën van banken worden beoordeeld in de vorm van zowel gerichte OSI’s als gerichte beoordelingen. Voorts zullen de toezichthouders eventuele uitschieters onder de instellingen opvolgen om de algemene strategie aan te vullen en de banken ertoe aan te zetten de vastgestelde structurele tekortkomingen aan te pakken.
Risico’s van uitbestede IT-diensten en cyberdreigingen zijn groot
Digitalisering kan voor banken ook een aanzienlijke bedreiging vormen voor hun operationele veerkracht. Banken moeten met name de risico’s aanpakken die voortvloeien uit de grote afhankelijkheid van derden voor kritieke IT-diensten en uit tekortkomingen in IT-uitbestedingsregelingen, die kunnen leiden tot toenemende verliezen als gevolg van niet beschikbare of slechte uitbestede diensten. Zij moeten ook proactief omgaan met cyberrisico’s in verband met IT-beveiliging, waarvan de waarschijnlijkheid is toegenomen in het kader van verhoogde geopolitieke spanningen en de Russische oorlog in Oekraïne. Tegen deze achtergrond zal ECB-Bankentoezicht de uitbestedingsregelingen en cyberbeveiligingsmaatregelen van banken blijven beoordelen en gerichte onderzoeken en OSI’s uitvoeren om eventuele geconstateerde tekortkomingen op te volgen.
Banken hebben behoefte aan goed functionerende en diverse bestuursorganen met een sterke strategische aansturingsmogelijkheden
Gezonde interne governanceregelingen en effectieve strategische aansturing zijn van cruciaal belang om de duurzaamheid van de bedrijfsmodellen van banken te waarborgen. Banken hebben vooruitgang geboekt bij het verbeteren van de collectieve geschiktheid van hun bestuursorganen en het aanpassen van hun diversiteitsbeleid, maar sommige gebieden vereisen nog steeds aandacht, zoals de naleving van de streefcijfers voor gendervertegenwoordiging of diversiteit qua vaardigheden. Er worden ook tekortkomingen geconstateerd in het proces voor opvolgingsplanning en het vermogen van de bestuursorganen om toezicht te houden en managementfuncties kritisch te bevragen, alsmede in de formele onafhankelijkheid van de bestuursorganen van een aantal van deze banken. ECB-Bankentoezicht zal blijven streven naar vooruitgang op deze gebieden door middel van gerichte beoordelingen, OSI’s en gerichte risicogebaseerde beoordelingen van de geschiktheid en de betrouwbaarheid. De toezichthouders zullen ook de toezichtsverwachtingen inzake governance en risicobeheersing actualiseren en publiceren.
Aanhoudende tekortkomingen op het gebied van het aggregeren en rapporteren van risicogegevens moeten worden aangepakt
De beschikking over tijdige en accurate gegevens en rapporten is niet alleen een voorwaarde voor een effectieve strategische aansturing, maar ook voor risicobeheer en een gedegen besluitvorming. Niettemin zijn tijdens de jaarlijkse SREP-exercities herhaaldelijk materiële tekortkomingen op het gebied van de aggregatie en verslaglegging van risicogegevens vastgesteld. De banken hebben trage en onvoldoende vooruitgang geboekt bij het dichten van de kloof met betrekking tot de toezichtsverwachtingen en de naleving van de relevante beginselen van het Bazels Comité voor bankentoezicht. ECB-Bankentoezicht zal dan ook haar inspanningen opvoeren om ervoor te zorgen dat de onder toezicht staande instellingen aanzienlijke vooruitgang boeken bij het herstellen van de vastgestelde structurele tekortkomingen, onder meer door middel van gerichte betrokkenheid bij de banken en via OSI’s.
1.6.3 Prioriteit 3: Inspanningen intensiveren om met klimaatverandering om te gaan
Klimaatverandering kan niet langer worden beschouwd als een risico op lange termijn of als een opkomend risico, aangezien de gevolgen ervan reeds zichtbaar zijn en naar verwachting in de komende jaren aanzienlijk zullen toenemen. De uitdagingen aangaan en de kansen grijpen die de klimaattransitie biedt, wordt daarom een dringende noodzaak voor banken.
Risico’s in verband met klimaatverandering moeten met voorrang worden aangepakt
Door de toename van extreme weersomstandigheden in Europa nemen de waarschijnlijkheid van en de hoogte van de verliezen als gevolg van fysieke risico’s toe. Tegelijkertijd heeft de verstoring van de energiemarkt door de Russische oorlog in Oekraïne de noodzaak voor Europa om de overgang naar hernieuwbare energiebronnen op gang te houden, nog eens onderstreept. Banken moeten daarom klimaat- en milieurisico’s adequaat integreren in hun bedrijfsstrategie, governance en risicobeheersing om zo deze risico’s te beperken en bekend openbaar te maken, en hun praktijken afstemmen op de huidige wettelijke vereisten en toezichtsverwachtingen. Daartoe zal de ECB Bankentoezicht opvolging geven aan de tekortkomingen die in de klimaatstresstest van 2022[37] en het themaonderzoek[38]zijn vastgesteld, de vorderingen van de banken bewaken en zo nodig handhavingsmaatregelen nemen om ervoor te zorgen dat eind 2024 volledig aan haar verwachtingen is voldaan.
2 Autorisaties, handhaving en sanctieprocedures
2.1 Autorisaties
2.1.1 Jaarlijkse beoordeling van de significantie (met inbegrip van alomvattende beoordelingen) en vaststelling van LSI's met grote impact
2.1.1.1 Significantiebeoordelingen
Na de jaarlijkse significantiebeoordeling en ad hoc-beoordelingen, houdt de ECB vanaf 1 januari 2023 rechtstreeks toezicht op 113 banken
De jaarlijkse beoordeling of een bank of bankgroep voldoet aan de criteria voor belangrijke instellingen[39]op basis van de SSM-Kaderverordening[40] is in november 2022 afgerond. Deze beoordeling werd aangevuld met ad-hocsignificantiebeoordelingen (waaruit 60 significantiebesluiten zijn voortgevloeid) die zijn uitgevoerd na veranderingen in groepsstructuren.
Als gevolg daarvan zijn 113 instellingen[41] per 30 november 2022 als belangrijk aangemerkt, een daling ten opzichte van de 115 instellingen bij de vorige jaarlijkse significantiebeoordeling.
Op grond van de jaarlijkse beoordeling van 2022 werd AS LHV Group als belangrijk aangemerkt omdat zij op 31 december 2021 voldeed aan het criterium van economisch belang. De ECB heeft op 1 januari 2023 het directe toezicht op de AS LHV Group op zich genomen.
Voorts zijn als gevolg van de vergunningverlening voor significante kredietinstellingen aan vier klasse-1 beleggingsondernemingen twee nieuwe individuele belangrijke instellingen (SI's) aan de lijst van entiteiten onder toezicht toegevoegd: Citigroup Global Markets Europe AG per 15 oktober 2022 en BofA Securities Europe SA per 8 december 2022. Twee andere significante kredietinstellingen werden toegevoegd aan bestaande significante groepen: Morgan Stanley Europe SE aan Morgan Stanley Europe Holding SE, met ingang van 2 september 2022, en Portzamparc aan BPCE S.A., met ingang van 3 november 2022.
Verder zijn vier instellingen van de lijst van belangrijke entiteiten gehaald.
- J.P. Morgan Bank Luxembourg S.A. is verwijderd als gevolg van haar fusie door opname in J.P. Morgan AG met ingang van 22 januari 2022.
- Banque Degroof Petercam SA; Bank Degroof Petercam NV en haar dochterondernemingen zijn heringedeeld als minder belangrijke instellingen (LSI's). Het rechtstreekse toezicht van de ECB op deze entiteiten eindigde op 25 februari 2022.
- De vergunning van Sberbank Europe AG in Abwicklung is met ingang van 15 december 2022 komen te vervallen.
- De vergunning van RCB Bank LTD is met ingang van 23 december 2022 door de ECB ingetrokken.
Daarnaast hebben de volgende veranderingen in groepsstructuren plaatsgevonden, die invloed hadden op het aantal belangrijke onder toezicht staande entiteiten:
- Op basis van omvang werd Swedbank Baltics AS als significant aangemerkt na de verwerving van Swedbank AS, "Swedbank" AS en „Swedbank", AB, die dochterondernemingen werden van Swedbank Baltics AS. Deze staat sinds 4 januari 2022 onder rechtstreeks toezicht van de ECB.
- Banca Carige S.p.A. – De Cassa di Risparmio di Genova e Imperia en haar dochterondernemingen zijn overgenomen door BPER Banca S.p.A. en zijn met ingang van 3 juni 2022 onderdeel van de belangrijke onder toezicht staande groepen waarvan BPER Banca S.p.A. het groepshoofd is.
Tenslotte hebben de volgende veranderingen in groepsstructuren plaatsgevonden, die echter geen invloed hadden op het aantal belangrijke onder toezicht staande entiteiten:
- CrelanCo SC ; CrelanCo CV werd, op basis van omvang, als belangrijk aangemerkt na de verwerving van meer dan 50% van het kapitaal en de stemrechten in AXA Bank Belgium SA, die een dochteronderneming van CrelanCo SC ; CrelanCo CV werd. De ECB heeft op 1 februari 2022 het directe toezicht op CrelanCo SC ; CrelanCo CV op zich genomen.
- Quintet Private Bank (Europe) S.A. werd het groepshoofd van diens belangrijke onder toezicht staande groep, na de verplaatsing van de statutaire zetel, de vestiging en de centrale administratie van Precision Capital S.A. van Luxemburg naar Qatar en de fusie door opname van Banque Puilaetco Dewaay Luxembourg S.A. in Quintet Private Bank (Europe) S.A., met ingang van 25 februari 2022.
De lijst van onder toezicht staande entiteiten wordt regelmatig geactualiseerd. De meest recente versie van de lijst is te vinden op de website van ECB-Bankentoezicht (Engels).
Tabel 2
Belangrijke bankgroepen of zelfstandige banken onder Europees bankentoezicht op grond van de jaarlijkse beoordeling van 2022
2.1.1.2 Alomvattende beoordelingen en activakwaliteitsbeoordelingen
In de eerste helft van 2022 heeft de ECB drie in 2021 gestarte alomvattende beoordelingen afgerond. De drie beoordeelde banken voldeden elk aan een criterium om onder rechtstreeks toezicht van de ECB te staan: Addiko Bank AG in Oostenrijk (significante grensoverschrijdende activiteiten), Agri Europe Cyprus Limited in Slovenië (een van de drie grootste kredietinstellingen in de lidstaat) en Barclays Bank Ireland PLC in Ierland (omvang).
De activakwaliteitsbeoordelingen (asset quality reviews – AQR’s) en de stresstest voor toezichtsdoeleinden zijn in 2022 ontkoppeld, wat betekent dat zij nu als twee afzonderlijke en onafhankelijke toezichtsactiviteiten worden behandeld.
In 2022 startte de ECB AQR-activiteiten voor vier banken. De AQR's van AS Citadele banka in Letland (een van de drie grootste kredietinstellingen in de lidstaat) en de Belgische bank Crelan SA (omvang) zijn in mei 2022 gestart en die van Goldman Sachs Bank Europe SE (omvang) en Morgan Stanley Europe SE (omvang) in september 2022. De AQR-activiteiten zullen naar verwachting eind oktober 2023 volledig zijn afgerond.
2.1.1.3 LSI’s met grote impact
Vanwege het grote aantal LSI’s en de verschillende daartussen wat betreft omvang, complexiteit en risicoprofiel, classificeert het Europees bankentoezicht deze instellingen op basis van hun impact op het financiële stelsel en hun risicoprofiel. Sinds 2022 worden impactcriteria en risicocriteria afzonderlijk beoordeeld. LSI’s met grote impact worden jaarlijks bepaald voor elk van de landen die aan het Europees bankentoezicht deelnemen.
Een LSI wordt aangemerkt als ‘met grote impact’ wanneer deze voldoet aan een van de volgende criteria:
- Omvang
De totale activa van de instelling bedragen meer dan € 15 miljard. - Belang voor de economie
De totale activa van de instelling bedragen meer dan 15% van het bbp van het land, of het gaat om een “andere systeemrelevante instelling” (other systemically important institution – O-SII) in de zin van de Richtlijn kapitaalvereisten (CRD).[42] - Potentieel belangrijke instelling
De LSI is een “grote instelling” in de zin van de herziene Verordening kapitaalvereisten (CRR II)[43] (d.w.z. een instelling die aan een van de significantiecriteria voldoet, maar niet als belangrijk wordt aangemerkt). - Grensoverschrijdende activiteiten
De LSI bezit een of meer kredietinstellingen in een of meer andere deelnemende landen. - Bedrijfsmodel
De LSI is een financiëlemarktinfrastructuur met een bankvergunning, een centrale spaarbank of centrale coöperatieve bank of is de centrale instelling van een institutioneel protectiestelsel. - Minimumdekkingsregel
Als op basis van bovengenoemde criteria minder dan drie LSI’s met grote impact in een rechtsgebied worden geïdentificeerd, is de minimumdekkingsregel van toepassing. Volgens de minimumdekkingsregel moeten er aanvullende LSI’s op omvang worden geselecteerd totdat er drie LSI’s met grote impact zijn geïdentificeerd.
Op grond van de zogeheten stabiliteitsregel behoudt een LSI haar hoge-impactstatus nog twee jaar nadat zij niet langer aan de criteria voldoet, behalve in gevallen waarin de redenen voor de hoge-impactstatus grensoverschrijdende activiteiten, het bedrijfsmodel of de minimumdekking.
Een LSI die wordt beschouwd als een kleine en niet-complexe instelling (small and non-complex institution) in de zin van CRR II kan niet worden aangemerkt als een LSI met een grote impact, tenzij het de grootste LSI is in een rechtsgebied waar alle LSI’s kleine en niet-complexe instellingen zijn.
2.1.1.4 Consequenties van aanmerking als LSI met grote impact
Aanmerking als LSI met grote impact is een factor waarmee nationaal bevoegde autoriteiten (NCA’s) rekening houden bij het bepalen van de frequentie en gedetailleerdheid van hun toezichtswerkzaamheden, waaronder de procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (supervisory review and evaluation process – SREP) en inspecties ter plaatse. Daarnaast zijn NCA’s verplicht de ECB in kennis te stellen van alle materiële toezichtsprocedures of -besluiten die zij voornemens zijn ten aanzien van deze instellingen uit te voeren, conform artikel 97 en 98 van de SSM-Kaderverordening.
In onderstaande tabel worden de LSI’s met grote impact voor 2023 weergegeven, zoals vastgesteld door de Raad van Toezicht van de ECB. Voor elke instelling worden redenen voor de status van LSI met grote impact gegeven, om de transparantie van de classificatie te waarborgen.
Tabel 3
Lijst van minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten met grote impact voor 2023
2.1.2 Autorisatieprocedures
In 2022 werden in totaal 759 autorisatieprocedures gemeld bij ECB-Bankentoezicht
In 2022 werden in totaal 759 autorisatieprocedures gemeld bij ECB-Bankentoezicht (Tabel 4). Deze meldingen omvatten 30 vergunningaanvragen, 22 intrekkingen, 64 vervallen autorisaties, 87 verwervingen of toenames van gekwalificeerde deelnemingen, 549 paspoortprocedures en zeven autorisaties van financiële holdingmaatschappijen. Vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe kader voor het toezicht op beleggingsondernemingen in juni 2021 zijn de NCA’s en de ECB eveneens betrokken geweest bij het verlenen van vergunningen aan beleggingsondernemingen als kredietinstellingen.
Tabel 4
Bij de ECB gemelde autorisatieprocedures (belangrijke en minder belangrijke instellingen)
In 2022 zijn er 244 autorisatieprocedurebesluiten[44] afgerond. Daarvoor heeft de Raad van Toezicht 108 ontwerpbesluiten ingediend, die vervolgens door de Raad van Bestuur zijn goedgekeurd. De overige 136 zijn door het senior management goedgekeurd binnen het delegatiekader.[45] Deze aantallen omvatten 98 transacties (zoals het vervallen van vergunningen en paspoortprocedures) die impliciet zijn goedgekeurd door de ECB[46] door geen bezwaar te maken binnen de wettelijke termijnen.
De 244 autorisatiebesluiten vertegenwoordigen 9% van alle individuele toezichtsbesluiten van de ECB in 2022.
Eén autorisatieprocedure heeft geleid tot een negatief besluit. Daarnaast zijn 14 vergunningaanvragen en zeven meldingen van verwervingen of toenames van gekwalificeerde deelnemingen op grond van een negatieve beoordeling ingetrokken voordat een besluit werd afgerond. In één geval is een toezichtmaatregel genomen overeenkomstig artikel 21a, lid 6, van de herziene Richtlijn kapitaalvereisten (CRD V)[47] met betrekking tot een financiële holding.
Het aantal gemelde autorisatieprocedures bleef in 2022 ten opzichte van 2021 grotendeels ongewijzigd.
2.1.2.1 Ontwikkelingen in gemeenschappelijke procedures
Het aantal kennisgevingen van gemeenschappelijke procedures aan de ECB bleef vergelijkbaar met het voorgaande jaar
Over het geheel genomen bleef in 2022 het aantal bij de ECB ingediende meldingen van gemeenschappelijke procedures voor vergunningen, gekwalificeerde deelnemingen en intrekkingen vergelijkbaar met het voorgaande jaar.
ECB-Bankentoezicht heeft een groot aantal gekwalificeerde deelnemingen beoordeeld. In enkele procedures besloten de aanvragers, na uitingen van bezorgdheid door toezichthouders tijdens de eerste beoordeling of een negatief besluit door de ECB, hun kennisgevingen in te trekken of hun recht om gehoord te worden uit te oefenen. In andere gevallen besloten de aanvragers hun aanvraag in te trekken, hetzij vanwege het aanhoudend onzekere macro-economische klimaat, hetzij om casusspecifieke redenen. Verschillende procedures voor gekwalificeerde deelnemingen waren het gevolg van interne reorganisaties waarop de vereenvoudigde benadering voor de beoordeling van gekwalificeerde deelnemingen van toepassing was. Evenals in voorgaande jaren, en ondanks de opkomende trend naar transformatie en actieve consolidatiedynamiek, waren de grensoverschrijdende consolidatieactiviteiten beperkt.
De meeste vergunningverleningsprocedures in 2022 hadden betrekking op de oprichting van nieuwe LSI’s. Het kleine aantal vergunningsprocedures dat betrekking had op belangrijke instellingen vloeide voornamelijk voort uit de noodzaak om vergunningen te verlengen voor door banken geplande aanvullende gereguleerde activiteiten. Daarnaast werden verschillende vergunningen verleend uit hoofde van het nieuwe communautaire regelgevingskader voor beleggingsondernemingen, dat per 26 juni 2021 is ingevoerd met toepassing van de Richtlijn en Verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen.
Net als in voorgaande jaren waren digitale innovaties voor het verlenen van diensten aan EU-klanten (fintechbedrijfsmodellen) de belangrijkste aanjager van deze nieuwe aanvragen. De meeste aanvragen betreffende bedrijfsmodellen met activiteiten en diensten op het gebied van cryptoactiva werden ingediend door in Duitsland gevestigde kredietinstellingen, vanwege de specifieke vergunningsplicht opgelegd door de Duitse wetgeving. Een aantal van deze vergunningaanvragen in Duitsland werd tijdens de eerste beoordeling ingetrokken. Daarnaast is door een in Luxemburg gevestigde instelling een vergunningaanvraag ingediend voor een bedrijfsmodel dat verband houdt met cryptoactiva.
De nationale kaders voor cryptoactiva lopen sterk uiteen. Daarom neemt de ECB maatregelen om de beoordeling van vergunningaanvragen voor cryptoactiva te harmoniseren.
Kader 4
Vergunningen voor activiteiten op het gebied van cryptoactiva
Binnen de EU hebben het Voorzitterschap van de Raad en het Europees Parlement onlangs een voorlopig akkoord bereikt over het voorstel inzake markten in cryptoactiva, waardoor cryptoactiva onder een regelgevend kader zullen komen te vallen. Intussen ontwikkelen de markten in cryptoactiva zich in hoog tempo, waarbij banken overwegen om hieraan deel te nemen. Het is aan de ECB om eraan bij te dragen dat banken die zich hierin willen begeven dat op een veilige en gezonde manier doen. Zoals bij iedere andere vergunningsprocedure passen de ECB en de betrokken NCA de CRD-criteria toe bij de beoordeling van vergunningaanvragen betreffende activiteiten en diensten op het gebied van cryptoactiva.
Activiteiten op het gebied van cryptoactiva worden beschouwd als risicovol wanneer het gaat om de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (AML/CFT). Hierin is de ECB afhankelijk van de input van nationale AML-autoriteiten en financiële inlichtingeneenheden.[48]
Ook in 2022 ontving de ECB een groot aantal vergunningaanvragen voor banken met een fintechbedrijfsmodel. Uit de beoordelingen bleek dat fintechbedrijven vanwege hun beperkte personeelsbestand vaak sterk afhankelijk zijn van uitbestede kritische diensten. Het uitbesteden van kritieke diensten aan externe dienstverleners verhoogt het operationeel risico, met name op het gebied van IT-diensten en gegevensopslag in de cloud, maar ook op het gebied van authenticatie en ken-uw-klantprocedures. Fintechbedrijven maakten vaak gebruik van de paspoortregeling die kredietinstellingen in de EU in staat stelt met de oorspronkelijk verleende vergunning diensten te verlenen of bijkantoren op te richten in ieder ander EU-land.
Verschillende intrekkingsprocedures vloeiden voort uit het feit dat instellingen direct of indirect onder het sanctieregime vielen die de EU en de Verenigde Staten als reactie op de Russische oorlog in Oekraïne hadden ingesteld. De getroffen instellingen hadden bedrijfsmodellen die niet meer levensvatbaar waren of niet voldeden aan de prudentiële vereisten. Andere vergunningen werden ingetrokken omdat instellingen niet financieel gezond waren en een niet-levensvatbaar bedrijfsmodel hadden of andere ernstige prudentiële of AML/CFT-gerelateerde tekortkomingen vertoonden. Eén LSI heeft de markt verlaten door middel van een insolventieprocedure. Intrekkingsprocedures waren ook het gevolg van vrijwillige beëindiging van activiteiten dan wel fusies of andere herstructureringen.
2.1.2.2 Ontwikkelingen in paspoortprocedures en (gemengde) financiële holdings
In 2022 hebben de ECB en de NCA’s 549 paspoortprocedures afgehandeld.
Goedkeuringen en vrijstellingen voor (gemengde) financiële moederholdings werden ingevoerd krachtens artikel 21a van de herziene Richtlijn kapitaalvereisten (Capital Requirements Directive V – CRD V). In 2021 nam de ECB voornamelijk besluiten met betrekking tot bestaande (gemengde) financiële holdings.[49] In 2022 heeft de ECB 11 financiële holdings goedgekeurd, waarvan één nieuw opgericht in de onder toezicht staande groep. Andere goedkeuringen hielden verband met vertragingen bij de omzetting van artikel 21a in nationaal recht (d.w.z. na 29 december 2020), waardoor de meldingen op hun beurt vertraging opliepen. De ECB nam ook haar eerste "gezamenlijk besluit" als de bevoegde autoriteit in een lidstaat waar de (gemengde) financiële holding was opgericht met een andere bevoegde autoriteit als consoliderende toezichthouder op grond van artikel 21a, lid 8, van de herziene Richtlijn kapitaalvereisten (CRD V). Ten slotte vond een aantal reorganisaties plaats in onder toezicht staande groepen waarbij (gemengde) financiële holdings uit de groepsstructuur werden verwijderd.
2.1.2.3 Nieuw kader voor beleggingsondernemingen van de ECB
Daarnaast hebben de ECB en de NCA’s hun werkzaamheden met betrekking tot de vergunningverlening aan beleggingsondernemingen voortgezet. In juni 2021 is een nieuw kader voor het toezicht op beleggingsondernemingen in werking getreden, waarin de voorwaarden zijn neergelegd waaronder een beleggingsonderneming een vergunning als kredietinstelling moet aanvragen. Die vergunning moet worden verkregen op grond van zowel kwalitatieve criteria (uitgevoerde activiteiten) als kwantitatieve criteria (waarde van de activa), hetzij op individuele basis, hetzij op groepsbasis. Voor beleggingsondernemingen die in aanmerking komen voor een vergunning als kredietinstelling gold in 2021 en 2022 een overgangsregeling. Naar verwachting vallen circa 20 instellingen onder de vergunningplicht voor banken. Tot nu toe hebben de NCA’s de ECB op de hoogte gesteld van elf ingediende aanvragen en in 2022 is aan vijf ondernemingen een vergunning verleend, hoofdzakelijk in Duitsland, Frankrijk en Nederland.
Ter bevordering van een consistente beoordeling voor alle beleggingsondernemingen en in de landen die deelnemen aan het Europese bankentoezicht, heeft de ECB een specifieke methodologie ontwikkeld die een evenwicht beoogt te vinden tussen i) de noodzaak deze ondernemingen te beoordelen als elke andere instelling die een bankvergunning aanvraagt, en ii) het feit dat deze beleggingsondernemingen onderworpen zijn geweest aan door nationale autoriteiten opgelegde prudentiële vereisten voordat zij kredietinstellingen werden.
2.1.2.4 IMAS-portaal
Het IMAS-portaal is het onlineplatform dat interactie en informatie-uitwisseling van toezichthouders met onder toezicht staande entiteiten en derden vergemakkelijkt. Het IMAS-portaal maakt deel uit van de strategie om de toezichtprocessen te digitaliseren en bestrijkt de gehele toezichtscyclus.[50]
In 2022 werden de overige autorisatieprocedures, te weten de vergunningaanvragen, vrijwillige intrekkingen van vergunningen en goedkeuring van financiële holdings, aan het IMAS-portaal toegevoegd. Een aanzienlijk deel van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsprocedures blijven verwerkt worden via het IMAS-portaal.
2.2 Deskundigheids- en betrouwbaarheidsprocedures
In 2022 waren er gunstige ontwikkelingen in deskundigheids- en betrouwbaarheidsprocedures.
In 2022 werden in totaal 2.445 deskundigheids- en betrouwbaarheidsprocedures (individuele toetsingen van bestuurders en commissarissen, sleutelfunctionarissen en managers van bijkantoren in derde landen en goedkeuringen van nevenfuncties) gemeld bij ECB-Bankentoezicht (Tabel 5).
Tabel 5
Deskundigheids- en betrouwbaarheidsprocedures gemeld bij de ECB
Ongeveer 67% van alle in 2022 ontvangen deskundigheids- en betrouwbaarheidsprocedures had betrekking op leden van het bestuursorgaan in zijn toezichtfunctie en in 27% van de gevallen ging het om uitvoerend bestuurders. In de overige procedures ging het om sleutelfunctionarissen (4%), managers van bijkantoren in derde landen (1%) en niet-uitvoerende nevenfuncties (1%).
Dankzij de voortgaande positieve tendens sinds 2019 is de totale doorlooptijd van deskundigheids- en betrouwbaarheidsprocedures afgenomen tot een gemiddelde van 102 dagen. Dit is korter is dan de maximumperiode van vier maanden zoals aangegeven in paragraaf 179 van de Gezamenlijke ESMA- en EBA-richtsnoeren inzake de beoordeling van de geschiktheid van leden van het bestuursorgaan en medewerkers met een sleutelfunctie.
2.2.1 Ontwikkelingen in deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen
In 32% van de procedures in 2022 constateerde de ECB problemen met een of meer van de deskundigheids- en betrouwbaarheidscriteria. Net als in voorgaande jaren hadden de meest voorkomende punten betrekking op de beschikbare tijd van bestuurders, ervaring en belangenverstrengeling. Om deze aandachtspunten weg te nemen heeft de ECB aan belangrijke instellingen bijkomende voorschriften opgelegd, namelijk 58 voorwaarden, 225 verplichtingen en 95 aanbevelingen. Het beleid van de ECB dat aan dergelijke bijkomende voorschriften ten grondslag ligt, is in 2022 herzien (zie Kader 5).
Als er ernstige twijfel wordt geuit over de geschiktheid van een kandidaat voor een beoogde bestuurs- of sleutelfunctie, wordt de aanvraag van een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordeling vaak ingetrokken. In deze gevallen kan deze toezichtsdialoog met banken negatieve deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten van de ECB voorkomen. In 2022 zijn er 16 aanvragen op deze manier ingetrokken.
Daarnaast voerde de ECB 15 herbeoordelingen uit van leden van de bestuursorganen van banken. Zeven van deze herbeoordelingen hielden verband met reputatiekwesties en vier met tekortkomingen op het gebied van de bestrijding van witwassen. Als gevolg van deze herbeoordelingen zijn vier bestuursleden afgetreden.[51] Bij in totaal 23 aanvragen werd relevante AML/CFT informatie meegewogen bij de beoordeling van de geschiktheid van bestuurders.
Om diversiteit binnen de banken waarop zij toezicht houdt te bevorderen, voert de ECB in haar deskundigheids- en betrouwbaarheidsprocedures ook een collectieve geschiktheidsbeoordeling uit waarbij zij ook rekening houdt met criteria als de diversiteit qua gender, ervaring en achtergrond. In dit verband wordt in deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten verwezen naar relevante bevindingen inzake diversiteit, en worden bijkomende voorschriften opgelegd wanneer de nationale wetgeving dit toestaat.
Om de efficiency van deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen te vergroten, gaat de ECB door met het ontwikkelen van haar IT-instrumenten. Eind 2022 waren alle landen die deelnemen aan het Europese bankentoezicht aangesloten op het IMAS-portaal, waar belangrijke instellingen hun deskundigheids- en betrouwbaarheidsaanvragen kunnen indienen en de voortgang ervan kunnen volgen totdat een definitief besluit is genomen. In 2022 is het gebruik door banken van het IMAS-portaal voor deskundigheids- en betrouwbaarheidsaanvragen gestegen van 84% naar 89%, wat de algehele verwerkingstijd van deze procedures heeft verbeterd. De ECB zal het volledige gebruik van het IMAS-portaal door alle belangrijke banken blijven bevorderen.
Daarnaast is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van de Heimdall-tool, die het deskundigheids- en betrouwbaarheidsproces stroomlijnt door de door banken ingevulde vragenlijsten automatisch in te lezen en problemen te signaleren op basis van de inhoud ervan. De tool maakt gebruik van optische karakterherkenning, automatische vertaling en data-analyse om zo de hoeveelheid handmatige werkzaamheden en de kans op menselijke fouten terug te brengen.
Kader 5
Herziening van het kader voor bijkomende voorschriften van de ECB
Om de effectiviteit van haar deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten te vergroten, heeft de ECB haar beleid voor bijkomende voorschriften in het kader van deskundigheid en betrouwbaarheid herzien. Zoals toegelicht in de Supervision Newsletter van november 2022, zullen vanaf 1 januari 2023 de bijkomende voorschriften – dat kunnen voorwaarden, verplichtingen of aanbevelingen zijn – die aan de besluiten van de ECB inzake deskundigheid en betrouwbaarheid zijn verbonden, specifieke vereisten en termijnen inhouden met betrekking tot aanpassingen om ervoor te zorgen dat de bestuurders geschikt zijn. Hierdoor worden de bijkomende voorschriften verder verduidelijkt, waardoor het voor banken en toezichthouders gemakkelijker wordt deze op te volgen en zal het daarnaast de doeltreffendheid van beslissingen inzake de deskundigheid en betrouwbaarheid vergroten. Bovendien zal de ECB in het herziene beleid niet langer verplichtingen zonder termijnen opleggen, of verplichtingen die slechts de wettelijke verplichtingen waaraan banken hoe dan ook moeten voldoen in herinnering roepen. Dit betekent dat het totale aantal bijkomende voorschriften zal afnemen en dat de voorschriften die worden opgelegd aan banken en toezichthouders een sterkere gerichtheid zullen bieden, wat deze voorschriften een doeltreffender toezichtsinstrument maakt. Het herziene beleid inzake het gebruik van bijkomende voorschriften is een volgende stap in de indringendere en gestroomlijndere aanpak van de ECB met betrekking tot deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen en de inspanningen van de ECB om het bestuur van banken te verbeteren.
2.3 Klokkenluiden, handhaving en sancties
2.3.1 Handhaving en sanctiemaatregelen
De ECB heeft in 2022 tien procedures afgehandeld, waarvan er acht aan het einde van het jaar werden afgerond
Volgens de SSM-Verordening en de SSM-Kaderverordening hangt de verdeling van de handhavings- en sanctiebevoegdheden tussen de ECB en de NCA's af van de aard van de vermeende schending, de verantwoordelijke persoon en de te nemen maatregel (zie het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden 2014 ). Conform het toepasselijke rechtskader worden de door de ECB binnen de grenzen van haar toezichtstaken opgelegde sancties bekendgemaakt op de website van de ECB over het bankentoezicht. De sancties die op verzoek van de ECB door de NCA’s worden opgelegd, worden op dezelfde website gepubliceerd.
In 2022 heeft de ECB tien sanctieprocedures afgehandeld die hebben geleid tot acht besluiten van de ECB (zie Tabel 6).
Tabel 6
Handhavings- en sanctiewerkzaamheden van de ECB in 2022
In 2022 heeft de ECB zes geldboetes opgelegd, voor een totaalbedrag van € 12.240.000
Van de tien in 2022 behandelde procedures hadden er acht betrekking op vermeende schendingen van rechtstreeks toepasselijk EU-recht (waaronder besluiten en verordeningen van de ECB), begaan door zeven belangrijke instellingen. Zes van deze procedures werden afgerond in 2022, waarbij boetes voor een totaalbedrag van € 12.240.000 werden opgelegd door de ECB. Drie van deze besluiten bevestigden sanctiebesluiten die aanvankelijk in 2018 waren gegeven, maar vervolgens in 2020 door het Hof van Justitie van de Europese Unie gedeeltelijk nietig waren verklaard. Ultimo 2022 liepen er nog twee procedures.
De twee resterende procedures die in 2022 werden behandeld, hadden betrekking op vermeende schendingen van nationale wetgeving ter uitvoering van de Richtlijn kapitaalvereisten (CRD) en betroffen verwervingen van gekwalificeerde deelnemingen in twee LSI's. De procedures werden afgerond met verzoeken van de ECB aan de betreffende NCA’s om een procedure te starten.
Grafiek 21 geeft een volledig overzicht van de vermeende schendingen naar onderwerp, zoals deze door de ECB in 2022 in handhavings- en sanctieprocedures zijn behandeld.
Grafiek 21
Vermeende schendingen onderhevig aan handhavings- en sanctieprocedures in 2022
Naar aanleiding van eerdere verzoeken van de ECB om een procedure te starten en na beoordeling van de zaken in overeenstemming met hun nationale wetgeving heeft één NCA in 2022 drie geldboetes opgelegd voor een bedrag van € 6.000
Naar aanleiding van eerdere verzoeken van de ECB om een procedure te starten en na beoordeling van de zaken in overeenstemming met diens nationale wetgeving heeft één NCA in 2022 drie geldboetes opgelegd voor een totaal bedrag van € 6.000.
Daar komt bij dat als de ECB redenen heeft om aan te nemen dat er mogelijk een strafbaar feit is gepleegd, zij de desbetreffende NCA vraagt om de zaak door te verwijzen naar de bevoegde autoriteiten voor onderzoek en mogelijke strafrechtelijke vervolging, in overeenstemming met nationale wetgeving. In 2022 heeft de ECB één dergelijk verzoek gedaan aan de betreffende NCA.
Meer gedetailleerde informatie, inclusief uitgebreide statistische gegevens over de sanctieactiviteiten die verband houden met schendingen van prudentiële vereisten die de ECB en NCA’s in het kader van het Europees bankentoezicht in 2022 hebben uitgevoerd, zal worden gepresenteerd in het “Jaarverslag over de sanctieactiviteiten in het SSM in 2022”. Dit verslag zal in het tweede kwartaal van 2023 worden gepubliceerd op de website van ECB-Bankentoezicht.
2.3.2 Klokkenluiden
In 2022 heeft de ECB 204 meldingen van klokkenluiders ontvangen, een stijging van 34% ten opzichte van het jaar ervoor
Overeenkomstig artikel 23 van de SSM-Verordening is het de taak van de ECB om te zorgen dat schendingen van toepasselijk EU-recht door iedereen op effectieve wijze gemeld kunnen worden, het zogeheten klokkenluiden. De ECB heeft daarom een meldingsfaciliteit opgezet, inclusief een onlineformulier (Engels) dat toegankelijk is via de website van ECB-Bankentoezicht.
De ECB waarborgt volledige vertrouwelijkheid van de meldingen van klokkenluiders die worden ontvangen via het online formulier of andere kanalen (bijvoorbeeld e-mail of post) en houdt rekening met alle beschikbare informatie bij de uitvoering van haar toezichtstaken.
In 2022 heeft de ECB 204 meldingen van klokkenluiders ontvangen, een stijging van 34% ten opzichte van het jaar ervoor. Daarbij ging het in 86 gevallen om een vermeende schending van toepasselijk EU-recht, waarvan 78 gevallen onder het toezichtstakenpakket van de ECB zouden vallen en acht onder dat van de NCA’s. De resterende meldingen betroffen voornamelijk vermeende schendingen die geen verband hielden met prudentiële vereisten (bijvoorbeeld consumentenbescherming) en vielen daarmee buiten de werkingssfeer van de meldingsfaciliteit voor klokkenluiders.
De vaakst gemelde vermeende schendingen binnen het toezichtsmandaat van de ECB waren governancekwesties (90%) en een tekortschietende berekening van eigenvermogens- en kapitaalvereisten (5%). Grafiek 22 geeft een volledig uitgesplitst overzicht. Bij governancekwesties ging het hoofdzakelijk om risicobeheersing en interne beheersingsmaatregelen, functies in het bestuursorgaan, deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten en organisatiestructuur.[52]
Grafiek 22
Vermeende schendingen die door klokkenluiders zijn gemeld
De betreffende Joint Supervisory Teams zijn op de hoogte gesteld van de via de meldingsfaciliteit gerapporteerde informatie. De informatie werd op passende wijze in aanmerking genomen en door de ECB opgevolgd in het kader van haar toezichtstaken.
De belangrijkste onderzoeksactiviteiten die in 2022 zijn uitgevoerd met betrekking tot de meldingen door klokkenluiders van schendingen van toepasselijk EU-recht die zijn ontvangen in de loop van het jaar of eerder zijn onder andere:
- verzoek om documentatie of een toelichting, gericht aan de onder toezicht staande entiteit (52% van de gevallen);
- interne beoordeling aan de hand van bestaande documentatie (36% van de gevallen);
- verzoek om een interne audit of inspectie ter plaatse (7% van de gevallen).
- ondervraging van de verdachte(n) (5% van de gevallen).
3 Bijdragen aan de crisisbeheersing
3.1 Gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne voor onder toezicht staande banken – crisissituaties in 2022
De geopolitieke situatie in Rusland en Oekraïne beïnvloedde zowel belangrijke als minder belangrijke instellingen. Aan sommige banken werden op grond van het crisisbeheersingskader maatregelen opgelegd, die doeltreffend bleken te zijn.
3.1.1 Crisissituatie bij Sberbank Europe AG
De ECB oordeelde dat Sberbank Europe AG en haar dochterondernemingen in Kroatië en Slovenië (waarschijnlijk) faillerend waren
Op grond van het EU-kader voor crisisbeheersing kan de ECB, na overleg met de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (Single Resolution Board – SRB), besluiten dat een onder toezicht staande entiteit (waarschijnlijk) faillerend (failing or likely to fail – FOLTF) is. Op 28 februari 2022 besloot de ECB de Oostenrijkse belangrijke instelling Sberbank Europe AG en haar twee dochterondernemingen in de bankenunie, Sberbank d.d. in Kroatië en Sberbank banka d.d. in Slovenië, in overeenstemming met artikel 18, lid 1, onder a), en lid 4, onder c), van de Verordening inzake het Gemeenschappelijk Afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism Regulation – SRMR)[53] als FOLTF aan te merken wegens de onomkeerbare verslechtering van hun liquiditeitssituatie[54].
3.1.1.1 Wat voorafging aan de FOLTF-beoordeling
De banken kregen te maken met een aanzienlijke uitstroom uit deposito's als gevolg van de aantasting van hun reputatie door de geopolitieke spanningen die op 24 februari 2022 culmineerden in de inval van Rusland in Oekraïne. Dit leidde tot een snelle en aanmerkelijke verslechtering van hun liquiditeitspositie. Geen van de beschikbare maatregelen bood een realistische kans op herstel van de liquiditeitspositie van de groep en van elk van de dochterondernemingen van Sberbank Europe AG in de bankenunie. Op 28 februari 2022 concludeerde de ECB dat de entiteiten waarschijnlijk niet in staat zouden zijn hun schulden te betalen of aan andere verplichtingen te voldoen wanneer deze opeisbaar zouden worden.
3.1.1.2 Samenwerking en uitwisseling van informatie met de SRB en andere autoriteiten
Toen de geopolitieke spanningen opliepen, intensiveerde de ECB haar interactie met de SRB en nam zij de eerste voorbereidende maatregelen. De teams van de ECB en de SRB die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor Sberbank Europe AG werkten nauw samen, en de liquiditeitssituatie van de bank werd in detail besproken met vertegenwoordigers van de SRB tijdens door de ECB belegde crisisbeheersingsvergaderingen. De SRB werd ook uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan de relevante vergaderingen van de Raad van Toezicht van de ECB. Een ECB-vertegenwoordiger nam als waarnemer deel aan alle bestuursvergaderingen van de SRB over deze zaak, met inbegrip van de vergadering waarop de SRB een besluit nam over de afwikkelingsmaatregelen. De ECB en de SRB gaven uiting aan hun waardering over de nauwe en effectieve samenwerking tijdens de crisissituatie.
Doordat Sberbank Europe AG in verschillende rechtsgebieden aanwezig is, werkte de ECB ook samen met een aantal NCA’s binnen en buiten de EU. Deze samenwerking werd ondersteund door het bestaan van een gemeenschappelijk crisisbeheersingskader, namelijk de Richtlijn herstel en afwikkeling van banken (Bank Recovery and Resolution Directive – BRRD). Het gefragmenteerde karakter van de nationale wettelijke bepalingen maakte het proces echter extra complex.
3.1.1.3 Acties naar aanleiding van de FOLTF-beoordeling
Na een moratorium van twee dagen nam de SRB op 1 maart 2022 afwikkelingsbesluiten voor de Kroatische en Sloveense dochterondernemingen en besloot ze dat geen afwikkelingsmaatregelen nodig waren voor de moederonderneming in Oostenrijk[55]. Daarna, op dezelfde dag, verzocht de ECB de Oostenrijkse financiële-marktautoriteit een regeringscommissaris te benoemen en Sberbank Europe AG te verbieden haar bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Alle aandelen van de Kroatische dochteronderneming Sberbank d.d. werden overgedragen aan de Kroatische Postbank Hrvatska Poštanska Banka d.d. en alle aandelen van de Sloveense dochteronderneming Sberbank banka d.d. aan de Sloveense bank Nova ljubljanska banka d.d. De kantoren van de voormalige dochterondernemingen van Sberbank Europe AG gingen op 2 maart 2022 gewoon weer open, zonder hinder voor depositohouders of cliënten. De Oostenrijkse moederonderneming kon een insolventieprocedure vermijden en ging in vrijwillige liquidatie, in overeenstemming met de nationale wetgeving. Op 21 april 2022 keurde de algemene vergadering van Sberbank Europe AG het liquidatieplan, de ontbinding en liquidatie van de bank en de benoeming van vier leden van het leidinggevend orgaan tot liquidateurs goed en machtigde zij hen om de bankvergunning aan het einde van de liquidatieprocedures in te leveren. In het najaar van 2022 had Sberbank Europe AG haar liquidatieplan grotendeels uitgevoerd, het overgrote deel van haar activa verkocht en bijna alle depositohouders terugbetaald, waardoor zij in december 2022 haar bankvergunning kon inleveren.
3.1.2 Crisissituatie bij RCB Bank LTD
RCB Bank LTD is een Cypriotische bank waar de in Rusland gevestigde bank VTB tot voor kort een belangrijke aandeelhouder van was.
Na de sancties als reactie op de Russische inval in Oekraïne, nam de ECB in maart 2022 verschillende besluiten met betrekking tot de activiteiten van RCB Bank. Meer bepaald i) keurde zij de verkoop goed van een deel van de leningenportefeuille van RCB Bank aan Hellenic Bank Public Company Ltd; ii) beperkte zij de activiteiten van RCB Bank door haar te verbieden nieuwe deposito's te aanvaarden, nieuwe leningen te verstrekken of nieuwe investeringen te doen; en iii) stelde zij een tijdelijke bewindvoerder aan om met het management van RCB Bank samen te werken en nauwlettend toe te zien op haar liquiditeit en kapitaal.
De gewijzigde geopolitieke situatie noopte RCB Bank ertoe haar algemene bedrijfsstrategie te herzien en te besluiten om over te gaan tot vrijwillige liquidatie van haar bankactiviteiten, met de bedoeling alle depositohouders volledig terug te betalen en haar bankvergunning aan het eind van het proces in te leveren[56]. In het najaar van 2022 had RCB Bank al haar deposito's terugbetaald, overgedragen of omgezet en verzocht zij om intrekking van haar bankvergunning, hetgeen de ECB goedkeurde in haar besluit van 22 december 2022[57].
3.2 Interactie met de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad
De nauwe samenwerking tussen ECB-Bankentoezicht en de SRB werd in 2022 voortgezet
In 2022 hebben ECB-Bankentoezicht en de SRB wederom op alle niveaus nauw samengewerkt. De Raad van Toezicht van de ECB nodigde de voorzitter van de SRB uit om als waarnemer deel te nemen aan zijn vergaderingen voor onderwerpen die van belang zijn voor de taken en verantwoordelijkheden van de SRB. Daarnaast nam een vertegenwoordiger van de ECB als waarnemer deel aan alle bestuursvergaderingen en plenaire zittingen van de SRB. Bovendien vonden er regelmatig uitwisselingen plaats tussen de voorzitters en het hogere en middenkader van de ECB en de SRB over onderwerpen van gemeenschappelijk belang, zoals de actualisering van het memorandum van overeenstemming tussen de SRB en de ECB, herstel- en afwikkelingsplanning en beleidswerkzaamheden in verband met crisisbeheersing. Ten slotte deelden beide organisaties met elkaar, overeenkomstig het memorandum van overeenstemming, een brede waaier aan relevante gegevens en informatie waarover zij reeds beschikten. Hierdoor werden de banken van een aanzienlijke dubbele rapportagelast bevrijd.
In 2022 zijn ECB-Bankentoezicht en de SRB begonnen aan hun tweede herziening van het bilateraal memorandum van overeenstemming. Deze herziening is bedoeld om de in de afgelopen jaren opgedane ervaring te benutten en na te denken over nieuwe wetgeving en samenwerkingsgebieden. Deze herziening zal de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen ECB-Bankentoezicht en de SRB verder versterken. Voorts nam de ECB net als in het verleden deel aan de crisis-simulatieoefening (“dry run”) van de SRB en aan de trilaterale afwikkelingsoefening (Trilateral Principal Level Exercise), waarbij afwikkelingsautoriteiten, toezichthoudende autoriteiten, centrale banken en ministeries van Financiën van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de bankenunie betrokken zijn. Deze reeks regelmatige oefeningen en uitwisselingen is bedoeld om te komen tot een beter begrip van de in elk rechtsgebied toegepaste afwikkelingsregelingen en om de coördinatie van grensoverschrijdende afwikkelingsplanning en -procedures te intensiveren.
Voorts vormde de regelmatige interactie tussen de gezamenlijke toezichtsteams (Joint Supervisory Teams – JST’s) van de ECB en de interne afwikkelingsteams (Internal Resolution Teams – IRT's) van de SRB opnieuw een belangrijk onderdeel van de samenwerking tussen de twee organisaties. Er werd zeer nauw samengewerkt voor banken die onder het crisisbeheersingskader van de ECB vallen, d.w.z. instellingen die worden geconfronteerd met verslechterende financiële omstandigheden, om ervoor te zorgen dat de toezichthouders en de afwikkelingsautoriteiten in een crisissituatie volledig op elkaar zijn afgestemd (zie Paragraaf 3.1).
In overeenstemming met het regelgevingskader werd de SRB geraadpleegd over de herstelplannen die belangrijke instellingen bij ECB-Bankentoezicht hadden ingediend. Bij de beoordeling van deze plannen en de voorbereiding van feedback voor de onder toezicht staande entiteiten werd rekening gehouden met de opmerkingen van de SRB. Deze opmerkingen hadden onder meer betrekking op de kalibratie van de drempelwaarden voor de herstelindicatoren met betrekking tot het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (minimum requirement for own funds and eligible liabilities – MREL) evenals op de impact van herstelopties op de afwikkelbaarheid.
Tot slot raadpleegde de SRB ECB-Bankentoezicht over ontwerpafwikkelingsplannen, in overeenstemming met de SRMR. Net als in het verleden had deze raadpleging onder meer betrekking op de bepaling van het MREL, met inbegrip van de toepassing van vrijstellingen van het intern MREL, en afwikkelbaarheidsbeoordelingen. Voorts werd de ECB overeenkomstig artikel 12 quinquies, lid 5, van de SRMR ook geraadpleegd over verzoeken van nationale afwikkelingsautoriteiten. Net als in voorgaande jaren raadpleegde de SRB ECB-Bankentoezicht ook over de berekening van de voorgestelde ex-antebijdragen die belangrijke instellingen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds moeten betalen, waarbij de ECB in haar beoordeling in de eerste plaats rekening hield met opmerkingen vanuit een toezichts- en continuïteitsperspectief.
3.3 Crisisbeheersing voor minder belangrijke instellingen
Om een crisissituatie bij een minder belangrijke instelling (less significant institution – LSI) te kunnen beheersen, moeten de betrokken NCA en de ECB nauw samenwerken. Hoewel de NCA rechtstreeks verantwoordelijk is voor het toezicht op de LSI’s, ontstaat er behoefte aan intensievere samenwerking en informatie-uitwisseling wanneer een LSI dicht bij het punt van niet-levensvatbaarheid komt. In dat stadium pleegt de ECB, als bevoegde autoriteit voor gemeenschappelijke procedures, overleg met de NCA over een mogelijke intrekking van de vergunning.
De ECB en de NCA’s werkten nauw samen aan de crisisbeheersing bij 20 LSI's die met een verslechtering van hun financiële situatie geconfronteerd werden
In 2022 werkten de ECB en de NCA’s nauw samen en wisselden ze informatie uit over verschillende LSI's waarvan was vastgesteld dat ze met een verslechterde financiële situatie kampten of zich in een crisissituatie bevonden. De NCA’s stelden de ECB in kennis van acht nieuwe gevallen van verslechtering van de financiële situatie bij een LSI. De ECB en de NCA’s bleven ook nauw samenwerken voor en informatie uitwisselen over 20 gevallen van een verslechterde financiële situatie bij een LSI, waarbij er in negen gevallen speciale contactgroepen voor crisisbeheersing moesten worden opgezet. Net als in voorgaande jaren zorgden deze groepen – bestaande uit vertegenwoordigers van zowel de ECB als de betrokken NCA’s – ervoor dat de crisissituaties nauwlettend werden gevolgd en dat de toezichtsmaatregelen en -besluiten tijdig en op een gecoördineerde wijze konden worden genomen. Als onderdeel van het LSI-werkplan 2022/23 richtten de ECB en de NCA’s in 2022 een gezamenlijke werkgroep op om de samenwerking voor crisissituaties bij LSI’s te evalueren en verder te verbeteren.
In 2022 stelden de NCA’s de ECB ook in kennis van drie gevallen met betrekking tot de intrekking van een vergunning van een LSI. In alle drie de gevallen besloot de ECB tot intrekking van de vergunning.
Niet-levensvatbare bedrijfsmodellen, aanhoudend lage winstgevendheid die leidt tot solvabiliteitsproblemen en gebrekkige governancesystemen (met inbegrip van ontoereikende kaders voor de bestrijding van het witwassen van geld) waren de belangrijkste oorzaken van de verslechtering van de financiële situatie van LSI's in 2022.
Kader 6
Herziening van het kader voor crisisbeheersing en depositogarantie
In haar verklaring van 16 juni 2022 verzocht de Eurogroep de Europese Commissie te overwegen wetgevingsvoorstellen in te dienen voor de hervorming van het kader voor crisisbeheersing en depositogarantie (crisis management and deposit insurance (CMDI) framework). De Eurogroep was het erover eens dat een versterkt CMDI-kader de volgende elementen moet omvatten: een duidelijker en geharmoniseerde beoordeling van de mate waarin de afwikkeling noodzakelijk is in het openbaar belang, een bredere toepassing van afwikkelingsinstrumenten bij crisisbeheersing op Europees en nationaal niveau, verdere harmonisatie van het gebruik van nationale depositogarantiefondsen bij crisisbeheersing, en harmonisatie van specifieke kenmerken van nationale wetten inzake bankinsolventie.
Een goed functionerend Europees CMDI-kader is van essentieel belang om het faillissement van banken van om het even welke omvang binnen en tussen EU-lidstaten te voorkomen en aan te pakken. De prioriteiten en voorlopige aanbevelingen van ECB-Bankentoezicht voor de herziening van het CMDI-kader zijn uiteengezet in haar bijdrage aan de gerichte raadpleging van de Europese Commissie.
Wat de mogelijke verbeteringen aan het kader voor crisisbeheersing betreft, is het vooral van belang dat het bestaande kader voor vroegtijdige interventie wordt verduidelijkt om de praktische toepassing ervan te vergemakkelijken. Ook moet het resterende risico op schemertoestanden worden aangepakt: een instelling die (waarschijnlijk) faillerend is verklaard maar waaraan geen afwikkelingsmaatregelen worden opgelegd, moet een procedure volgen waarbij haar activa te gelde worden gemaakt, zodat zij tijdig uit de bankenmarkt kan treden.
Een bredere toepassing van het afwikkelingskader zou het gelijke speelveld en de toegang tot beproefde afwikkelingsinstrumenten verbeteren. Tegelijkertijd moet het liquidatiekader worden herzien en verder geharmoniseerd. Een ruimer gebruik van de middelen van het depositogarantiestelsel (DGS) zou het gebruik van overdrachtsinstrumenten zowel bij afwikkeling als bij liquidatie kunnen vergemakkelijken. Daartoe zou de "laagste kosten"-test moeten worden aangepast en geharmoniseerd. Bovendien zou kunnen worden overwogen de supervoorkeur voor het DGS af te schaffen, omdat het DGS dan zowel bij afwikkeling als bij liquidatie meer middelen zou kunnen bijdragen, waardoor faillerende banken makkelijker uit de markt zouden kunnen treden zonder dat de waarde van hun activa wordt aangetast.
ECB-Bankentoezicht verheugt zich erop om binnen haar bevoegdheidsterrein een bijdrage te kunnen leveren aan het aanstaande wetgevingsproces voor de herziening van het CMDI-kader.
4 Interinstitutionele samenwerking
4.1 Europese en internationale samenwerking
Een belangrijke verwezenlijking in 2022 was de aanneming van eenvoudiger goedkeuringsregels voor de toezending van toezichtsinformatie aan autoriteiten buiten het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism – SSM). De desbetreffende rechtshandeling[58] maakt deze regels eenvoudiger en transparanter, in overeenstemming met het toepasselijke recht.
4.1.1 Samenwerking met andere toezichthoudende autoriteiten binnen en buiten de EU
4.1.1.1 De ECB en de colleges van toezichthouders
Goede samenwerking tussen toezichthoudende autoriteiten op het niveau van de EU en wereldwijd is van essentieel belang voor een doeltreffend toezicht op grensoverschrijdende bankgroepen. De ECB fungeert als consoliderende toezichthouder voor belangrijke bankgroepen die hun hoofdkantoor hebben in een land dat deelneemt aan het Europees bankentoezicht. Voor belangrijke bankgroepen die grensoverschrijdend actief zijn binnen de bankenunie, is de ECB de enige toezichthouder die verantwoordelijk is voor het toezicht op de moederonderneming en de eventuele grensoverschrijdende dochterondernemingen of bijkantoren.
Voor belangrijke bankgroepen met activiteiten buiten de bankenunie neemt de ECB deel aan colleges van toezichthouders. Dit zijn permanente maar flexibele structuren voor samenwerking, coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor en betrokken zijn bij het toezicht op grensoverschrijdende bankgroepen. Deze colleges van toezichthouders stellen de ECB in staat gecoördineerde toezichtsbenaderingen en -besluiten uit te werken en te zorgen voor gemeenschappelijke werkprogramma's met andere toezichthoudende autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht op dezelfde grensoverschrijdende bankgroep. De ECB organiseert colleges wanneer zij als toezichthouder van de lidstaat van herkomst de autoriteit is die verantwoordelijk is voor het toezicht op geconsolideerde basis op een bankgroep. Indien de ECB toezichthouder van de lidstaat van ontvangst is en toezicht houdt op specifieke entiteiten binnen een bankgroep, neemt zij deel aan colleges van toezichthouders indien zij daartoe wordt uitgenodigd door de toezichthouder van de lidstaat van herkomst.
De ECB vervult de rol van gastautoriteit in colleges van bankgroepen waarvan de moederentiteit buiten de bankenunie is gevestigd
In 2022 bestond er voor 43 van de banken onder direct toezicht van de ECB een college van toezichthouders. De ECB was de toezichthouder van de lidstaat van herkomst in 25 van die colleges, waarvan er 18 uitsluitend uit EU-toezichthouders waren samengesteld. Als gastautoriteit nam de ECB ook deel aan 7 EU-colleges en aan 11 colleges opgericht door autoriteiten van derde landen. Voorts waren er 29 schriftelijke samenwerkings- en coördinatieovereenkomsten, i.e. samenwerkingskaders die tussen een toezichthouder en andere collegeleden zijn overeengekomen om de inbreng en uitwisseling van vertrouwelijke informatie te coördineren. De ECB verwacht dat in 2023 ongeveer 8 nieuwe colleges van toezichthouders zullen worden opgericht, zodat de naleving van de toepasselijke regelgeving kan worden gewaarborgd.
Een transversaal team bestaande uit vertegenwoordigers van de drie directoraten dat verantwoordelijk is voor het direct toezicht op afstand op de afzonderlijke banken biedt doorlopende ondersteuning aan de gezamenlijke toezichtsteams bij het vervullen van hun samenwerkingsgerelateerde verplichtingen, in overeenstemming met de Europese regelgeving en richtlijnen (bijv. het in kaart brengen van groepsentiteiten, het uitwisselen van belangrijke financiële indicatoren tussen de bevoegde autoriteiten, en het onderzoeksprogramma voor colleges van toezichthouders). Het transversale team stimuleert tevens harmonisering en bevordert beste toezichtspraktijken in verband met internationale samenwerking.
4.1.1.2 Versterking van de samenwerking met EU-autoriteiten buiten het SSM
In 2022 heeft ECB-Bankentoezicht MoU’s gesloten met toezichthoudende autoriteiten van EU-lidstaten die niet deelnemen aan het SSM
De ECB streeft ernaar de samenwerking tussen toezichthouders op Europees niveau verder te verbeteren door een gemeenschappelijke toezichtscultuur te bevorderen en te trachten de verschillende toezichtspraktijken en -methodologieën op elkaar af te stemmen. Daartoe heeft de ECB in 2022 een multilateraal memorandum van overeenstemming (Memorandum of Understanding – MoU) gesloten met de nationale bevoegde autoriteiten van de zes niet-deelnemende EU-lidstaten (Denemarken, Hongarije, Polen, Roemenië, Tsjechië en Zweden) overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de SSM-Verordening. Dit MoU voorziet in nauwere samenwerking tussen de ECB en deze autoriteiten in het kader van hun respectieve toezichthoudende taken met betrekking tot onder toezicht staande instellingen en hun grensoverschrijdende vestigingen. Dit zal bijdragen tot meer informatie-uitwisseling, bijvoorbeeld over cyberincidenten, en tot nauwere samenwerking om in periodes van stress het risico op fragmentatie van de Europese bankmarkten te verminderen[59]. De door de ECB gesloten MoU’s inzake toezicht worden gepubliceerd op de website van ECB-Bankentoezicht.
4.1.1.3 Samenwerking met andere sectorale toezichthouders in de EU en prudentiële toezichthouders van derde landen
Financiële conglomeraten zijn financiële groepen of subgroepen die diensten en producten aanbieden in verschillende sectoren van de financiële markten, zoals de bank-, de verzekerings- en/of de beleggingssector. Sommige van deze conglomeraten behoren tot de grootste financiële groepen die op de financiële markten actief zijn en verlenen diensten op wereldwijde schaal.
De Richtlijn financiële conglomeraten schrijft voor dat de coördinerende autoriteit en de andere relevante bevoegde autoriteiten voor het aanvullende toezicht op financiële conglomeraten coördinatieregelingen moeten treffen om de onderlinge samenwerking te vergemakkelijken. Voor groepen die worden geleid door entiteiten waarvoor de ECB de consoliderende toezichthouder is, is de ECB verantwoordelijk voor het vaststellen van deze coördinatieregelingen. In 2022 hebben de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur coördinatieregelingen goedgekeurd voor het aanvullende toezicht op de door 16 belangrijke instellingen geleide financiële conglomeraten.
In 2022 is de ECB zich ook blijven inzetten om de samenwerking met de nationale marktautoriteiten van de EU te versterken. In dit verband hebben de ECB en de Italiaanse Commissione Nazionale per le Società e la Borsa hun bilaterale MoU geactualiseerd.
In 2022 heeft ECB-Bankentoezicht MoU's gesloten met de toezichthoudende autoriteiten van Canada en Japan
Ten slotte zijn twee MoU’s inzake toezicht gesloten met prudentiële toezichthoudende autoriteiten van derde landen, namelijk één met het Office of the Superintendent of Financial Institutions van Canada en één met het Japanse Financial Services Agency.
4.1.2 Financial Sector Assessment Programs van het IMF
De Financial Sector Assessment Programs (FSAP’s) van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn veelomvattende en diepgaande beoordelingen van de financiële sector in een land.
ECB-Bankentoezicht heeft een groot deel van de FSAP-aanbevelingen van het IMF voor het eurogebied uitgevoerd
Het FSAP voor het eurogebied van 2018 was gericht op de architectuur van het bankentoezicht en de bankenafwikkeling in het eurogebied. ECB-Bankentoezicht heeft veel van de aanbevelingen van het IMF verwerkt in haar toezichtspraktijken en de medewetgevers van de EU maken momenteel werk van de aanbevelingen die wijzigingen in de EU-wetgeving vereisen. Het volgende FSAP voor het eurogebied zal naar verwachting in 2024 van start gaan.
Nationale FSAP’s omvatten geen beoordelingen van het Europees bankentoezicht
In 2022 rondde het IMF de nationale FSAP’s af voor Duitsland, Ierland en Finland en startte het met een FSAP voor België. In deze nationale FSAP's worden niet-bancaire aspecten beoordeeld, zoals binnenlandse verzekering en macroprudentiële kaders. Zij omvatten ook een holistische beoordeling van bancaire kwesties, vooral die welke onder de bevoegdheid vallen van nationale autoriteiten die toezicht houden op minder belangrijke instellingen of aspecten die verband houden met de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
De ECB is betrokken bij de nationale artikel-IV-consultaties van het IMF
Bij de nationale artikel-IV-consultaties die het IMF uitvoert voor landen die deelnemen aan het Europees bankentoezicht is de ECB betrokken voor microprudentiële en macroprudentiële kwesties, in overeenstemming met haar verantwoordelijkheden op deze gebieden.
Kader 7
Tenuitvoerlegging van Bazel III in de EU en actualisering van het kader: Adviezen van de ECB over het bankenpakket 2021 (Verordening kapitaalvereisten III (CRR III)/Richtlijn kapitaalvereisten (CRD VI))
Het voorstel
In oktober 2021 publiceerde de Europese Commissie een omvangrijk pakket voorstellen tot wijziging van de in de Verordening kapitaalvereisten en de Richtlijn kapitaalvereisten neergelegde EU-regelgeving voor banken. De wijzigingen waren erop gericht de definitieve Bazel III-hervormingen in de EU ten uitvoer te leggen, de banksector beter bestand te maken tegen ecologische, sociale en governancerisico’s en de toezichtsregels en -bevoegdheden verder te harmoniseren. Op verzoek van het Europees Parlement en de Raad bracht de ECB drie adviezen uit waarin zij haar beleidsstandpunten met betrekking tot het pakket beschrijft en advies over deze wijzigingen aan de medewetgevers verstrekt[60].
Beleidsstandpunten van de ECB ten aanzien van het pakket hervormingsvoorstellen
De ECB was over het algemeen ingenomen met de voorstellen van de Commissie, die de uitstaande Bazel III-hervormingen in de EU ten uitvoer leggen, het single rulebook van de EU versterken en het prudentiële kader voor kredietinstellingen op verschillende gebieden verbeteren. De ECB was van mening dat met deze hervormingen de belangrijkste tekortkomingen van het kader werden aangepakt en dat ze derhalve van essentieel belang waren om de soliditeit van de Europese banksector te waarborgen.
In twee van haar adviezen beoordeelde en ondersteunde de ECB onder meer de invoering van de output floor in de EU, hetgeen een belangrijk element is van de Bazel III-hervormingen. De ECB was ook ingenomen met de versterking van de kaders voor respectievelijk ecologische, sociale en governancerisico's en deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen, alsook over de harmonisatie van de sanctieregeling, van de regels betreffende bijkantoren uit derde landen en van de nationale bevoegdheden met betrekking tot de verwerving van materiële deelnemingen, de overdracht van activa of passiva, fusies en splitsingen[61].
Tegelijkertijd uitte de ECB ook bezorgdheid over een aantal aspecten, en stelde zij wijzigingen voor in het voorstel van de Commissie. Wat betreft de tenuitvoerlegging van de Bazel III-hervormingen merkte de ECB op dat het voorstel een aantal afwijkingen van de Bazel III-normen bevatte die niet gerechtvaardigd waren vanuit het oogpunt van het prudentieel toezicht of de financiële stabiliteit en die ertoe zouden kunnen leiden dat bepaalde risico’s niet worden gedekt.
Daarom riep de ECB de medewetgevers van de EU in haar adviezen op om Bazel III tijdig, volledig en getrouw ten uitvoer te leggen. Deze kernboodschap werd in november 2022 herhaald in een gezamenlijk blogbericht van de ECB en de EBA[62].
In haar derde advies ten slotte verklaarde de ECB zich ook ingenomen met de voorgestelde technische aanpassingen in het "daisy chain"-voorstel van de Commissie, die zouden zorgen voor een betere afstemming tussen de bepalingen van de Verordening kapitaalvereisten en de Richtlijn herstel en afwikkeling van banken.
4.2 Bijdrage aan de ontwikkeling van het Europees en internationaal regelgevend kader
4.2.1 Bijdragen aan de werkzaamheden van de Raad voor Financiële Stabiliteit
In 2022 ondersteunde ECB-Bankentoezicht de inspanningen van de FSB op prioritaire gebieden zoals het G-SIB-kader, klimaatgerelateerde risico's en informatieverschaffing, en activiteiten met betrekking tot cryptoactiva
In 2022 richtte de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board – FSB) zich op het coördineren van de financiële beleidsreacties in de nasleep van de COVID-19-pandemie en de Russische invasie in Oekraïne, het versterken van de weerbaarheid van niet-bancaire financiële bemiddeling, het inspelen op de uitdagingen van technologische innovatie en het aanpakken van financiële risico's als gevolg van klimaatverandering. In het licht van de veranderende macro-economische en financiële omgeving heeft de FSB zijn toezicht op kwetsbaarheden geïntensiveerd en werkzaamheden verricht om de veerkracht van het financiële stelsel te versterken.
Als lid van de FSB was ECB-Bankentoezicht actief betrokken bij diverse werkstromen, zoals i) de jaarlijkse identificatie van mondiaal systeemrelevante banken (global systemically important banks − G-SIB’s), die een afspiegeling vormde van de evaluatie door het Bazels Comité voor Bankentoezicht van de behandeling van grensoverschrijdende posities binnen de Europese bankenunie; ii) de werkzaamheden aangaande toezichts- en regelgevingsbenaderingen voor klimaatgerelateerde risico's, klimaatgerelateerde informatieverschaffing en klimaatscenarioanalyses van de verschillende rechtsgebieden; iii) het beleidspakket inzake activiteiten met betrekking tot cryptoactiva dat ter raadpleging werd gepubliceerd; en iv) het consultatiedocument over het bereiken van meer convergentie in de rapportage van cyberincidenten.
In deze context nam ECB-Bankentoezicht het hele jaar door deel aan de plenaire vergaderingen van de FSB, aan het Standing Committee on Standards Implementation en het Standing Committee on Supervisory and Regulatory Cooperation. Het nam ook deel aan de Resolution Steering Group en aan de Regional Consultative Group for Europe van de FSB.
ECB-Bankentoezicht zal een bijdrage blijven leveren aan het werkprogramma van de FSB, met name op de bovengenoemde gebieden. Daarnaast zal het met de FSB samenwerken op het gebied van tegenpartijrisico's en uitbestedingskwesties, een wereldwijde stresstest voor banken die in samenwerking met het Bazels Comité voor Bankentoezicht zal worden uitgevoerd, en een nieuwe exercitie om de effecten van de securitisatiehervormingen van de G20 te evalueren.
4.2.2 Bijdragen aan het Bazels proces
ECB-Bankentoezicht werkte internationaal samen en leverde input voor beleidsmaatregelen inzake onder meer klimaatgerelateerde financiële risico's, cryptoactiva en de behandeling van grensoverschrijdende posities in Europa
In 2022 is de ECB een belangrijke bijdrage blijven leveren aan de werkzaamheden van het Bazels Comité voor Bankentoezicht (BCBS). Zij nam actief deel aan verschillende werkstromen, leverde expertise in BCBS-groepen en werkte samen met leden van het BCBS in de EU en wereldwijd.
Belangrijke mijlpalen van deze werkzaamheden waren onder meer: i) de voltooiing van de gerichte evaluatie van de behandeling van grensoverschrijdende posities binnen de bankenunie in de beoordelingsmethodiek voor G-SIB's, hetgeen een duidelijke erkenning vormt van de vooruitgang die geboekt is bij de ontwikkeling van de bankenunie,[63] ii) de publicatie van de beginselen voor effectief beheer van en toezicht op klimaatgerelateerde financiële risico's, waarmee wordt beoogd een op beginselen gebaseerde aanpak te bevorderen om zowel het risicobeheer van banken als de praktijken van toezichthouders met betrekking tot klimaatgerelateerde financiële risico's te verbeteren, iii) de publicatie van de mondiale prudentiële norm voor de blootstelling van banken aan cryptoactiva en iv) publicatie van het tweede evaluatieverslag waarin het effect en de doeltreffendheid van de doorgevoerde Bazelhervormingen met betrekking tot de bruikbaarheid van buffers en de cycliciteit worden beoordeeld.
Daarnaast nam de ECB deel aan de Task Force on the review of the Basel Core Principles van het BSBS, die beoogt te beoordelen of, en zo ja welke, wijzigingen nodig zijn in de voorwaarden voor een effectief bankentoezicht, de kernbeginselen en de beoordelingsmethodiek.
Bovendien nam de ECB deel aan een reeks door het BCBS belegde ad-hocvergaderingen ter bespreking van de risico's en kwetsbaarheden in het mondiale banksysteem en de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne.
Tot slot bleef de ECB medevoorzitter van de Task Force on Climate-related Financial Risks van het BCBS en van de Policy and Standards Group van het BCBS, die verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en invoeren van gemeenschappelijke prudentiële normen. In oktober 2022 organiseerde de ECB in Frankfurt am Main de eerste fysieke vergadering van de Policy and Standards Group sinds het uitbreken van de pandemie.
4.2.3 Bijdragen aan de werkzaamheden van de Europese Bankautoriteit
In 2022 bleef ECB-Bankentoezicht nauw samenwerken met de Europese Bankautoriteit (EBA) om consistent toezicht in de gehele Europese banksector te bevorderen en om de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel te versterken. De nauwe samenwerking met de EBA inzake de EU-brede stresstests werd in 2022 voortgezet, waarbij de ECB bijdroeg aan het EU-brede stresstestpakket voor 2023. De ECB was ook betrokken bij het regelgevende werk van de EBA. Zij leverde input en steun aan een aantal projecten, waaronder de ontwikkeling van de EBA-richtsnoeren inzake het renterisico in de bankportefeuille en het creditspreadrisico uit activiteiten buiten de handelsportefeuille. De ECB heeft ook actief deelgenomen aan de werkzaamheden van de EBA in reactie op de Russische inval in Oekraïne, door toezicht te houden op de risico's, de volatiliteit op de energiemarkt en de impact van sancties en de oorlog op de economie. Zij is ook blijven bijdragen aan de werkzaamheden van de EBA op het gebied van suptech en de voorstellen voor de verordening betreffende markten voor cryptoactiva en de verordening betreffende digitale operationele veerkracht.
Daarnaast droeg de ECB bij aan de afronding van de EU-brede transparantie-exercitie die de EBA in 2022 heeft uitgevoerd, door te zorgen voor de tijdige verstrekking van correcte toezichtsgegevens voor 98 belangrijke instellingen die onder haar direct toezicht vallen. De exercitie leverde gedetailleerde informatie op over banken die deelnemen aan het Europees bankentoezicht.
De ECB bleef als waarnemer deelnemen aan het Standing Committee on anti-money laundering and countering terrorist financing van de EBA en was betrokken bij verschillende werkstromen, waarbij zij vanuit toezichtsperspectief bijdroeg aan de ontwikkeling van regelgevingsproducten, zoals de richtsnoeren voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen prudentiële toezichthouders, autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en financiële-inlichtingeneenheden, en de herziene richtsnoeren inzake het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (supervisory review and evaluation process – SREP), die voor de prudentiële toezichthouders een leidraad vormen voor de wijze waarop het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering in het SREP kunnen worden geïntegreerd. Nadat de richtsnoeren waren afgerond, heeft de ECB de wijzigingen die voortvloeien uit het wettelijke kader doorgevoerd en waar nodig nieuwe interne processen opgezet om aan de bepalingen te voldoen (zie Kader 8).
De ECB werkte samen met de EBA en andere belanghebbenden aan een voorstel voor de oprichting van een gezamenlijk advies- en coördinatiecomité – zoals voorzien in de haalbaarheidsstudie van de EBA – om de voorbereidingen voor een geïntegreerd rapportagesysteem dat de rapportagelast voor banken moet verlichten, te vergemakkelijken. Op 18 november en 1 december 2022 werden twee workshops voor de nationale autoriteiten gehouden. Aan de workshop van 1 december namen ook partijen uit de sector deel. Alle deelnemers aan de workshops spraken hun krachtige steun uit voor het initiatief en verwachten dat het Joint Bank Reporting Committee in 2023 zal worden opgericht met een mandaat en een werkplan.
Wat de “pas toe of leg uit”-procedure van de EBA betreft, heeft ECB-Bankentoezicht de EBA in 2022 in kennis gesteld van de mate waarin zij voldeed aan 15 richtsnoeren, zoals weergegeven op de website van ECB-Bankentoezicht. ECB-Bankentoezicht heeft zich ertoe verbonden te voldoen aan alle toepasselijke richtsnoeren die uitgevaardigd zijn door de EBA of het Gemengd Comité van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten.
Kader 8
De ECB en de bestrijding van het witwassen van geld: recente ontwikkelingen
Verdere verbetering van de wijze waarop de ECB bij haar prudentieel toezicht rekening houdt met aspecten die verband houden met de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
De bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (anti-money laundering and combating the financing of terrorism – AML/CFT) is essentieel voor het handhaven van de stabiliteit en integriteit van het financiële stelsel, aangezien deze criminele activiteiten een aanzienlijk risico vormen voor de levensvatbaarheid van banken. De verantwoordelijkheid voor het AML/CFT-toezicht op kredietinstellingen en financiële instellingen ligt op nationaal niveau, en het AML/CFT-toezicht is expliciet uitgesloten van de taken van de ECB, overeenkomstig het toepasselijke regelgevingskader[64]. Niettemin dient de ECB de prudentiële implicaties van het risico op witwassen van geld en financiering van terrorisme (money laundering and terrorist financing – ML/TF) consequent mee te nemen in haar desbetreffende toezichthoudende activiteiten. Meer bepaald dient de ECB erop toe te zien dat de interne controles en governancekaders van de instellingen adequaat zijn. Hiertoe houdt zij rekening met de wijze waarop de kredietinstellingen ML/TF-risico's beheren, evenals met de inbreng van de AML/CFT-toezichthouders van de instellingen. In dezelfde geest moet de ECB ook relevante informatie die zij in het kader van haar toezichtactiviteiten heeft verzameld of gecreëerd, met de AML/CFT-autoriteiten delen[65].
In 2022 heeft de ECB de wijze waarop zij ML/TF-risico's in haar prudentieel toezicht meeneemt, verder verbeterd.
- De ECB vereenvoudigde haar procedures voor de uitwisseling van informatie in het kader van de multilaterale overeenkomst die de ECB en de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor het AML/CFT-toezicht op kredietinstellingen en financiële instellingen overeenkomstig de AML-richtlijn[66] hebben gesloten en binnen de AML/CFT-colleges. In dit verband heeft de ECB haar deelname als waarnemer aan deze colleges geformaliseerd op basis van door de ECB en alle betrokken AML/CFT-hoofdtoezichthouders ondertekende deelnemingsvoorwaarden. Daarnaast heeft de ECB haar kader voor de uitwisseling van AML/CFT-gerelateerde informatie verbeterd om te voldoen aan de EBA-richtsnoeren inzake samenwerking overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU[67] en heeft zij tevens een proces ontwikkeld om de informatieverschaffing aan het Europese rapportagesysteem van de EBA voor ernstige tekortkomingen op het gebied van AML/CFT (EuReCA) te operationaliseren.
- Na de publicatie van de herziene SREP-richtsnoeren van de EBA heeft de ECB haar SREP-methodiek voor belangrijke instellingen aangevuld met herziene operationele richtsnoeren voor de wijze waarop het ML/TF-risico in de verschillende onderdelen van het SREP tot uiting moet komen. Een bijgewerkte SREP-methodiek voor minder belangrijke instellingen zal naar verwachting begin 2023 worden ontwikkeld. Daarnaast heeft de ECB in haar herziene Gids voor beoordeling van de deskundigheid en betrouwbaarheid verduidelijkt hoe AML/CFT-gerelateerde feiten in aanmerking moeten worden genomen bij geschiktheidsherbeoordelingen en tevens een nieuwe aanpak ontwikkeld voor de beoordeling van de individuele verantwoordingsplicht van bestuursleden van banken ten aanzien van ernstige bevindingen van de toezichthouder, onder andere op het gebied van AML/CFT. De ECB heeft ook een beleidsstandpunt ontwikkeld voor de beoordeling van vergunningsprocedures voor instellingen die cryptoactiva-activiteiten uitoefenen waaraan een hoger dan gebruikelijk ML/TF-risico verbonden kan zijn. Voorts wordt het interne vergunningenbeleid geactualiseerd om rekening te houden met nieuwe samenwerkingsinstrumenten, namelijk de EBA-richtsnoeren voor samenwerking overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU en de AML/CFT-databank van de EBA.
Door deze acties kon de ECB ook haar werkzaamheden voltooien om gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer van 2021.
In 2021 diende de Commissie ambitieuze wetgevingsvoorstellen in om het AML/CFT-kader van de EU te versterken[68]. In 2022 bleef de ECB de besprekingen over beleid en regelgevingszaken in de relevante fora op de voet volgen. In het bijzonder heeft de ECB i) in februari 2022 twee adviezen over de voorgestelde wetgeving gepubliceerd[69], ii) de bevoegde werkgroep van de Raad als waarnemer bijgewoond, iii) technische ondersteuning verleend aan lidstaten, het voorzitterschap van de Raad en de Europese Commissie, op basis van haar ervaring met het opzetten van prudentieel toezicht op EU-niveau binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme en iv) in februari en mei op de Supervision Blog twee berichten gepubliceerd van leden van de Raad van Toezicht[70].
De ECB verwacht dat het toekomstige systeem voor AML/CFT-toezicht de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de betrokken autoriteiten verder zal verbeteren en de consistente toepassing van de AML/CFT-regels zal vergemakkelijken, en aldus een gelijk speelveld zal creëren. De ECB ziet er in het bijzonder naar uit samen te werken met de toekomstige autoriteit voor AML/CFT van de EU.
5 Organisatorische opzet van ECB-Bankentoezicht
5.1 Nakoming van de verantwoordingsplicht
ECB-Bankentoezicht heeft ook in 2022 intensieve contacten onderhouden met het Europees Parlement en de EU-Raad
Dit Jaarverslag vormt een van de belangrijkste verantwoordingsinstrumenten van ECB-Bankentoezicht ten aanzien van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (de EU-Raad), zoals bepaald in de SSM-Verordening. Deze Verordening bepaalt dat de toezichtstaken van de ECB moeten voldoen aan passende transparantie- en verantwoordingsvereisten. De ECB hecht groot belang aan de handhaving en volledige toepassing van het verantwoordingskader, dat gedetailleerd wordt omschreven in het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de ECB en in het memorandum van overeenstemming tussen de EU-Raad en de ECB.
In 2022 vonden de interacties tussen de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement (ECON) en de Voorzitter van de Raad van Toezicht voor het eerste sedert het begin van de pandemie fysiek plaats in Brussel. De Voorzitter van de Raad van Toezicht verscheen op 31 maart 2022 voor de ECON tijdens een openbare hoorzitting om het jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2021 te presenteren. Daarnaast verscheen de voorzitter op twee gewone openbare hoorzittingen op 30 juni en 1 december 2022. De besprekingen gingen vooral over de risico's voor de financiële sector als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne, het macro-economisch klimaat, de hoge inflatie, de normalisering van het monetair beleid en de energiecrisis. Andere thema’s die tijdens de hoorzittingen aan bod kwamen waren de versterking van de bankenunie, waaronder de tenuitvoerlegging van de Bazel III-hervormingen, het programma van ECB-Bankentoezicht om overwegingen inzake klimaatverandering in het toezicht op te nemen, en het toezicht op cryptoactivadiensten.
De Voorzitter van de Raad van Toezicht antwoordde in 2022 op zes schriftelijke vragen van Europarlementsleden
In 2022 beantwoordde de Voorzitter van de Raad van Toezicht zes schriftelijke vragen van Europarlementsleden over aangelegenheden op het gebied van bankentoezicht. Alle schriftelijke antwoorden zijn op de website van ECB-Bankentoezicht gepubliceerd. De brieven hadden betrekking op uiteenlopende onderwerpen, zoals de impact van de Russische oorlog in Oekraïne op de banksector, klimaat- en milieurisico's en de hypotheekrente.
Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord stelde de ECB de verslagen van de vergaderingen van de Raad van Toezicht en de samenvattingen van de seminars van de Raad van Toezicht beschikbaar aan het Europees Parlement.
Om de dialoog tussen het Europees Parlement en de ECB verder te bevorderen en om haar gehechtheid aan de verantwoordingsplicht te onderstrepen, heeft ECB-Bankentoezicht ook geantwoord op de opmerkingen en suggesties van het Europees Parlement in diens Resolutie over de bankenunie – jaarverslag 2021. In haar antwoord[71] leverde de ECB commentaar op de algemene toestand van het Europese banksysteem, de impact van de digitale euro, genderevenwicht in financiële instellingen, klimaat- en milieurisico's, de rentetarieven voor hypotheekhouders en kleine en middelgrote ondernemingen, de bestrijding van het witwassen van geld, transparantie en de voltooiing van de bankenunie.
Wat betreft de interactie met de EU-Raad in 2022 heeft de Voorzitter van de Raad van Toezicht fysiek deelgenomen aan twee gedachtewisselingen met de Eurogroep, op 4 april en 7 november. De ECB heeft voorafgaand aan de besprekingen met de Eurogroep een overzicht gepubliceerd van de relevante toezichtswerkzaamheden van de ECB.[72] De belangrijkste thema’s die aan bod zijn gekomen tijdens deze besprekingen zijn onder meer de algemene toestand van het Europese banksysteem in de uitzonderlijke macro-economische en geopolitieke omstandigheden van 2022 en de toezichtsprioriteiten.
In 2022 werkte de ECB samen met de Europese Rekenkamer aan haar audit inzake de operationele doelmatigheid van het toezicht van de ECB op het beheer van niet-renderende leningen door banken
In 2022 werkte de ECB ook samen met de Europese Rekenkamer aan een audit in verband met bankentoezicht, namelijk de audit van de Europese Rekenkamer inzake de operationele doelmatigheid van het toezicht van de ECB op het beheer van niet-renderende leningen door banken, die naar verwachting in 2023 zal worden afgerond.
Voorts heeft het memorandum van overeenstemming dat de ECB en de Europese Rekenkamer in 2019 hebben ondertekend, bijgedragen tot praktische afspraken voor het uitwisselen van informatie tussen de twee instellingen in het kader van de follow-up op de audits van de Europese Rekenkamer met betrekking tot ECB-Bankentoezicht. De stand van uitvoering van de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer aan de ECB wordt bijgehouden door de ECB, en de Europese Rekenkamer voert ook follow-ups uit inzake de tenuitvoerlegging van eerder gedane aanbevelingen. In dit verband zette de Europese Rekenkamer in 2022 haar onderzoek voort naar de maatregelen die de ECB heeft genomen om gevolg te geven aan de bevindingen en aanbevelingen in het eerste verslag van de Europese Rekenkamer over de werking van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM) en in het tweede verslag van de Europese Rekenkamer over de crisisbeheersing.[73] De resultaten van de follow-up van het verslag van de Europese Rekenkamer over crisisbeheersing werden opgenomen in haar verslag over de prestaties van de EU-begroting, dat in november 2022 werd gepubliceerd.[74]
5.2 Transparantie en communicatie
ECB-Bankentoezicht steunt in hoge mate op digitale kanalen en platforms om informatie tijdig, transparant en effectief te verspreiden. Om beter aansluiting te vinden bij het grote publiek maakte de ECB wederom gebruik van visuele communicatievormen en duidelijke en toegankelijke teksten. Ze gebruikte verschillende formules, zoals swipe-berichten op sociale media, video's, podcasts en blogberichten om het bankentoezicht uit te leggen aan mensen met uiteenlopende opleidings- en beroepsachtergronden.
Deze communicatiemiddelen hebben geholpen om de kernboodschappen te versterken die via traditionele middelen worden verspreid, zoals toespraken en interviews. In 2022 hielden de Voorzitter en de Vicevoorzitter 26 toespraken en de ECB-vertegenwoordigers in de Raad van Toezicht 13 toespraken. Samen gaven ze 29 interviews in de media en postten ze negen blogberichten en opiniestukken. De Voorzitter van de Raad van Toezicht hield ook een persconferentie over de resultaten van het Supervisory Review and Evaluation Process (SREP) van 2021. ECB-Bankentoezicht bracht drie podcast-afleveringen uit en publiceerde 23 persberichten en andere items, waaronder brieven aan Europarlementsleden, richtsnoeren voor banken en statistieken over het toezicht. In de driemaandelijkse Supervision Newsletter, een digitale publicatie met meer dan 9.000 abonnees, werden informatie en updates gegeven over lopende toezichtsprojecten en -bevindingen.
In 2022 publiceerde ECB-Bankentoezicht de geaggregeerde resultaten van de eerste klimaatstresstest en startte ze een openbare raadpleging over een ontwerpgids voor procedures voor gekwalificeerde deelnemingen. Zij reageerde ook snel op crisissituaties, onder meer door transparant te communiceren over het besluit om Sberbank Europe AG als (waarschijnlijk) faillerend aan te merken. Net als in voorgaande jaren heeft ECB-Bankentoezicht ook informatie gedeeld over verschillende sanctiezaken. Bovendien organiseerden de ECB en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad hun eerste gezamenlijke conferentie, met toespraken en discussies op deskundigenniveau over tien jaar bankenunie, operationele veerkracht, crisisbeheersing en de toekomst van het bankwezen.
Ter bevordering van de dialoog tussen ECB-Bankentoezicht en professionals uit de hele sector die betrokken zijn bij thema's in verband met de banksector, hield de ECB twee bijeenkomsten van de marktcontactgroep bankentoezicht (Banking Supervision Market Contact Group). De groep besprak onder meer de risicovooruitzichten voor de Europese banksector.
In 2022 beantwoordde de ECB 1.007 vragen van het publiek over thema's in verband met bankentoezicht, waaronder algemene toezichtsinformatie, klachten over banken of vermeende inbreuken op Europese wetgeving, vergunningen, de klimaatstresstest en de respons op de Russische oorlog in Oekraïne. Via het Bezoekerscentrum organiseerde de ECB zes fysieke en vijf virtuele lezingen over bankentoezicht, die door respectievelijk 182 en 187 deelnemers werden bijgewoond, en ontving zij 963 bezoekers (617 ter plaatse en 346 virtueel), die werden bekendgemaakt met de belangrijkste taken van de ECB en de grondbeginselen van het Europees bankentoezicht.
5.3 Personeel van ECB-Bankentoezicht
5.3.1 Aanwerving
Over het algemeen maakt ECB-Bankentoezicht vacatures eerst intern bekend, tenzij het om startersfuncties gaat, waarvoor op de externe markt wordt geadverteerd. In 2022 heeft ECB-Bankentoezicht 24 externe kandidaten aangenomen voor functies van langere duur.
Grafiek 23
Aantal aanstellingen per medewerkersgroep in 2022
Voor startersfuncties op analistenniveau werft ECB-Bankentoezicht vaak kandidaten aan die ervaring hebben opgedaan tijdens stages. Voormalige stagiairs met een eerste ervaring in bankentoezicht waren in 2022 opnieuw een bron van talent voor deze functies.
ECB-Bankentoezicht nam in 2022 131 stagiairs in dienst. Daaronder bevonden zich ook stagiairs die via twee nieuwe soorten stagecampagnes werden aangenomen. In de eerste campagne werden zes Oekraïense stagiairs aangeworven die werden ingezet voor thema’s op het gebied van bankentoezicht in verband met de Russische inval in Oekraïne. Tijdens de tweede campagne wierf ECB-Bankentoezicht in het kader van de diversiteitsstrategie van de ECB vier stagiairs met autismespectrumstoornissen aan.
In het kader van de jaarlijkse roulering stapten 45 personeelsleden over naar een nieuw gezamenlijk toezichtsteam teneinde beïnvloeding van de toezichthouder (supervisory capture) te voorkomen en om hun persoonlijke en professionele ontwikkeling te bevorderen. Het Directoraat-Generaal Horizontaal Toezicht werd voor het eerst bij dit proces betrokken om de samenwerking tussen horizontaal en verticaal toezicht verder te versterken.
5.3.2 Uitwisselingsprogramma's
Naast het uitwisselingsprogramma voor SSM-medewerkers (zie Paragraaf 5.4) hebben de organisatie-eenheden van het bankentoezicht zich aangesloten bij het Schuman-programma, dat medewerkers uit het Europees Stelsel van Centrale Banken en het Europees bankentoezicht in staat stelt in verschillende instellingen aan gemeenschappelijke projecten te werken. ECB-Bankentoezicht stelde twee projecten voor en ondersteunde drie personeelsleden die aan andere projecten wilden deelnemen.
5.3.3 Capaciteitsopbouw
In 2022 voerde ECB-Bankentoezicht een beoordeling van de organisatorische gereedheid uit en identificeerde zij drie gebieden die voor ontwikkeling in aanmerking komen: IT- en cyberrisico, klimaatrisico en digitale transformatie.
Deze gapanalyse vormde de basis voor het capaciteitsopbouwplan van het SSM voor 2023. Dit plan zal maatregelen omvatten om talent beter te identificeren en af te stemmen op de organisatorische behoeften, opleiding en andere leermogelijkheden en om de aanwerving van nieuw talent beter te laten verlopen. Tegen deze achtergrond werden 17,5 functies toegewezen aan de SSM-flexibiliteitspool voor 2023 ter ondersteuning van initiatieven in de drie gebieden die voor ontwikkeling in aanmerking komen.
Eind 2022 is een uitwisselingsprogramma tussen de ECB en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen van start gegaan om de samenwerking bij het toezicht op financiële conglomeraten te bevorderen. Naar verwachting zullen twee personeelsleden van elke organisatie vanaf 1 februari 2023 van functie ruilen.
5.3.4 Diversiteit en inclusie
ECB-Bankentoezicht is van nature een heel diverse organisatie, met medewerkers uit heel Europa. 9% van de medewerkers heeft meerdere nationaliteiten, 56% is ouder en 46% is vrouw. ECB-Bankentoezicht zet zich in voor het bevorderen van diversiteit en inclusie vanuit een holistisch perspectief, maar genderevenwicht blijft een belangrijke strategische prioriteit. Het aandeel vrouwelijke werknemers binnen ECB-Bankentoezicht varieert enigszins naargelang van het hiërarchische niveau. Op het niveau van de analisten bleef dit aandeel onveranderd op 50%. Bij de deskundigen steeg het aandeel vrouwen met 2 procentpunten tot 43%. Op teamleidersniveau daalde het aandeel vrouwelijke medewerkers met 1 procentpunt tot 32% en op managementniveau steeg het met 2 procentpunten tot 34%.
5.4 Integratie binnen het SSM
Het project voor de integratie binnen het SSM ging in 2022 van start en er werd aanzienlijke vooruitgang geboekt met verschillende initiatieven
Het project voor de integratie binnen het SSM, dat in 2021 door de Raad van Toezicht van de ECB werd goedgekeurd, ging in 2022 van start en staat open voor vertegenwoordigers van alle nationale bevoegde autoriteiten (national competent authorities – NCA’s), nationale centrale banken en de organisatie-eenheden van ECB-Bankentoezicht. Er werden een aantal initiatieven gepland om een gemeenschappelijke cultuur en gemeenschappelijke loopbaantrajecten binnen het SSM verder te stimuleren, mogelijkheden te creëren om gedurende de gehele toezichtscyclus nauwer samen te werken, een meer geïntegreerde planning te bevorderen, de SSM-instrumenten voor samenwerking verder te ontwikkelen en gemeenschappelijke technologieën voor toezicht en opleiding in te voeren.
Er werd aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het vergemakkelijken van de toegang tot informatie en gemeenschappelijke IT-instrumenten, waaronder het verschaffen van uitgebreidere toegangsrechten tot toezichtsdocumenten (met passende waarborgen). Hierdoor is het delen van informatie op SSMnet, het intranetplatform voor alle personeelsleden die werkzaam zijn in het Europees bankentoezicht, verbeterd. Medewerkers van alle nationale toezichthouders en van ECB-Bankentoezicht produceerden ook in 2022 nieuwe inhoud voor SSMnet. Zo werden de belangrijkste resultaten van de eerste enquête op het niveau van het Europees bankentoezicht over samenwerking binnen het SSM gedeeld en werd een nieuw inhoudsgebied gecreëerd dat een overzicht geeft van de mobiliteitsmogelijkheden binnen het Europees bankentoezicht. Voor het opzetten van SSMnet ontving ECB-Bankentoezicht tijdens de Central Banking Awards van 2022 de Financial Stability Initiative Award.
Wat de mobiliteit van het personeel binnen het SSM betreft, hebben vier paren medewerkers van de Banco de España en de ECB deelgenomen aan een eenjarige ruil in 2022, in het kader van het in 2021 opgezette uitwisselingsprogramma van het SSM. Daarnaast werden talrijke mogelijkheden gecreëerd voor toezichtspersoneel van de NCA’s om in deskundigengroepen virtueel samen te werken aan belangrijke aspecten van het toezicht. Op basis van deze positieve ervaring worden verdere mogelijkheden voor kortetermijnsamenwerking met nationale toezichthouders overwogen voor projecten die daarvoor geschikt zijn.
In 2022 werd een nieuwe vorm van samenwerking tussen de ECB en de NCA's gelanceerd: de SSM-Hub inzake securitisatie werd zoals gepland op 1 april 2022 operationeel en staat de ECB nu bij in haar toezicht op de vereisten voor risicobehoud, transparantie en hersecuritisatie.[75]
Ook voor de inspecties ter plaatse werd nauwere samenwerking bevorderd, waarbij werd voortgebouwd op de lopende grensoverschrijdende samenwerking. Voorts werden bij wijze van proef twee competentiecentra – een voor bedrijfsmodellen en winstgevendheid en een voor renterisico in het bankenboek – opgericht om de samenwerking in deze risicogebieden te versterken.
Op het gebied van toezichtsopleiding werden samen met de aanbieders INSEAD en Coursera nieuwe formats geïntroduceerd om digitale transformatie en innovatie te verkennen (zie Paragraaf 5.5). Naar verwachting zullen er verdere mogelijkheden voor opleiding en kennisdeling worden gecreëerd via het partnerschap van ECB-Bankentoezicht met het Europees Universitair Instituut.
Om de weg te effenen voor nauwere samenwerking is het proces voor de toezichtsplanning herzien. Het voorziet nu in sterkere banden met de NCA’s. Het herziene proces omvat periodieke contactmomenten met de Raad van Toezicht en de NCA’s voor risicoanalyses en het stellen van prioriteiten, alsook het in een vroeg stadium verstrekken van richtsnoeren over geprioriteerde risico‘s voor de operationele planning en de organisatorische paraatheid.
5.5 Digitale agenda van het SSM
14 suptech-instrumenten zijn in 2022 operationeel geworden en ondersteunen het werk van meer dan 1.100 toezichthouders
De banksector wordt steeds meer technologie- en datagestuurd, wat betekent dat het Europees bankentoezicht gelijke tred moet houden met de technologische veranderingen en het gebruik van toezichtstechnologieën (suptech) moet bevorderen. In 2022 plukte het Europees bankentoezicht de vruchten van de in 2020 ingezette digitale transformatie. De ingebruikname van 14 suptech-instrumenten was een belangrijke mijlpaal voor de digitale agenda van het SSM. Eind 2022 maakten meer dan 1.100 toezichthouders actief gebruik van nieuwe suptech-instrumenten om hun dagelijkse werkzaamheden te ondersteunen.
Een opmerkelijk voorbeeld is het Virtual Lab, dat de samenwerking en digitale uitwisseling binnen het Europees bankentoezicht heeft bevorderd met zijn moderne, cloudgebaseerde platform en geïntegreerd pakket samenwerkings- en communicatie-instrumenten voor medewerkers van de ECB en de NCA’s. Het Virtual Lab bevordert ook innovatie door omgevingen aan te bieden voor het delen van codes en modellen voor de ontwikkeling van projecten op het gebied van data science en artificiële intelligentie (AI). Daarnaast heeft Athena, het tekstanalyseplatform voor ongestructureerde gegevens, nieuwe mogelijkheden geïntroduceerd, zoals topic modelling, sentimentanalyse, automatische vertaling, tekstsamenvatting en insight engines. Hierdoor kunnen toezichthouders de vele documenten waarmee zij werken, direct verwerken en analyseren. Voorts biedt Agora één enkele bron voor alle prudentiële gegevens die bij het Europees bankentoezicht worden gebruikt, en levert Navi – het zelfbedieningsplatform voor netwerkanalyses en geavanceerde visualisaties – belangrijke inzichten op uit gekoppelde gegevens, zoals de eigendomsstructuren van belangrijke instellingen. Deze instrumenten voorzien in de behoeften van toezichthouders binnen het Europese bankentoezicht en bevorderen de integratie.
Specifieke digitale en innovatieopleidingsprogramma's voor personeel op alle niveaus helpen een digitale cultuur binnen het Europees bankentoezicht te bevorderen
De digitale transformatie omvatte ook culturele en personeelsbijscholingsinitiatieven om de toezichthouders in staat te stellen aan de huidige en toekomstige digitale behoeften te voldoen. In 2022 hebben meer dan 1.000 toezichthouders van de NCA's en de ECB zich in samenwerking met vooraanstaande academische instellingen ingeschreven voor opleidingsinitiatieven, zoals het AI-opleidingsprogramma van het SSM en de data science school. Verschillende gemengde formats, waaronder live sessies en e-learningmodules, zorgden voor een state-of-the-art-opleidingservaring.
Deze digitale inspanningen kregen extern veel erkenning. Voor het tweede achtereenvolgende jaar ontving de ECB een FinTech RegTech Global Award van Central Banking en won zij de Cloud Innovation Award voor het Virtual Lab.
Als onderdeel van Project Olympus werken de ECB en de nationale toezichthouders samen om een gedeeld, toekomstbestendig IT-landschap op te bouwen
In 2022 heeft het Europees bankentoezicht ook Project Olympus gelanceerd, een ambitieus initiatief waarmee beoogd wordt de basis te leggen voor een gedeeld en geïntegreerd IT-landschap voor de ECB en de nationale toezichthouders. In het kader van dit initiatief hebben deskundigen concrete actiepunten vastgesteld om te zorgen voor gemeenschappelijke en gekoppelde instrumenten, naadloze toegang tot en navigatie door systemen, gemeenschappelijke IT-normen en datagestuurd toezicht.
Ten slotte is het Europees bankentoezicht een toekomstgerichte suptechfunctie aan het ontwikkelen om tegemoet te komen aan de toenemende behoefte aan technologie en datagestuurd toezicht. Het hoofddoel is te zorgen voor hoogwaardige resultaten, voortdurende innovatie en de effectieve invoering en ontwikkeling van suptech in het Europees bankentoezicht.
5.6 Besluitvorming
5.6.1 Vergaderingen en besluiten van de Raad van Toezicht en het Stuurcomité
De Raad van Toezicht heeft in 2022 23 keer vergaderd
De Raad van Toezicht van de ECB heeft in 2022 23 keer vergaderd. Na de versoepeling van de coronamaatregelen werden twee fysieke vergaderingen gehouden in Frankfurt am Main en één in Athene. Alle andere vergaderingen werden via videoconferentie gehouden. Daarnaast heeft de Raad van Toezicht vijf seminars georganiseerd om vooraf van gedachten te wisselen over onderwerpen die voor het toezicht van belang zijn. Op uitnodiging van de Deutsche Bundesbank heeft de Raad van Toezicht in oktober 2022 ook een strategische retraite gehouden in Berlijn, waar de leden een ontmoeting hadden met de lokale fintech-gemeenschap en van gedachten wisselden over de weg naar integratie van het SSM en mogelijke manieren om de doelmatigheid van het toezicht te verbeteren.
Het Stuurcomité[76] van de Raad van Toezicht heeft in 2022 zeven gewone vergaderingen gehouden, die allemaal via videoconferentie verliepen.
Het Stuurcomité heeft zeven gewone vergaderingen en 12 extra vergaderingen gehouden om specifieke onderwerpen te bespreken
Daarnaast heeft het Stuurcomité 12 extra vergaderingen gehouden, waarin de nadruk vooral lag op digitalisering, vereenvoudiging van de SSM-processen en integratie binnen het SSM. Al deze vergaderingen vonden plaats via videoconferentie en deelname stond open voor alle geïnteresseerde leden van de Raad van Toezicht.
Raad van Toezicht
In 2022 heeft de ECB 2.582 toezichtsbesluiten[77] genomen met betrekking tot specifieke entiteiten onder haar toezicht (Figuur 2). Hiervan werden 1.360 besluiten goedgekeurd door de hoofden van de ECB-arbeidseenheden in overeenstemming met het algemeen kader voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden voor met toezichtstaken verband houdende rechtsinstrumenten. Er werden 1.222 besluiten goedgekeurd door de Raad van Bestuur overeenkomstig de geen-bezwaarprocedure op basis van een ontwerpvoorstel van de Raad van Toezicht. Deze aantallen omvatten 213 handelingen[78] (zoals de vestiging van een bijkantoor) waaraan de ECB impliciet haar goedkeuring heeft gehecht door geen bezwaar te maken binnen de wettelijke termijnen.
De meeste toezichtsbesluiten hielden verband met deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen (44,9%), het SREP (8,7%), nationale bevoegdheden (9,7%), interne modellen (8,5%), eigen vermogen (7,7%) en ad-hocrapportage (4,7%).
De Raad van Toezicht nam besluiten over verscheidene horizontale aangelegenheden, waaronder de toezichtsmaatregelen als respons op de Russische oorlog in Oekraïne
Naast de bankspecifieke definitieve ontwerpbesluiten die ter goedkeuring aan de Raad van Bestuur werden voorgelegd, nam de Raad van Toezicht besluiten over verschillende horizontale aangelegenheden. Deze besluiten hadden met name betrekking op de toezichtsmaatregelen om de gevolgen van de verslechterende geopolitieke situatie begin dit jaar tegen te gaan, de voorbereiding en uitvoering van de klimaatstresstest, de vereenvoudiging van de herstelplanbeoordelingen en de herzieningen van de methodiek voor de beoordeling van de activakwaliteit. Sommige van die besluiten werden opgesteld door tijdelijke, door de Raad van Toezicht aangewezen structuren. Deze structuren, die bestonden uit vertegenwoordigers van de ECB en de NCA’s, verrichtten voorbereidend werk met betrekking tot onderwerpen zoals de herziening van de SREP-methodiek voor marktrisico, kredietrisico en Pijler 2-aanbevelingen.
Bovendien resulteerden sommige besluiten van de Raad van Toezicht in openbare gidsen, verslagen en toetsingen, zoals de herziene ECB-gids inzake de keuzemogelijkheden en de manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt, de ECB-gids inzake de kennisgeving van securitisatietransacties en het ECB-verslag over de vorderingen van banken op het gebied van transparante informatieverschaffing over klimaat- en milieurisico’s.
Voor de meeste besluiten volgde de Raad van Toezicht een schriftelijke procedure[79].
Tweeëndertig van de 113 bankgroepen die in 2022 onder direct toezicht van de ECB stonden (evenveel als in 2021), hebben aangegeven officiële ECB-besluiten in een andere officiële EU-taal dan het Engels te willen ontvangen.
Figuur 2
Besluiten van de Raad van Toezicht in 2022
5.6.2 Werkzaamheden van de Administratieve Raad voor Toetsing
De Administratieve Raad voor Toetsing (Administrative Board of Review – ABoR) is een ECB-orgaan waarvan de leden individueel en collectief onafhankelijk zijn van de ECB en belast zijn met de toetsing van door de Raad van Bestuur genomen toezichtsbesluiten na ontvangst van een ontvankelijk toetsingsverzoek.
In 2022 ontving de ABoR drie verzoeken voor een administratieve toetsing van een toezichtsbesluit van de ECB (Tabel 7). Een van deze verzoeken werd door de verzoeker ingetrokken nadat de ECB de zaak buiten de ABoR-procedure om met de verzoeker had opgehelderd. In het tweede geval oordeelde de ABoR dat het verzoek niet-ontvankelijk was omdat de kennisgeving van de toetsing onvolledig was en niet voldeed aan de formele vereisten van de SSM-Verordening of het Besluit van de Europese Centrale Bank van 14 april 2014 betreffende de oprichting van een administratieve raad voor toetsing en zijn werkwijze (ECB/2014/16).
In het derde geval nam de ABoR een advies aan waarin hij de Raad van Toezicht voorstelt het bestreden besluit te wijzigen, met name om het evenredigheidsbeginsel beter tot uitdrukking te brengen. In dit laatste geval hield de ABoR een hoorzitting in de gebouwen van de ECB in het kader van zijn onderzoek, wat de aanvrager en de ECB een extra kans gaf om commentaar te geven op het bestreden besluit.
In december 2022 publiceerde de ABoR een document over zijn acht jaar ervaring met de toetsing van toezichtsbesluiten van de ECB. Het document beschrijft de toetsingsprocedure van de ABoR en belicht de belangrijkste procedurele en inhoudelijke kwesties en vragen die de ABoR heeft geanalyseerd en de criteria waarop hij zijn adviezen heeft gebaseerd.
In 2022 werd de samenstelling van de ABoR gewijzigd
In 2022 werd de ABoR voorgezeten door Concetta Brescia Morra. De andere leden waren Pentti Hakkarainen (sinds 1 februari 2022 en vicevoorzitter), F. Javier Aríztegui Yáñez, André Camilleri en René Smits. De plaatsvervangers waren Christiane Campill en Damir Odak. Pentti Hakkarainen werd benoemd als voorzitter vanaf 1 januari 2023. De huidige samenstelling van de ABoR is beschikbaar op de website van ECB-Bankentoezicht.
Tabel 7
Aantal toetsingen uitgevoerd door de ABoR
5.6.3 Herziene interessegebieden van de ECB-vertegenwoordigers in de Raad van Toezicht
De interessegebieden van de ECB-vertegenwoordigers werden herzien na een nieuwe benoeming in 2022
Krachtens de SSM-Verordening en ECB-Besluit 2014/4[80] benoemt de Raad van Bestuur vier ECB-vertegenwoordigers in de Raad van Toezicht, die geen van allen taken vervullen die rechtstreeks verband houden met de monetaire functie van de ECB of taken voor een NCA.
De huidige ECB-vertegenwoordigers in de Raad van Toezicht zijn Kerstin af Jochnick, Edouard Fernandez-Bollo, Elizabeth McCaul en Anneli Tuominen. In hun dagelijkse werkzaamheden ondersteunen de vertegenwoordigers de Voorzitter en Vicevoorzitter van de Raad van Toezicht en vertegenwoordigen zij ECB-Bankentoezicht intern en extern.
Na de benoeming van Anneli Tuominen op 15 juni 2022 werden de interessegebieden van de ECB-vertegenwoordigers in de Raad van Toezicht herzien en verdeeld zoals weergegeven in Tabel 8.
Tabel 8
Interessegebieden van de ECB-vertegenwoordigers in de Raad van Toezicht
5.7 Toepassing van de Gedragscode
Overeenkomstig artikel 19, lid 3, van de SSM-Verordening heeft de ECB een ethisch kader ingesteld voor de hoge ambtenaren, de directie en het personeel van de ECB. Dit kader bestaat uit de gedragscode voor hoge ambtenaren van de ECB, een specifiek hoofdstuk in het personeelsreglement van de ECB en het richtsnoer tot vaststelling van de beginselen van een Ethisch Kader voor het SSM. De tenuitvoerlegging en verdere ontwikkeling van dit kader wordt ondersteund door het Ethisch Comité van de ECB, het Bureau Naleving en Governance (Compliance and Governance Office – CGO) en de Commissie ethiek en compliance.
De ECB heeft haar regels inzake financiële privétransacties van hoge ambtenaren aangescherpt
Op voorstel van het onafhankelijk Ethisch Comité van de ECB heeft de Raad van Bestuur in november 2022 een aangescherpte gedragscode voor hoge ambtenaren van de ECB goedgekeurd, waarin aanvullende beperkingen op financiële privétransacties en strengere transparantieverplichtingen zijn opgenomen[81]. Vanaf 1 januari 2023 mogen hoge ambtenaren alleen breed gediversifieerde instrumenten kopen met een beleggingshorizon op middellange tot lange termijn, en moeten zij een overzicht indienen van de financiële privétransacties die zij in het voorgaande kalenderjaar hebben verricht.
Het Ethisch Comité heeft overeenkomstig zijn mandaat zijn jaarlijkse evaluatie uitgevoerd van de belangenverklaringen van de leden van de Raad van Toezicht voordat zij op de website van ECB-Bankentoezicht werden gepubliceerd. Het heeft ook gereageerd op verzoeken om advies van hoge ambtenaren van de ECB die betrokken zijn bij het bankentoezicht en heeft in dit verband 15 adviezen uitgebracht, waarvan het merendeel betrekking had op activiteiten na uitdiensttreding. In overeenstemming met haar transparantiebeleid publiceerde de ECB opnieuw de adviezen van het Ethisch Comité over belangenconflicten en bezoldigde activiteiten na het einde van een mandaat en, sinds februari 2022, voorgenomen privéactiviteiten[82].
De nieuwe Ethics Chatbot verstrekt real-time ethisch advies aan ECB-medewerkers
In 2022 introduceerde het CGO een Ethics Chatbot om medewerkers met eenvoudige vragen over ethiek snel te woord te staan. Door deze automatisering daalde het aantal verzoeken waarvoor medewerkers van het CGO moesten worden ingeschakeld met bijna 20%, van ongeveer 2.050 in 2021 tot 1.690 in 2022. Ongeveer 42% van de verzoeken om advies werd ingediend door medewerkers van ECB-Bankentoezicht.
Grafiek 24
Overzicht van in 2022 ontvangen vragen van medewerkers van ECB-Bankentoezicht
In 2022 bood het CGO het personeel wederom gespecialiseerde opleidingen en e-learningprogramma's aan en organiseerde het tevens voorlichtingscampagnes over het ethisch kader, zoals de Ethics Awareness Week en de Open Ethics Days voor nieuwkomers. De bewustmakingscampagne van 2022 was onder meer gericht op de beperkingen na uitdiensttreding bij de ECB en de regels voor onderhandelingen over toekomstige beroepsactiviteiten[83]. Teneinde feitelijke of vermeende "draaideur”-situaties te voorkomen, beoordeelde het CGO mogelijke belangenconflicten waartoe aanleiding kan worden gegeven door personeelsleden die werkaanbiedingen uit de particuliere sector overwegen en gaf het advies over de toepasselijke regels en verzachtende maatregelen.
Voor drie van de bij het bankentoezicht betrokken medewerkers die in 2022 ontslag namen, werd overeenkomstig het ethisch kader een tijdelijk verbod opgelegd om een andere beroepsactiviteit uit te oefenen. In negen gevallen werden aanvullende beschermingsmaatregelen opgelegd, zoals herschikking van taken, overplaatsing van personeel naar andere functies en/of beperking van toegangsrechten om een draaideursituatie te voorkomen, waardoor de afkoelingsperiode in feite werd geïnternaliseerd.
Het CGO voerde zijn regelmatige controle uit op de naleving van de regels inzake financiële privétransacties van medewerkers en hoge ambtenaren van de ECB. Net zoals in voorgaande jaren werd bij deze controle slechts een beperkt aantal gevallen van niet-naleving geconstateerd, waarvan ongeveer de helft betrekking had op medewerkers van ECB-Bankentoezicht. In geen van deze gevallen was er sprake van opzettelijk laakbaar handelen of andere ernstige inbreuken op de regels.
De Commissie ethiek en compliance ondersteunde een coherente tenuitvoerlegging van het ethisch kader van het SSM
Om het toenemende belang van ethiek en compliance te weerspiegelen, werd de Ethics and Compliance Conference omgevormd tot de Commissie ethiek en compliance (Ethics and Compliance Committee – ECC). Na de aanneming van het verbeterd ethisch kader van het SSM in 2021 bevorderde de ECC de geharmoniseerde en coherente toepassing van de nieuwe regels door de NCA’s van de aan het SSM deelnemende landen. Zij ondersteunde de lopende tenuitvoerlegging door deel te nemen aan regelmatige gedachtewisselingen en advies en informatie te verstrekken over best practices.
5.8 Het beginsel van scheiding tussen monetair beleid en toezicht in de praktijk
Het beginsel van scheiding tussen monetair beleid en toezicht werd in 2022 vooral toegepast bij de uitwisseling van informatie tussen de verschillende beleidsgebieden.
Overeenkomstig Besluit ECB/2014/39 houdende de tenuitvoerlegging van scheiding tussen de monetaire beleidsfunctie en de toezichtsfunctie van de ECB[84] diende de uitwisseling van informatie te geschieden op “need-to-know”-basis, wat wil zeggen dat elk beleidsgebied moest aantonen dat de gevraagde informatie nodig was om zijn beleidsdoelen te bereiken. In de meeste gevallen werd de toegang tot vertrouwelijke informatie rechtstreeks verleend door de ECB-beleidsfunctie die de informatie in haar bezit had. Dit gebeurde in overeenstemming met Besluit ECB/2014/39, dat bepaalt dat toegang tot geanonimiseerde data of niet-beleidsgevoelige informatie rechtstreeks door de beleidsfuncties mag worden verleend. De Directie hoefde dus niet tussen te komen om mogelijke belangenconflicten op te lossen.
Desalniettemin moest de Directie een paar maal in actie komen op grond van Besluit ECB/2014/39, om de uitwisseling mogelijk te maken van niet-geanonimiseerde informatie over individuele banken of van beleidsgevoelige beoordelingen. De toegang tot deze data werd op need-to-know-basis verleend voor een beperkte periode, na een beoordeling van de business case, om te waarborgen dat te allen tijde aan de need-to-know-eis werd voldaan.
In 2022 werd een noodbepaling geactiveerd vanwege de Russische inval in Oekraïne
Wat de gegevens met betrekking tot de impact van de Russische invasie in Oekraïne op de banksector betreft, werd de noodbepaling van artikel 8 van Besluit ECB/2014/39 in februari 2022 door de Directie geactiveerd. Hierdoor vervalt de noodzaak voor de Directie om per geval goedkeuring te verlenen voor het delen van informatie die hierop betrekking heeft, onder voorbehoud van een strikte need-to-know-eis. In 2021 werd deze vrijstelling toegepast op diverse uitwisselingen van bankgegevens die in het kader van de COVID-19-pandemie waren verzameld. Net als hierboven werd de toegang tot deze gegevens op need-to-know-basis verleend voor een beperkte periode, na een beoordeling van de business case, om te waarborgen dat te allen tijde aan de need-to-know-eis werd voldaan.
Op het niveau van de besluitvorming leverde de scheiding geen problemen op en het Bemiddelingspanel hoefde niet in actie te komen.
5.9 Kader voor de rapportage van toezichtsgegevens
5.9.1 Ontwikkelingen in het kader voor gegevensrapportage
Er werd een nieuw gecentraliseerd indieningsplatform voor het verzamelen van ad-hocgegevens geïntroduceerd
Dankzij het Centralised Submission Platform (CASPER) van de ECB kunnen externe organisaties op veilige wijze gestructureerde gegevens bij de ECB indienen via het ECB Identity Portal voor centrale identificatie. De gegevens worden automatisch gevalideerd en de resultaten kunnen via het platform worden besproken met de betrokken ECB-teams. CASPER telde in 2022 3.100 interne en externe gebruikers, waarmee een belangrijke mijlpaal werd bereikt in de gebruikstest. De ECB zal CASPER blijven gebruiken om ad-hocverzoeken van banken te verzamelen, ter vervanging van minder efficiënte processen zoals uitwisseling van e-mails of gedeelde mappen.
In 2022 hebben de ECB en de NCA’s aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van maatregelen voor de verdere harmonisatie van gemeenschappelijke praktijken voor het verzamelen van toezichtsgegevens door middel van de "sequentiële benadering"[85]. Deze vereisten hebben tot doel een minimumreeks gemeenschappelijke normen vast te stellen om de methoden voor het verzamelen, valideren en verspreiden van toezichtsgegevens binnen het Europees bankentoezicht te harmoniseren, en een gelijk speelveld voor onder toezicht staande instellingen te creëren.
De SSM-brede gegevensverzamelingsdatabank[86] heeft tot doel na te gaan hoe de rapportagelast voor banken kan worden verminderd door dubbele gegevensverzoeken van toezichthouders te elimineren. Deze databank, die in 2022 regelmatig werd bijgewerkt, werd gebruikt bij thematische onderzoeken over het stroomlijnen van de rapportageverplichtingen en voordat er nieuwe horizontale verzoeken aan belangrijke instellingen werden gericht.
De ECB heeft de inhoud en zichtbaarheid van haar statistieken over het bankentoezicht verbeterd
In 2022 heeft de ECB de inhoud uitgebreid van haar driemaandelijkse statistieken over het bankentoezicht, die worden gepubliceerd in de rubriek Publication of supervisory data op de website van ECB-Bankentoezicht. Vanaf april 2022 worden er namelijk nieuwe indicatoren gepubliceerd over leningen en voorschotten die aan een bijzondere waardevermindering zijn onderworpen. Daarnaast is de ECB vanaf het tweede kwartaal van 2022 begonnen met de publicatie van de nettostabielefinancieringsratio en de ratio van niet-renderende leningen, exclusief bij centrale banken aangehouden saldi en andere direct opvraagbare deposito's. De zichtbaarheid van de statistieken werd aanzienlijk verbeterd door de toevoeging van een visuele banner op de homepage van de website van ECB-Bankentoezicht, die in één oogopslag inzicht geeft in de belangrijkste statistieken. Voor het eerst heeft de ECB ook Pijler 3-informatie van individuele entiteiten gepubliceerd over geselecteerde sjablonen voor informatieverschaffing over tegenpartijkredietrisico. De ECB heeft de Pijler 3-informatie en de reglementaire rapportage onderling afgestemd, wat resulteerde in veel consistentere gegevens.
5.9.2 Informatiebeheer
Het Informatiemanagementsysteem voor het SSM (SSM Information Management System – IMAS) is een geïntegreerd pakket IT-kernsystemen die dagelijks worden gebruikt door de Europese bankentoezichthouders en de instellingen waarop zij toezicht houden. Het pakket omvat procesapplicaties voor toezichthouders om hun dagelijkse taken uit te voeren (IMAS), een rapportage- en analysedienst om toezichtsrapportage op te halen en ermee te werken (IDRA) en een internetapplicatie voor onder toezicht staande banken om digitaal in contact te komen met toezichthouders door verzoeken en kennisgevingen via onlineformulieren in te dienen (IMAS-portaal). Waar relevant en nodig worden er in het IMAS nieuw ontwikkelde suptech-instrumenten opgenomen.
In 2022 werd het IMAS verder aangepast aan de veranderingen in het financiële stelsel en het regelgevingskader en aan de wijzigingen in de SSM-methodologie en -strategie. De nieuwe ontwikkelingen in 2022 hadden gevolgen voor belangrijke toezichtsprocessen en omvatten i) nieuwe procedures die aan IMAS werden toegevoegd om de bijgewerkte SREP-methodiek voor 2022 te weerspiegelen; ii) verbeteringen van de rapportage-output die de besluitvormingsorganen van het SSM ontvangen; iii) een nieuwe module voor de significantiebeoordeling van instellingen en het bijbehorende register; iv) een herziening van de module voor het volgen en monitoren van toezichtsbevindingen en daarmee verband houdende toezichtsmaatregelen; en v) de implementatie van speciale elementen in verband met beoordelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid. Tegelijkertijd werden belangrijke technische aanpassingen in de kerninfrastructuur van IMAS aangebracht om de integratie met andere ECB-systemen, zoals suptech-applicaties, mogelijk te maken.
In 2022 werd het IMAS-portaal uitgebreid met nieuwe toezichtsprocessen, met name voor de indiening van aanvragen voor nieuwe vergunningen van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, voor goedkeuringen en vrijstellingen van financiële holdings voor belangrijke onder toezicht staande groepen, en voor de vrijwillige intrekking van een vergunning, alsook voor kennisgevingen van niet-materiële modelwijzigingen en van uitbestedingsovereenkomsten. Daarnaast werden ook aanpassingen aangebracht in procedures die reeds via het IMAS-portaal worden verwerkt. Zo werd er een uniform invoerformulier voor betrouwbaarheids- en deskundigheidsaanvragen en een verbeterd invoerformulier voor paspoortaanvragen overeenkomstig de geactualiseerde EBA-richtsnoeren beschikbaar gesteld.
6 Verslag van de begrotingsbesteding
6.1 Uitgaven voor 2022
De uitgaven van de ECB in 2022 waren iets lager dan geraamd
De SSM-Verordening bepaalt dat de ECB voldoende middelen moet uittrekken om haar toezichtstaken doeltreffend uit te voeren. Deze middelen worden gefinancierd met een toezichtsvergoeding die ten laste komt van de entiteiten die onder direct of indirect toezicht van de ECB staan.
De uitgaven voor de toezichtstaken zijn afzonderlijk identificeerbaar binnen de begroting van de ECB. Deze uitgaven bestaan uit de directe uitgaven van ECB-Bankentoezicht. Daarnaast maakt de toezichtsfunctie ook gebruik van gemeenschappelijke diensten die worden verleend door de ondersteunende organisatie-eenheden van de ECB[87].
De begrotingsbevoegdheid van de ECB ligt bij haar Raad van Bestuur. Op grond van een voorstel van de Directie en in overleg met de Voorzitter en de Vicevoorzitter van de Raad van Toezicht stelt dit orgaan de jaarlijkse begroting van de ECB vast voor zaken die verband houden met het bankentoezicht. De Raad van Bestuur wordt hierin bijgestaan door het Begrotingscomité, waarin leden afkomstig van alle nationale centrale banken van het Eurosysteem en de ECB zitting hebben. Deze bijstand bestaat in het verstrekken van beoordelingen over de verslagen van de ECB inzake begrotingsplanning en -toezicht.
In 2022 bedroegen de werkelijke jaarlijkse uitgaven voor de toezichtstaken van de ECB € 593,8 miljoen, ofwel 4,9% minder dan de raming van € 624,1 miljoen die in maart 2022 was meegedeeld.
De uitgaven voor toezichtstaken zijn in 2022 licht gestegen als gevolg van de geleidelijke terugkeer naar een normaler activiteitenniveau
De uitgaven voor toezichtstaken zijn in 2022 met 2,8% gestegen ten opzichte van 2021, toen ze € 577,5 miljoen bedroegen. Dit duidt op een verdere geleidelijke terugkeer naar een normaler activiteitenniveau in het bankentoezicht, met name voor het directe toezicht op belangrijke instellingen, waar het aantal inspecties ter plaatse is teruggekeerd naar het niveau van vóór de pandemie (zie Paragraaf 1.3.2). De stijging van de kosten voor horizontale taken en gespecialiseerde diensten kan worden toegeschreven aan de voortdurende ontwikkelingen in en verbeteringen van de IT-systemen voor het bankentoezicht. Nadere informatie over deze activiteiten is te vinden in Paragraaf 5.9.
Tabel 9
Kosten van de toezichtstaken van de ECB per functie (2020-22)
De classificatie in Tabel 9 wordt gebruikt voor de verdeling van de jaarlijkse kosten die via jaarlijkse toezichtsvergoedingen moeten worden verhaald van onder toezicht staande entiteiten, op basis van de status van deze laatste als belangrijke of minder belangrijke instellingen. In de in artikel 8 van de Vergoedingenverordening[88] vastgelegde methodologie voor de verdeling van de jaarlijkse toezichtsvergoedingen wordt bepaald dat de kosten voor horizontale taken en gespecialiseerde diensten evenredig worden toegerekend op basis van de totale kosten voor, respectievelijk, het toezicht op de belangrijke instellingen en het oversight op het toezicht op de minder belangrijke instellingen. Voor elke groep omvatten de kosten de toerekening van de gemeenschappelijke diensten die door de ondersteunende organisatie-eenheden van de ECB worden verleend.
Tabel 10 biedt meer gedetailleerde informatie over de uitgaven volgens de uitgevoerde werkzaamheden, met name:
- toezicht op afstand, met inbegrip van de kosten van de deelname van de ECB aan gezamenlijke toezichtsteams (Joint Supervisory Teams – JST's) en het oversight op minder belangrijke banken of bankgroepen;
- deelname van de ECB aan inspecties ter plaatse, waaronder grensoverschrijdende missies;
- beleids-, advies- en regelgevingstaken, waaronder significantiebeoordelingen, autorisaties, samenwerking met andere instellingen, methodologie en planning, toezichtkwaliteitsborging, handhavings- en sanctieprocedures;
- crisisbeheersing;
- macroprudentiële taken, waaronder de taken inzake stresstests en toezichtsbeleid;
- toezichtsstatistieken met betrekking tot het kader voor gegevensrapportage;
- besluitvorming van de Raad van Toezicht en zijn Secretariaat en juridische diensten.
Tabel 10
Uitgaven voor de toezichtstaken van de ECB
De uitgaven voor inspecties ter plaatse zijn in 2022 met bijna 60% gestegen als gevolg van de terugkeer naar een normaler niveau van activiteiten ter plaatse na de lockdown. Het aantal inspecties ter plaatse is teruggekeerd naar het niveau van vóór de pandemie. De voortdurende verbeteringen van de IT-systemen voor het bankentoezicht hebben geleid tot hogere kosten in de beleids-, advies- en regelgevingstaken. Wat ook weerspiegeld werd in deze functies is de overheveling van kosten in verband met toezichtstechnologieën (suptech-projecten) uit de categorie “Raad van Toezicht, secretariaat en toezichtsrecht” in 2022. De stijging van de uitgaven binnen het prudentieel toezicht werd gedeeltelijk gecompenseerd door een daling van de uitgaven voor macroprudentiële taken, doordat de tweejaarlijkse stresstest van de Europese Bankautoriteit in 2022 niet werd uitgevoerd.
Ter aanvulling van haar interne middelen doet de ECB ook een beroep op externe consultancydiensten om gespecialiseerde expertise of geïntegreerde consultancy onder gekwalificeerde interne begeleiding te verkrijgen, zodat tijdelijke tekorten aan middelen kunnen worden aangepakt. In 2022 gaf de ECB € 40,8 miljoen uit aan consultancydiensten voor haar belangrijkste toezichtstaken, ofwel € 2,0 miljoen meer dan in 2021. Van dit bedrag werd € 13,2 miljoen besteed aan ontwikkelingen in IT-systemen, € 7,0 miljoen aan alomvattende beoordelingen en € 20,0 miljoen aan toezichtsactiviteiten ter plaatse, waaronder grensoverschrijdende missies. Nadere informatie over deze activiteiten is te vinden in Hoofdstuk 1. Voorts werden er consultancykosten ten belope van € 10,4 miljoen rechtstreeks aan het bankentoezicht toegerekend. Deze kosten hadden betrekking op gebieden die de bankentoezichtsfunctie ondersteunen en hielden voornamelijk verband met het beheer en het voortdurende onderhoud van IT-systemen.
In 2022 was er een aanzienlijke stijging van de uitgaven voor zakenreizen in verband met de toezichtsactiviteiten voor belangrijke instellingen en minder belangrijke instellingen. Deze uitgaven beliepen € 6,8 miljoen, tegen € 0,3 miljoen in 2021. Dit wijst op een terugkeer naar een normaler niveau van toezichtsactiviteiten ter plaatse.
De verdeling van de kosten tussen rechtstreeks aan ECB-Bankentoezicht toe te rekenen uitgaven en uitgaven voor gemeenschappelijke diensten was in grote lijnen vergelijkbaar met het voorgaande jaar (Grafiek 25).
Grafiek 25
Kosten van de toezichtstaken van de ECB per kostencategorie
De rechtstreeks toerekenbare uitgaven bestaan uit de kernkosten van het toezichtspersoneel, de uitgaven voor toezichtsinitiatieven (waaronder de kosten in verband met de alomvattende beoordelingen), andere bedrijfsuitgaven zoals zakenreizen en opleidingen, en de uitgaven voor gespecialiseerde informatietechnologie zoals IMAS en het Stress Test Account Reporting platform (STAR) en aanverwante projecten, en suptech.
De categorie van de gemeenschappelijke diensten omvat diensten die zowel door de centralebankfunctie als door de bankentoezichtsfunctie worden gebruikt. Deze diensten worden ondergebracht in de volgende clusters: huisvesting en faciliteiten, HR-diensten, gemeenschappelijke IT-diensten, gemeenschappelijke juridische, administratieve en auditdiensten, communicatie- en vertaaldiensten, en overige diensten. De kosten van deze gemeenschappelijke diensten worden verdeeld over de twee functies aan de hand van een kostentoerekeningsmechanisme waarbij rekening wordt gehouden met de voor de sector gebruikelijke parameters zoals voltijdequivalenten, kantoorruimte en volume van vertaalaanvragen. Als onderdeel van haar streven naar efficiëntieverbeteringen verfijnt de ECB routinematig de kostentoerekeningsparameters.
In 2022 bedroegen de totale werkelijke uitgaven € 593,8 miljoen. De rechtstreeks toerekenbare uitgaven beliepen € 351,4 miljoen en de gemeenschappelijke diensten vertegenwoordigden € 242,4 miljoen, ofwel respectievelijk 59,2% en 40,8% van de werkelijke uitgaven (wat in grote lijnen vergelijkbaar is met 2021, toen ze respectievelijk 58,5% en 41,5% van de werkelijke uitgaven bedroegen).
Mede als gevolg van de afschrijving van IMAS en STAR stegen de rechtstreeks toerekenbare uitgaven voor informatietechnologie en aanverwante projecten tot € 22,9 miljoen in 2022. De rechtstreeks toerekenbare uitgaven voor suptech vertegenwoordigden € 20,8 miljoen. De stijging van de overige bedrijfsuitgaven is het gevolg van de geleidelijke terugkeer naar normalere niveaus van toezichtsactiviteiten ter plaatse.
In 2022 zijn de uitgaven voor gemeenschappelijke diensten licht gestegen, met € 2,8 miljoen, ten opzichte van 2021. Deze stijging is merkbaar in de meeste kostencategorieën en weerspiegelt ook hier hoofdzakelijk de terugkeer naar een normaler activiteitenniveau.
6.2 Vooruitzichten voor de vergoedingen voor bankentoezicht in 2023
De ECB schat dat zij in 2023 € 649,0 miljoen zal uitgeven aan toezichtstaken
Rekening houdend met de vroegere en verwachte besteding van de geplande uitgaven, heeft de ECB opnieuw een conservatieve benadering gehanteerd bij het ramen van de uitgaven voor 2023, hetgeen resulteerde in een geraamde toezichtsvergoeding van € 649,0 miljoen voor 2023. Het begrotingsplafond van de ECB voor toezichtstaken in 2023 bedraagt € 705,6 miljoen. In deze raming is rekening gehouden met de verwachte aanhoudende terugkeer naar een normaler activiteitenniveau, de invoering van nieuwe IT-diensten in verband met de lopende investeringen in suptech-projecten, alsmede de internalisering van consultancykosten in verband met onderzoeken ter plaatse en internemodelonderzoeken, die worden gecompenseerd door een vermindering van de consultancy-uitgaven.
Overeenkomstig haar toezegging om de kosten voor de gehele organisatie tegen 2023 te stabiliseren, voorziet de ECB een stabilisatie van de geplande uitgaven voor haar huidige mandaten. Zij zal echter flexibel blijven reageren op onverwachte externe factoren. Er zijn maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de ECB de stabilisatiedoelstelling kan naleven, waarbij ook rekening werd gehouden met de gevolgen van de inflatie.
Tabel 11
Geraamde kosten van ECB-Bankentoezicht in 2023 per functie
De jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2023, die zal worden geheven in 2024, zal pas aan het einde van de vergoedingsperiode bekend zijn en zal de werkelijke uitgaven voor het volledige jaar 2023 omvatten, gecorrigeerd voor de bedragen die worden terugbetaald aan of geïnd bij individuele banken voor eerdere vergoedingsperioden, ontvangen vertragingsrente en oninbare vergoedingen. Het aandeel van het totaalbedrag dat zal worden geheven bij elke categorie van instellingen in 2023 wordt geraamd op 95,3% voor belangrijke instellingen en 4,7% voor minder belangrijke instellingen.
Tabel 12
Raming van de uitgaven voor de toezichtstaken van de ECB in 2023
6.3 Vergoedingenkader voor 2022
De SSM-Verordening en de Vergoedingenverordening vormen het juridisch kader op grond waarvan de ECB een jaarlijkse toezichtsvergoeding heft ter dekking van de uitgaven voor haar toezichtstaken. In de Vergoedingenverordening en het bijbehorende Besluit[89] is vastgelegd volgens welke methode: i) het totale bedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt bepaald; ii) het bedrag wordt berekend dat elke onder toezicht staande instelling verschuldigd is; en iii) de jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt geïnd.
6.3.1 Totaal te heffen bedrag voor de vergoedingsperiode 2022
De ECB zal € 593,7 miljoen aan toezichtsvergoedingen heffen voor 2022
De jaarlijkse toezichtsvergoeding die zal worden geheven voor de vergoedingsperiode 2022, bedraagt € 593,7 miljoen. Dit bedrag is bijna volledig samengesteld uit de werkelijke jaarlijkse kosten voor 2022, ten bedrage van € 593,8 miljoen, gecorrigeerd voor een bedrag van € 37.690 dat (netto) werd terugbetaald aan individuele banken voor eerdere vergoedingsperioden en voor een bedrag van € 133.955 voor ontvangen vertragingsrente, wat neerkomt op een totale correctie van € 96.265.
De jaarlijkse toezichtsvergoeding kan ook worden gecorrigeerd voor afgeschreven bedragen die niet konden worden geïnd. Een dergelijke correctie was in 2022 niet nodig.
Het via jaarlijkse toezichtsvergoedingen te heffen bedrag wordt in tweeën gedeeld. Deze verdeling is gebaseerd op de status van de onder toezicht staande entiteiten als belangrijke of minder belangrijke instellingen, en weerspiegelt het verschil in intensiteit van het toezicht dat de ECB op hen uitoefent. De uitgaven worden aan de categorieën van instellingen toegerekend op basis van een methode die voortdurende verbeteringen en tijdige correcties mogelijk maakt, zodat de toewijzing in de loop van de tijd voortdurend verbetert.
Voor 2022 bedraagt het totaalbedrag dat bij de belangrijke instellingen zal worden geheven € 566,7 miljoen; bij de minder belangrijke instellingen is dat € 27,0 miljoen, wat neerkomt op respectievelijk 95,5% en 4,5% van de totale kosten van het bankentoezicht.
Tabel 13
Totale inkomsten uit bankentoezichtstaken
6.3.2 Individuele toezichtsvergoedingen
Op bankniveau worden de vergoedingen berekend op basis van het belang en het risicoprofiel van een bank, aan de hand van jaarlijkse vergoedingsfactoren voor de onder toezicht staande banken. Voor de meeste banken is de referentiedatum voor de gegevens 31 december van het voorgaande jaar. Voor banken die tijdens de vergoedingsperiode voor het eerst op het hoogste consolidatieniveau onder toezicht staan, houdt de ECB rekening met de totale activa en de totale risicoblootstelling die door de betrokken bank zijn gerapporteerd op de referentiedatum die het dichtst bij 31 december ligt. Zij gebruikt deze cijfers vervolgens om een variabele vergoedingscomponent te berekenen voor alle maanden waarvoor de betrokken bank een toezichtsvergoeding moet betalen[90]. De per bank berekende toezichtsvergoeding wordt vervolgens jaarlijks in rekening gebracht.
Figuur 3
De variabele vergoedingscomponent wordt bepaald op basis van het belang en het risicoprofiel van de bank
De toezichtsvergoeding wordt vastgesteld op het hoogste consolidatieniveau binnen de lidstaten die deelnemen aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme en omvat een variabele vergoedingscomponent en een minimumvergoedingscomponent. Deze laatste component is op alle banken gelijk van toepassing en is goed voor 10% van het totale bedrag dat moet worden verhaald. Voor de kleinste belangrijke banken, met totale activa van hoogstens € 10 miljard, en voor kleinere minder belangrijke banken, met totale activa van maximaal € 1 miljard, wordt de minimumvergoedingscomponent gehalveerd.
In artikel 7 van de Vergoedingenverordening wordt bepaald dat de volgende wijzigingen in de situatie van een individuele bank een aanpassing van de overeenkomstige toezichtsvergoeding vereisen: i) de toezichtsstatus van een onder toezicht staande entiteit wordt aangepast, d.w.z. de entiteit wordt geherclassificeerd van belangrijke naar minder belangrijke instelling of omgekeerd; ii) er wordt een vergunning verleend aan een nieuwe onder toezicht staande entiteit; of iii) een bestaande vergunning wordt ingetrokken. Als gevolg van de overschakeling naar een ex-postfacturering kunnen de meeste in artikel 7 bedoelde wijzigingen die zich tijdens het jaar voordoen, worden opgenomen in de gewone vergoedingenberekeningen. In 2022 vertegenwoordigden dergelijke wijzigingen, die leidden tot nieuwe besluiten inzake toezichtsvergoedingen van de ECB, samen slechts € 37.690. Dit bedrag zal worden opgenomen in de jaarlijkse toezichtsvergoedingen die zullen worden gefactureerd voor de vergoedingsperiode 2022.
Meer informatie over toezichtsvergoedingen is te vinden op de website van ECB-Bankentoezicht. Deze pagina's zijn beschikbaar in alle officiële talen van de EU en worden regelmatig bijgewerkt met nuttige, praktische informatie.
6.4 Andere inkomsten in verband met bankentoezichtstaken
De ECB heeft het recht om administratieve boetes op te leggen aan onder toezicht staande entiteiten die niet voldoen aan de toepasselijke EU-bankwetgeving inzake prudentiële vereisten (waaronder toezichtsbesluiten van de ECB). De desbetreffende inkomsten worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de jaarlijkse toezichtsvergoedingen, evenmin als terugbetalingen van dergelijke boetes ingeval eerdere sanctiebesluiten worden gewijzigd of nietig verklaard. In plaats daarvan worden de desbetreffende bedragen opgenomen in de winst-en-verliesrekening van de ECB. In 2022 bedroegen de inkomsten uit boetes opgelegd aan onder toezicht staande entiteiten € 12,2 miljoen.
7 Door de ECB vastgestelde rechtsinstrumenten
De door de ECB vastgestelde rechtsinstrumenten omvatten verordeningen, besluiten, richtsnoeren, aanbevelingen en instructies aan NCA's (zoals vermeld in artikel 9, lid 1, derde alinea, van de SSM-Verordening en artikel 22 van de SSM-Kaderverordening). In deze paragraaf worden de rechtsinstrumenten voor het bankentoezicht opgesomd die de ECB in 2022 heeft vastgesteld en gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en op EUR-Lex. Het gaat om rechtsinstrumenten die zijn vastgesteld krachtens artikel 4, lid 3, van de SSM-Verordening en andere relevante rechtsinstrumenten.
7.1 ECB-Verordeningen
ECB/2022/14
Verordening (EU) 2022/504 van de Europese Centrale Bank van 25 maart 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/445 betreffende de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2016/4) (ECB/2022/14) (PB L 102 van 30.3.2022, blz. 11)
7.2 Andere rechtsinstrumenten van de ECB dan verordeningen
ECB/2022/2
Besluit (EU) 2022/134 van de Europese Centrale Bank van 19 januari 2022 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de toezending van toezichtinformatie aan autoriteiten en organen door de Europese Centrale Bank voor het vervullen van de bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad aan haar opgedragen taken (ECB/2022/2) (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 275)
ECB/2022/6
Besluit (EU) 2022/368 van de Europese Centrale Bank van 18 februari 2022 tot wijziging van Besluit (EU) 2015/2218 betreffende de procedure tot vaststelling van de niet-toepasselijkheid op personeelsleden van het vermoeden van een materiële impact op het risicoprofiel van een onder toezicht staande kredietinstelling (ECB/2022/6) (PB L 69 van 4.3.2022, blz. 117)
ECB/2022/7
Besluit (EU) 2022/514 van de Europese Centrale Bank van 1 maart 2022 betreffende het totaalbedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2021 (ECB/2022/7) (PB L 103 van 31.3.2022, blz. 14)
ECB/2022/12
Richtsnoer (EU) 2022/508 van de Europese Centrale Bank van 25 maart 2022 tot wijziging van Richtsnoer (EU) 2017/697 van de Europese Centrale Bank betreffende de wijze waarop nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke instellingen gebruikmaken van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2017/9) (ECB/2022/12) (PB L 102 van 30.3.2022, blz. 34)
ECB/2022/13
Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 25 maart 2022 tot wijziging van Aanbeveling ECB/2017/10 betreffende gemeenschappelijke specificaties voor de wijze waarop nationaal bevoegde autoriteiten ten overstaan van minder belangrijke instellingen gebruikmaken van enkele keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2022/13) (PB C 142 van 30.3.2022, blz. 1)
ECB/2022/33
Besluit (EU) 2022/1981 van de Europese Centrale Bank van 10 oktober 2022 betreffende het gebruik van diensten van het Europees Stelsel van centrale banken door bevoegde autoriteiten (ECB/2022/33) (PB L 272 van 20.10.2017, blz. 22)
ECB/2022/34
Besluit (EU) 2022/1982 van de Europese Centrale Bank van 10 oktober 2022 betreffende het gebruik van diensten van het Europees Stelsel van centrale banken door bevoegde autoriteiten en door samenwerkende autoriteiten, en tot wijziging van Besluit ECB/2013/1 (ECB/2022/34) (PB L 272 van 20.10.2017, blz. 29)
© Europese Centrale Bank 2023
Postadres 60640 Frankfurt am Main, Duitsland
Telefoon +49 69 1344 0
Website www.bankingsupervision.europa.eu
Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits de bron wordt vermeld.
Raadpleeg voor specifieke terminologie de SSM-woordenlijst (alleen beschikbaar in het Engels).
HTML ISBN 978-92-899-5544-7, ISSN 2443-5899, doi:10.2866/417914, QB-BU-23-001-NL-Q
Zie ook het “Statement regarding supervisory cooperation on operational resilience”, Brief aan banken, ECB-Bankentoezicht, december 2020.
“Identification and measurement of credit risk in the context of the coronavirus (COVID-19) pandemic’’, Brief aan CEO’s, ECB- Bankentoezicht, 4 december 2020.
Zie voor meer informatie over de uitkomst van de gerichte beoordeling inzake commercieel vastgoed “Commercial real estate: connecting the dots”, Supervision Newsletter, ECB-Bankentoezicht , augustus 2022.
De steekproef heeft betrekking op de 29 SI’s die elk kwartaal verslag moeten uitbrengen via het Leveraged Finance Dashboard.
Transacties met een hefboom (leverage) – gedefinieerd als de verhouding tussen de totale schuld en de EBITDA – die 6,0 keer hoger ligt dan bij het aangaan van de transactie.
Advies van de Europese Centrale Bank van 19 februari 2021 inzake een voorstel voor een verordening betreffende markten in cryptoactiva en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 (CON/2021/4) (PB C 152 van 29.4.2021, blz. 1).
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende digitale operationele veerkracht voor de financiële sector en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 (COM/2020/595 final).
Voorstel voor een verordening tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie. Europese Commissie, April 2021.
Toezichtsverklaring van het SSM inzake governance en risicobereidheid, ECB-Bankentoezicht, juni 2016.
Zie "Strengthening smaller banks’ governance", Supervision Newsletter, ECB-Bankentoezicht, mei 2022.
De Wet digitale operationele weerbaarheid stelt een nieuw kader vast om de operationele weerbaarheid van financiële instellingen te verbeteren.
"Walking the talk - Banks gearing up to manage risks from climate change and environmental degradation", ECB, november 2022.
"Good practices for climate-related and environmental risk management – observations from the 2022 thematic review", ECB, november 2022.
"ECB sets deadlines for banks to deal with climate risks", persbericht, ECB, 2 november 2022.
Zie “2022 climate risk stress test”, ECB-Bankentoezicht, juli 2022.
Zie “ECB report on good practices for climate stress testing”, ECB-Bankentoezicht, December 2022.
Indien de gezondheids- en veiligheidsomstandigheden dit toelieten en op vrijwillige basis voor de inspectieteams, waarbij de gezondheid en veiligheid van de medewerkers voorop zijn gesteld.
Door middel van een campagne worden diverse OSI’s gegroepeerd waarmee hetzelfde onderwerp wordt onderzocht. Zo wordt de onderzoeksteams een raamwerk geboden voor onderlinge coördinatie, permanente samenwerking, afstemming van doelstellingen en het profiteren van synergieën.
Nadere bijzonderheden over de activiteiten van de ECB op het gebied van commercieel vastgoed zijn te vinden in het artikel "Commercial real estate: connecting the dots”, gepubliceerd in de Supervision Newsletter van augustus 2022.
De analyse is uitgevoerd op een steekproef van 132 OSI’s waarvoor de definitieve rapporten tussen oktober 2021 en oktober 2022 zijn uitgebracht.
Bij inspecties ter plaatse zijn enkele van de meest ingrijpende bevindingen met betrekking tot interne governance gesignaleerd, die zich vooral richtten op specifieke risicogebieden (zoals IT-risico, kapitaalrisico en risico voor bedrijfsmodel en winstgevendheid).
Nadere gegevens over het onderwerp IT- en cyberrisico’s zijn te vinden in de presentatie "IT and cyber risk – key observations", ECB, 2022.
‘Risk-not-in-the-model engine’ is een concept dat wordt besproken en gedefineerd in Paragraaf 7 van de Gids van de ECB betreffende interne modellen, ECB, oktober 2019.
De margerisicoperiode betekent “de periode vanaf de recentste uitwisseling van zekerheden ter dekking van een samenstel van verrekenbare transacties met een in gebreke blijvende tegenpartij totdat de transacties zijn afgewikkeld en het resulterende marktrisico opnieuw is afgedekt”, Zie Artikel 272, lid 9 van de Verordening Kapitaalvereisten (Verordening (eu) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012).
Banken met een NPL-ratio van meer dan 5% gelden als banken veel NPL’s. Zie de “EBA-Richtsnoeren inzake het beheer van niet-renderende en respijtblootstellingen”, EBA, oktober 2018.
Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
ECB Governing Council statement on macroprudential policies, ECB, november 2022.
ECB response to the European Commission’s call for advice on the review of the EU Macroprudential Framework, ECB, maart 2022.
“EBA advice on the review of the macroprudential framework”, EBA, April 2022 en “Review of the EU Macroprudential Framework for the Banking Sector - response to the call for advice, ESRB, maart 2022.
“Basel Committee finalises principles on climate-related financial risks, progresses work on specifying cryptoassets’ prudential treatment and agrees on way forward for the G-SIB assessment methodology review”, persbericht, Bank voor Internationale Betalingen, 31 mei 2022.
“Governing Council statement on the treatment of the European banking union in the assessment methodology for global systemically important banks”, ECB, juni 2022.
BNP Paribas, Deutsche Bank, Groupe BPCE, Groupe Crédit Agricole, ING Bank, Santander, Société Générale en UniCredit. In vergelijking met het voorgaande jaar is het toegewezen kapitaalbuffervereiste voor BNP Paribas van 2,0% verlaagd naar 1,5%. Het verlaagde kapitaalbuffervereiste geldt per 1 januari 2023.
“Governing Council statement on macroprudential policies”, ECB, november 2022.
Waarschuwing van het Europees Comité voor systeemrisico's van 22 september 2022 betreffende kwetsbaarheden in het financiële stelsel van de Unie (ESRB/2022/7).
Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 1 december 2022 inzake kwetsbaarheden in de zakelijk onroerendgoedsector in de Europese Economische Ruimte (ESRB/2022/9).
Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 27 mei 2020Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 15 december 2020 betreffende de beperking van uitkeringen tijdens de COVID-19 pandemie (ESRB/2020/7) en tot wijziging van Aanbeveling ESRB/2020/07 betreffende de beperking van uitkeringen tijdens de COVID-19 pandemie (ESRB/2020/15).
"2022 climate risk stress test", ECB-Bankentoezicht, juli 2022.
"Walking the talk - banks gearing up to manage risks from climate change and environmental degradation", ECB, november 2022.
Verordening (EU) Nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (SSM-Kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).
Deze criteria zijn opgenomen in artikel 6, lid 4 van de SSM-verordening.
De lijst van belangrijke en minder belangrijke instellingen van 21 december 2022 omvat (i) de besluiten waarvan de onder toezicht staande instellingen in kennis zijn gesteld tot 30 november 2022 en (ii) veranderingen in groepsstructuur en andere interne ontwikkelingen tot 1 november 2022.
Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176, 27.6.2013, blz. 338).
Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 1).
Sommige besluiten betreffen meer dan één autorisatiebeoordeling (bijvoorbeeld bij de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen in diverse dochterinstellingen met één transactie). Voor sommige autorisatieprocedures is geen formeel ECB-besluit vereist, waaronder paspoortprocedures en het vervallen van vergunningen.
Dit betreffen procedures die onderworpen zijn aan de delegatiekaders die zijn goedgekeurd krachtens Besluit (EU) 2021/1438 van de Europese Centrale Bank van 3 augustus 2021 tot wijziging van Besluit (EU) 2017/935 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten en de beoordeling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten (ECB/2021/34), (PB L 314, 6.9.2021, blz. 3) en Besluit (EU) 2021/1440 van de Europese Centrale Bank van 3 augustus 2021 tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1376 inzake de delegatie van de bevoegdheid tot de vaststelling van besluiten inzake paspoortprocedures, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen en de intrekking van vergunningen van kredietinstellingen (ECB/2019/36) (PB L 314, 6.9.2021, blz. 14).
Hiervan werden 85 besluiten goedgekeurd door het senior management binnen het delegatiekader.
Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 253).
Zie “Licensing of crypto-asset activities”, Supervision Newsletter, ECB Banking Supervision, augustus 2022.
Van de 23 besluiten die de ECB in 2021 heeft genomen, had er slechts één betrekking op een nieuw opgerichte (gemengde) financiële holding.
In 2022 begonnen toezichthouders en banken het IMAS-portaal ook te gebruiken voor andere procedures, zoals niet-materiële modelwijzigingen, zoals beschreven in Paragraaf 5.9.2.
"Reassessing the suitability of bank directors - lessons from 2021", Supervision Newsletter, ECB Banking Supervision, februari 2022.
“Risicobeheersing en interne controle” betreft de mechanismen of processen waarover een entiteit dient te beschikken voor het adequaat vaststellen, beheersen en rapporteren van risico’s waaraan zij is of kan worden blootgesteld. “Functies in het bestuursorgaan” verwijst naar de mate waarin de personen die de feitelijke leiding over een instelling hebben – of degenen die gemachtigd zijn om de strategie, doelstellingen en algemene leiding van de instelling vast te stellen, en toezicht en controle uitoefenen op de besluitvorming van het management – hun verantwoordelijkheden nakomen.
Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).
Zie het persbericht “ECB assesses that Sberbank Europe AG and its subsidiaries in Croatia and Slovenia are failing or likely to fail” van ECB-Bankentoezicht van 28 februari 2022. Zie ook FOLTF assessment of Sberbank Europe AG, FOLTF assessment of Sberbank d.d. (Croatia) en FOLTF assessment of Sberbank d.d. (Slovenia).
Zie het persbericht “Sberbank Europe AG: Croatian and Slovenian subsidiaries resume operations after being sold while no resolution action is required for Austrian parent company” van de SRB van 1 maart 2022.
Zie het persbericht “ECB takes decisions related to RCB Bank phasing out its banking operations” van ECB-Bankentoezicht van 24 maart 2022. Zie ook de brief van 6 april 2022 van Andrea Enria, Voorzitter van de Raad van Toezicht, aan de heren Grant, Rinaldi en Zanni, over het bankentoezicht.
Zie het persbericht “ECB withdraws banking licence of RCB Bank” van ECB-Bankentoezicht van 22 december 2022.
Besluit (EU) 2022/134 van de Europese Centrale Bank van 19 januari 2022 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de toezending van toezichtinfomatie aan autoriteiten en organen door de Europese Centrale Bank voor het vervullen van de bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan haar opgedragen taken (ECB/2022/2) (PB L 20 van 31.01.2022, blz. 275).
Zie het persbericht "ECB boosts cooperation with the six EU Member States not part of European banking supervision” van ECB-Bankentoezicht van 25 januari 2023.
Advies van de Europese Centrale Bank van 27 april 2022 inzake een voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU wat betreft toezichtsbevoegdheden, sancties, bijkantoren uit derde landen en ecologische, sociale en governancerisico’s (CON/2022/16) (PB C 248 van 30.6.2022, blz. 87); Advies van de Europese Centrale Bank van 24 maart 2022 inzake een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft vereisten inzake kredietrisico, risico van aanpassing van de kredietwaardering, operationeel risico, marktrisico en de output floor (CON/2022/11) (PB C 233 van 16.6.2022, blz. 14); en Advies van de Europese Centrale Bank van 13 januari 2022 inzake een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met betrekking tot afwikkeling (CON/2022/3) (PB C 122 van 17.3.2022, blz. 33).
Zie ook Elderson, F., “Mind the gap, close the gap – the ECB’s views on the banking package reforms”, The Supervision Blog, 28 april 2022.
Campa, J.M., de Guindos, L. en Enria, A., “Strong rules, strong banks: let’s stick to our commitments”, The Supervision Blog, 4 november 2022.
Op 27 juni 2022 bracht de Raad van Bestuur van de ECB een verklaring uit over de behandeling van de Europese bankenunie in de beoordelingsmethodiek voor G-SIB's (Statement on the treatment of the European banking union in the assessment methodology for global systemically important banks). In de bijlage bij deze verklaring wordt nader ingegaan op de methodiek die zal worden gebruikt voor de uitoefening van toezichthoudende beoordelingsvrijheid met betrekking tot grensoverschrijdende posities binnen de Europese bankenunie in het beoordelingskader voor G-SIB’s.
Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338) en EBA-richtsnoeren inzake de gemeenschappelijke procedures en methoden voor het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (SREP) en stresstests voor toezichtdoeleinden (EBA/GL/2022/03).
De ECB deelt in het bijzonder informatie met AML/CFT-autoriteiten in het kader van de multilaterale overeenkomst over de praktische modaliteiten voor de uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 57 bis, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 en de EBA-richtsnoeren voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen prudentiële toezichthouders, AML/CFT-toezichthouders en financiële-inlichtingeneenheden overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU (EBA/GL/2021/15), alsook binnen de AML/CFT-colleges die zijn opgericht krachtens de Gemeenschappelijke richtsnoeren inzake samenwerking en informatie-uitwisseling voor de toepassing van Richtlijn (EU) 2015/849 tussen de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en financiële instellingen (JC 2019 81), waaraan de ECB als waarnemer deelneemt.
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
Richtsnoeren voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen prudentiële toezichthouders, AML/CFT-toezichthouders en financiële-inlichtingeneenheden overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU (EBA/GL/2021/15).
Zie “Anti-money laundering and countering the financing of terrorism legislative package”, Directoraat-generaal Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarkten, Europese Commissie, 20 juli 2021.
Advies van de Europese Centrale Bank van 16 februari 2022 inzake een voorstel voor een verordening tot oprichting van de Autoriteit voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (CON/2022/4) (PB C 210 van 25.5.2022, blz. 5); en Advies van de Europese Centrale Bank van 16 februari 2022 inzake een voorstel voor een richtlijn en een verordening tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering (CON/2022/5) (PB C 210 van 25.5.2022, blz. 15).
Zie Fernandez-Bollo, E., “For a fully fledged European anti-money laundering authority”, The Supervision Blog, ECB-Bankentoezicht, 21 februari 2022 en Fernandez-Bollo, E. and McCaul, E., “Enhancing cooperation in the fight against money laundering”, The Supervision Blog, ECB-Bankentoezicht, 24 mei 2022.
Zie “Feedback on the input provided by the European Parliament as part of its ‘Resolution on Banking Union – Annual Report 2021’”, ECB-Bankentoezicht, 2022.
Zie Written overview ahead of the exchange of views of the Chair of the Supervisory Board of the ECB with the Eurogroup on 4 April 2022 en Written overview ahead of the exchange of views of the Chair of the Supervisory Board of the ECB with the Eurogroup on 7 November 2022.
“Het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme - Een goede start maar verdere verbeteringen nodig”, Speciaal verslag van de Europese Rekenkamer, nr. 29, Europese Rekenkamer, 2016, en “De doelmatigheid van de crisisbeheersing voor banken door de ECB”, Speciaal verslag van de Europese Rekenkamer, nr. 2, Europese Rekenkamer, 2018.
Zie bijlage 3.2 van het “Verslag betreffende de prestaties van de EU-begroting - Stand van zaken eind 2021”, Europese Rekenkamer, november 2022.
Zoals bepaald in de artikelen 6, 7 en 8 van de Securitisatieverordening.
Het Stuurcomité ondersteunt de activiteiten van de Raad van Toezicht en bereidt de vergaderingen van de Raad voor. Het bestaat uit de Voorzitter en de Vicevoorzitter van de Raad van Toezicht, één ECB-vertegenwoordiger en vijf vertegenwoordigers van de nationale toezichthouders. De vijf vertegenwoordigers van de nationale toezichthouders worden benoemd voor één jaar door de Raad van Toezicht, op basis van een roulatiesysteem dat een eerlijke vertegenwoordiging van de landen waarborgt.
Dit zijn besluiten die zijn voltooid of goedgekeurd tijdens de verslagperiode (uitgaande besluiten). Het aantal toezichtsbesluiten stemt niet overeen met het aantal vergunningsprocedures waarvan de ECB officieel in kennis werd gesteld tijdens de verslagperiode (inkomende kennisgevingsprocedures). Eenzelfde besluit kan verschillende goedkeuringen bevatten.
Hiervan werden 179 besluiten goedgekeurd door het senior management binnen het delegatiekader.
Artikel 6, lid 7, van het Reglement van Orde van de Raad van Toezicht voorziet in een schriftelijke procedure voor het nemen van besluiten, tenzij ten minste drie stemgerechtigde leden van de Raad van Toezicht daartegen bezwaar maken. In dat geval wordt het punt op de agenda van de volgende vergadering van de Raad van Toezicht geplaatst. Normaal gesproken heeft de Raad van Toezicht ten minste vijf werkdagen nodig voor een schriftelijke procedure.
Besluit van de Europese Centrale Bank van 6 februari 2014 betreffende de benoeming van vertegenwoordigers van de Europese Centrale Bank in de Raad van toezicht (ECB/2014/4) (2014/427/EU) (PB L 196 van 3.7.2014, blz. 38).
Zie het persbericht “ECB publishes enhanced rules for private financial transactions of high-level officials” van de ECB van 16 december 2022.
Zie de artikelen 7, 11, 12 en 17 van de Gedragscode voor hoge ambtenaren van de ECB.
Artikel 0.2.8.1 van het personeelsreglement van de ECB.
Besluit van de Europese Centrale Bank van 17 september 2014 houdende de tenuitvoerlegging van scheiding tussen de monetaire beleidsfunctie en de toezichtfunctie van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/39) (2014/723/EU) (PB L 300 van 18.10.2014, blz. 57).
De Task Force on the Harmonisation of the Sequential Approach streeft ernaar een gelijk speelveld te creëren binnen het SSM. Deze taskforce brengt de best practices van elk land in kaart en stelt geharmoniseerde best practices voor die door alle NCA's en de ECB kunnen worden overgenomen.
De SSM-brede databank is een initiatief dat erop gericht is de toezichtsrapportagevereisten van de ECB en de NCA’s te stroomlijnen en de interne governance te verbeteren. In deze databank wordt informatie verzameld over alle gegevensverzoeken die worden verzonden naar de onder direct toezicht staande instellingen. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt om de transparantie van de aan de banken gerichte gegevensverzoeken te vergroten en de rapportagelast te analyseren.
Deze diensten worden onderverdeeld in de volgende clusters: huisvesting en faciliteiten, HR-diensten, gemeenschappelijke IT-diensten, gemeenschappelijke juridische, administratieve en auditdiensten, communicatie- en vertaaldiensten, en overige diensten.
Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41) (PB L 311 van 31.10.2014, blz. 23).
Besluit (EU) 2019/2158 van de Europese Centrale Bank betreffende de methodologie en procedures voor de gegevensvaststelling en ‐verzameling aangaande voor de berekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht toegepaste vergoedingsfactoren (ECB/2019/38) (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 99).
Voor entiteiten die na 1 oktober zijn opgericht, bestaat de geheven toezichtsvergoeding uit een minimumvergoedingscomponent voor uitsluitend het aantal volledige maanden waarin toezicht werd uitgeoefend.