Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Voorwoord van Mario Draghi, President van de ECB

Een stabiele banksector die in dienst staat van de economie is een essentiële factor in het herstel in het eurogebied. De belangrijkste les die de crisis ons heeft geleerd, is dat strikte regulering en goed toezicht essentieel zijn voor een stabiele banksector. Overmatige deregulering was een van de oorzaken van de wereldwijde financiële crisis. Striktere regels voor de financiële sector en beter toezicht horen dus werkelijk thuis op de groeiagenda. Op dit gebied is zowel in Europa als mondiaal grote vooruitgang geboekt. In november 2014 is het Europees bankentoezicht van start gegaan. Dat was een beslissende stap, die de basis heeft gelegd voor een stabielere banksector en verdergaande Europese integratie.

In de afgelopen paar jaar zijn de Europese banken bestendiger geworden tegen schokken op het gebied van kapitaal, schuldniveaus, financiering en het aangaan van risico's, waardoor ze veerkrachtig genoeg waren om de economische crisis in de opkomende markten, de scherpe daling van de olieprijzen en de directe gevolgen van de brexit het hoofd te bieden. Gezonde banken zijn ook in staat krediet te blijven verlenen, wat voor het economisch herstel in het eurogebied beslist nodig is.

Bij het schokbestendig maken van de sector heeft het Europees bankentoezicht een uiterst belangrijke rol gespeeld. De invoering van streng maar rechtvaardig bankentoezicht, dat in het gehele eurogebied volgens dezelfde hoge normen wordt uitgeoefend, heeft bij alle partijen vertrouwen gewekt in de kwaliteit van het toezicht en daardoor in de stabiliteit van de banken.

De uitdagingen zijn daarmee echter nog niet voorbij. Door de geringe winstgevendheid van de sector is deze slechts beperkt in staat het herstel van het eurogebied te ondersteunen. Overcapaciteit, inefficiënties en problematische activa uit het verleden dragen aan die geringe winstgevendheid bij. Het is aan de banken zelf om op deze uitdagingen een passende reactie te vinden, en in het belang van een sterk herstel in het eurogebied moeten ze daar snel mee zijn.

Het Europees bankentoezicht draagt in hoge mate bij aan de stabilisering van de banksector in het eurogebied. Het zorgt tevens voor een gelijk speelveld voor iedereen, wat nodig is om een gemeenschappelijke bankenmarkt te kunnen laten ontstaan. Maar om te voorkomen dat bij de integriteit van de gemeenschappelijke bankenmarkt vraagtekens ontstaan, dienen we de bankenunie te voltooien. We hebben in het eurogebied al gemeenschappelijk toezicht op en gemeenschappelijke afwikkeling van banken, zo moeten we er nu ook voor zorgen dat depositohouders overal dezelfde mate van zekerheid genieten.

Inleidend interview met Danièle Nouy, Voorzitter van de Raad van Toezicht

Het Europees bankentoezicht bestond in november 2016 twee jaar. Bent u tevreden met wat er tot nu toe is bereikt?

Ik ben eigenlijk erg trots op wat we tot nu toe hebben bereikt. We hebben in zeer korte tijd een instelling opgebouwd die bijdraagt aan de stabiliteit van de gehele Europese banksector. Natuurlijk staat het Europees bankentoezicht nog in de kinderschoenen, en het kan hier en daar beslist beter. Maar het werkt. Het werkt zelfs goed. Mensen uit heel Europa werken samen aan één gezamenlijk doel: een stabiele banksector. Een deel van hen werkt bij de ECB, een veel groter deel bij de nationale toezichthoudende autoriteiten. Samen vormen ze een waarlijk Europees team van bankentoezichthouders. Ons succes is te danken aan hun toewijding. Ik kan ze niet genoeg bedanken. Het is mij een eer en een genoegen om met al deze mensen te mogen werken: de mensen bij de ECB, de nationale toezichthouders en natuurlijk de leden van de Raad van Toezicht.

Wat zijn kort samengevat de belangrijkste wapenfeiten van het Europees bankentoezicht in 2016?

Er schieten me drie dingen te binnen. Ten eerste zijn we begonnen de niet-renderende leningen (non-performing loans – NPL's) effectief aan te pakken. We hadden daarvoor in 2015 al een taskforce opgezet. In 2016 hebben we een ontwerpleidraad opgesteld waarin wordt beschreven hoe banken moeten omgaan met hoge niveaus aan niet-renderende leningen. Dat is een belangrijke vooruitgang. Ten tweede hebben we ons werk voor een betere solvabiliteit van de banken in het eurogebied voortgezet. Ten derde hebben we het bankentoezicht in het eurogebied verder geharmoniseerd, met als doel het toezicht op alle banken aan dezelfde hoge normen te laten voldoen.

Wat hebt u precies gedaan om het toezicht te harmoniseren?

Het Europees prudentieel recht voorziet in keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die de toezichthouders enige armslag bieden bij het toepassen van de regels. In 2016 hebben we met de nationale autoriteiten afgesproken de toepassing daarvan voor het gehele eurogebied te harmoniseren en we hebben vervolgens een ECB-Verordening en een Gids uitgebracht. Een ander belangrijk instrument bij de harmonisatie van het toezicht is de Procedure voor Prudentiële Toetsing en Evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP). Dankzij de SREP worden bij het toezicht op alle banken in het eurogebied dezelfde methoden en normen gehanteerd. In 2016 hebben we de SREP verder uitgewerkt en aangepast. Daardoor bestaat er nu een sterkere correlatie tussen de extra kapitaaleisen die wij als toezichthouder aan een bank stellen en het individuele risicoprofiel van die bank.

Er is nu dus een gelijk speelveld voor alle banken in het eurogebied?

We hebben op dat vlak goede vooruitgang geboekt. Maar er zijn hier en daar nog wel wat hobbels. Zo is de regelgeving in het eurogebied nog altijd tamelijk versnipperd. Sommige regels voor de banken zijn vervat in EU-Richtlijnen en die moeten altijd in nationale wetgeving worden omgezet. Dat betekent dat de feitelijke regels van land tot land verschillen, wat het Europees bankentoezicht duurder en minder efficiënt maakt. Als de beleidsmakers de bankenunie dus serieus nemen, moeten ze de regels verder harmoniseren. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door minder met Richtlijnen en meer met Verordeningen te werken, want die zijn direct van toepassing in alle EU-landen. De recente wetsvoorstellen van de Europese Commissie, waarin veel belangrijke aspecten van het 'rulebook' opnieuw aan de orde komen, bieden een goede gelegenheid om de EU-wetgeving inzake de banken verder te harmoniseren. We mogen die gelegenheid beslist niet voorbij laten gaan. De definitieve wetstekst dient ook te waarborgen dat de toezichthouder over alle instrumenten kan beschikken die hij nodig heeft om zijn taken naar behoren uit te voeren.

Heeft het gelijke speelveld ook betrekking op banken die niet onder het directe toezicht van de ECB staan?

De ECB houdt direct toezicht op de belangrijke instellingen, dat zijn de ongeveer honderddertig grootste banken in het eurogebied. De resterende minder belangrijke banken (ongeveer 3.200) worden ook wel LSI's (less significant institutions) genoemd. Zij staan onder het directe toezicht van de nationale bevoegde autoriteiten. De ECB is indirect betrokken bij het toezicht op de LSI's. Samen met de nationale toezichthouders maken wij ons hard voor de invoering van uniforme normen, ook voor het toezicht op de LSI's. In 2016 hebben we enkele van die normen geformuleerd. We hebben onze aanpak van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte uitgebreid naar kleine banken, en we werken aan een geharmoniseerde SREP voor de LSI's. Bij de omgang met LSI's passen we uiteraard het evenredigheidsbeginsel toe. We passen de toezichtsintensiteit aan aan de risico's die kleine banken lopen.

Hoe gaat het eigenlijk met de Europese banken?

Het goede nieuws is dat ze de afgelopen paar jaar veel schokbestendiger zijn geworden. Hun kapitaalbuffers zijn aanzienlijk groter. Maar ze worden nog steeds met risico's en uitdagingen geconfronteerd. Ze moeten niet alleen bepalen hoe ze in een moeilijke markt hun winst kunnen vergroten, van hun problematische activa uit het verleden afkomen en moeten omgaan met cybercriminaliteit en andere IT-risico's, ze worden op dit moment ook met andere vragen geconfronteerd. Neemt de concurrentie van niet-banken toe? Waar gaat het met de economie van het eurogebied naartoe? Welke gevolgen heeft de brexit voor de banken in het eurogebied? En hoe ontwikkelen andere geopolitieke kwesties zich? Banken opereren in een wereld die wordt gekenmerkt door risico's en veranderingen. Ze moeten de risico's beheersen en zich aanpassen aan de veranderingen. Alleen dan kunnen ze op lange termijn winstgevend blijven.

De lage rente en de intensievere regelgeving worden vaak met name als uitdagingen voor de banken genoemd. Wat is uw kijk daarop?

Grote banken in het eurogebied halen meer dan de helft van hun totale baten uit rentebaten. De rente is dus inderdaad een belangrijk punt en de lage rente is een probleem. In 2017 gaan we de renterisico's van banken nader bekijken. Onze jaarlijkse stresstest zal dit jaar bijvoorbeeld bestaan uit een gevoeligheidsanalyse om inzicht te krijgen in de effecten van renteveranderingen op het bankenboek. Wat de regelgeving betreft: regels vormen altijd een last voor wie eraan moeten voldoen. Maar we moeten in dit geval verder kijken dan de banken. Intensievere regelgeving helpt om crises te voorkomen. We hebben geleerd dat financiële crises de economie, de belastingbetaler en uiteindelijk ook de banken zelf duur komen te staan. Tegen die achtergrond zou het hoogst welkom zijn wanneer de hervorming van de mondiale regelgeving volgens plan wordt voltooid. Die voorgenomen hervorming terugdraaien is het laatste wat we moeten doen. De financiële sector is internationaal, en de regels voor de sector moeten dat dus ook zijn. Dat is een belangrijke les uit de financiële crisis.

Hoe gaat het bankentoezicht om met de uitdagingen waar de banken voor staan?

De risico's en uitdagingen die ik zonet noemde, komen tot uiting in onze toezichtsprioriteiten voor 2017. Om te beginnen zetten we onze analyse van de bancaire bedrijfsmodellen en ons onderzoek naar hun winstfactoren voort. Daartoe zullen onze al gezamenlijke toezichthoudende teams (Joint Supervisory Teams – JST's) hun eigen bank grondig doorlichten. Ook zullen we beoordelen in hoeverre ontwikkelingen als fintech en de brexit van invloed zijn op de bedrijfsmodellen van de banken in het eurogebied. Maar uiteindelijk is het natuurlijk niet onze taak om nieuwe bedrijfsmodellen voor te schrijven. Wel kunnen we de bestaande modellen op de proef stellen en dat zullen we zeker doen. Onze tweede prioriteit is risicomanagement. In het huidige klimaat van geringe winstgevendheid en sterke liquiditeitsposities kunnen banken in de verleiding komen een gevaarlijke jacht naar rendement te beginnen, en dat maakt risicomanagement belangrijker dan ooit. Onze derde prioriteit zijn kredietrisico's, met name niet-renderende leningen. Ik heb dit belangrijke punt al eerder genoemd.

Niet-renderende leningen waren in 2016 inderdaad een belangrijk punt. Hoe staat het er nu mee?

De banken en toezichthouders hebben al veel bereikt. Dat neemt niet weg dat NPL's nog steeds een belangrijk punt vormen. NPL's vormen een dode last op de bankbalansen: ze drukken de winst en beperken banken in hun mogelijkheden om krediet te verlenen aan de economie. De leidraad die wij hebben opgesteld, helpt banken hun balans op te schonen. De leidraad bevordert een consistente benadering van forbearance (respijt), verantwoording, voorzieningenbeleid en openbaarmaking ten aanzien van niet-renderende leningen. Bovendien wordt banken met hoge NPL-niveaus dringend aangeraden om specifieke targets te formuleren en te implementeren om deze niveaus te verlagen. Samen vormen de in de leidraad beschreven best practices wat wij als toezichthouder van de banken verwachten. Onze JST's zijn al actief met de banken in gesprek over hun plannen voor de implementatie van de leidraad. Maar niet-renderende leningen zijn niet alleen een kwestie voor de banken en hun toezichthouders. Hoe snel een bank zulke leningen kan afwikkelen, hangt ook af van de wetgeving en het rechtsstelsel in een land. En in sommige landen staan die een snelle afwikkeling van NPL's in de weg. Op dit punt zouden de nationale beleidsmakers de banken kunnen helpen. Zij zouden kunnen zorgen voor een efficiënter rechtsstelsel en betere toegang tot onderpand. Ook zouden ze snelle buitengerechtelijke procedures kunnen instellen en belastingprikkels op één lijn kunnen brengen.

U noemde risicomanagement als een van de prioriteiten voor 2017. Waarom is dat?

Banken moeten uiteraard altijd en overal beschikken over een gedegen systeem van risicomanagement: risico's nemen en risicoallocatie is tenslotte hun vak. Maar goed risicomanagement is complex en vergt diverse elementen. Ten eerste de juiste cultuur, een cultuur die risicomanagement waardeert en het niet beschouwt als een rem op het streven naar meer winst. Of formeler gezegd: goed risicomanagement vergt goede governancestructuren – risicomanagers moeten een stem hebben die wordt gehoord door hen die de besluiten nemen. We hebben in juni 2016 de uitkomsten van een onderzoek naar deze kwestie gepubliceerd en daaruit blijkt dat bij veel banken op dit punt nog verbetering nodig is. Ten slotte zijn voor goed risicomanagement goede data nodig. Daarom gaan we in 2017 bekijken in hoeverre de banken aan de betreffende internationale normen voldoen. In verband hiermee zijn we met een groot project gestart om de interne modellen te beoordelen die de banken gebruiken om hun risicogewogen activa te bepalen. Die interne modellen zijn van belang, omdat op grond van de risicogewogen activa de kapitaalvereisten worden berekend. Het Europees bankentoezicht zal daarom een themaonderzoek beginnen naar de uitbestede activiteiten van banken en de wijze waarop zij de daarmee gepaard gaande risico's managen.

Hoe ziet u het Europees bankentoezicht in de iets verdere toekomst? Hoe kan dat zowel het publiek als de banken dienen?

Toezicht is voor banken een soort tegenwicht dat de stabiliteit vergroot: de banken zien meestal de rendementen, de toezichthouders de risico's; de banken zijn meestal geïnteresseerd in winstgevendheid, de toezichthouders in stabiliteit. Door hun taken te vervullen, voorkomen de toezichthouders dat banken al te grote risico's nemen en helpen ze crises in de toekomst te voorkomen. Ze beschermen spaarders, beleggers, belastingbetalers en de economie als geheel. Het Europees bankentoezicht heeft bovendien het voordeel van een specifiek Europees perspectief. Het kijkt verder dan de eigen landsgrenzen en kan daardoor risico's in een vroeg stadium signaleren en verdere verspreiding ervan voorkomen. Het handelt onafhankelijk van nationale belangen en kan daardoor voor alle banken in het eurogebied een strenge maar rechtvaardige toezichthouder zijn. Daarmee helpt het een gelijk speelveld te creëren, waarop iedereen dezelfde kansen en verantwoordelijkheden heeft. Dat is de basis voor de ontwikkeling van een waarlijk Europese banksector, ten behoeve van de gehele economie.

De bijdrage van de toezichthouder aan de financiële stabiliteit

In 2016 rapporteerden de banken in het eurogebied stabiele, maar lage winsten. Tegelijkertijd waren de risico's en uitdagingen waarvoor ze stonden, grotendeels dezelfde als in 2015. Het grootste risico betrof de duurzaamheid van hun bedrijfsmodellen en hun winstgevendheid. Andere grote risico's waren bijvoorbeeld hoge niveaus aan niet-renderende leningen en geopolitieke onzekerheid, zoals de gevolgen van de brexit op korte en middellange termijn. Het Europees bankentoezicht heeft hier bij het vaststellen van zijn toezichtsprioriteiten rekening mee gehouden.

Het Europees bankentoezicht heeft verder gewerkt aan de verbetering van zijn belangrijkste toezichtsinstrument, de Procedure voor Prudentiële Toetsing en Evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP). Daardoor bestaat er nu een veel sterker verband tussen de kapitaalvereisten die aan een bank worden gesteld en het risicoprofiel van die bank. De totale kapitaaleis als gevolg van de SREP 2016 is min of meer gelijk gebleven.

Het Europees bankentoezicht heeft in 2016 goede vooruitgang geboekt op het gebied van niet-renderende leningen. Het heeft in september een ontwerpleidraad gepubliceerd ter openbare raadpleging. De aanbevelingen en best practices uit deze leidraad helpen banken de omvang van hun NPL's effectief te verminderen.

Kredietinstellingen: de belangrijkste risico's en algehele prestaties

De grootste risico's in de banksector en de toezichtsprioriteiten

Grootste risico's voor de Europese banksector onveranderd

De meeste risico's die in 2016 zijn geconstateerd, blijven ook in 2017 van belang. De banken in het eurogebied opereren nog altijd in een omgeving die wordt gekenmerkt door geringe economische groei. De povere economische prestaties zijn van invloed op de rente en het economisch herstel en liggen ten grondslag aan de grootste risico's voor de banksector in het eurogebied, zoals weergegeven in Grafiek 1.

De lange periode van lage rente is bevorderlijk voor de economie en verkleint het wanbetalingsrisico. Aan de andere kant komen de bedrijfsmodellen van de banken hierdoor onder druk te staan, omdat de rentebaten door de lage rente achterblijven, terwijl de algehele winstgevendheid toch al gering is. De risico's ten aanzien van de houdbaarheid van de bedrijfsmodellen en de geringe winstgevendheid waren ook in 2016 een belangrijke punt van zorg voor de banksector in het eurogebied.

De banken moeten het grote aantal niet-renderende leningen terugdringen

Een andere bron van zorg is het grote aantal niet-renderende leningen (non-performing loans, NPL's) in het eurogebied. Die maken de betreffende banken niet alleen minder winstgevend, maar ook kwetsbaarder voor stemmingsveranderingen op de markten. Banken hebben daarom behoefte aan gedegen, robuuste strategieën voor het opschonen van hun balans, en actief beheer van portefeuilles met NPL's behoort daarvan deel uit te maken.

De brexit vormt een geopolitiek risico voor de banken

De geopolitieke onzekerheid neemt toe. ECB-Bankentoezicht heeft intensief contact onderhouden met de banken met de grootste risicoposities, met name over het brexit-referendum in het Verenigd Koninkrijk, om ervoor te zorgen dat zij de situatie en de risico's nauwlettend in de gaten hielden en zich op mogelijke gevolgen zouden voorbereiden. Gedurende die periode zijn er in de banksector geen liquiditeits-, financierings- of operationele risico's geconstateerd. De recente politieke ontwikkelingen kunnen echter leiden tot uitstel van investeringen en daardoor de economische groei vertragen.

Grafiek 1

Risicokaart voor het bankwezen van het eurogebied

Bron: ECB; de pijltjes geven de kanalen weer waardoor risicofactoren zich kunnen verspreiden (alleen eerste-orde-effecten zijn weergegeven); NPL: deze risicofactor is alleen van belang voor banken in het eurogebied met een hoge NPL-ratio.

Een andere kwestie is de ambiguïteit rond toekomstige regelgeving, ondanks de voordelen die een veiliger en schokbestendiger financieel stelsel biedt. De afronding van de herziening van Bazel III en de vaststelling van de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (minimum requirement for own funds and eligible liabilities – MREL) zullen de onzekerheid over de regelgeving verminderen en de operationele omgeving voor de banken stabiliseren. Intussen bereiden de banken zich ook voor op de invoering van IFRS 9, die begin 2018 van kracht wordt. Voor bepaalde banken zal het al met al een uitdaging blijven aan de strengere eisen te voldoen en tegelijkertijd de winstgevendheid op peil te houden.

ECB-Bankentoezicht heeft in 2016 de EU-brede stresstest van de EBA (Europese Bankautoriteit) uitgevoerd bij de banken in het eurogebied, alsmede de SREP-stresstest van ECB-Bankentoezicht.[1] De EU-brede stresstest had betrekking op 37 grote, belangrijke banken (die samen ongeveer 70 procent van de bancaire activa onder Europees bankentoezicht vertegenwoordigden). De uitkomsten van de stresstests bij deze banken zijn op 29 juli 2016 door de EBA gepubliceerd.[2] In de SREP-test kwamen nog eens 56 belangrijke instellingen in het eurogebied aan bod. Bij beide tests is min of meer dezelfde methodiek toegepast om de bestendigheid van financiële instellingen tegen ongunstige marktontwikkelingen te toetsen en input voor de SREP te genereren.

Uit de stresstests bleek het volgende.

  • Het bankenstelsel is in staat om een nog zwaardere schok te weerstaan dan de schok die in de alomvattende beoordeling van 2014 is gesimuleerd en om na de schok gemiddeld genomen hetzelfde kapitaalniveau te handhaven.
  • Grotere kredietverliezen, lagere nettorentebaten en hogere herwaarderingsverliezen op marktrisicoposities waren de belangrijkste factoren achter het verschil in testresultaten tussen het basis- en het ongunstige scenario.
  • Banken met een relatief lage kredietkwaliteit en een relatief hoge NPL-ratio kunnen gemiddeld genomen de gevolgen van de schok slechter opvangen, zowel wat betreft kredietverliezen als nettorentebaten. Dit onderstreept hoe belangrijk het is hoge NPL-niveaus aan te pakken.

Een team van ongeveer 250 mensen van de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten (national competent authorities – NCA's)/nationale centrale banken (NCB's) heeft de door de banken berekende uitkomsten van de stresstest aan een gedegen kwaliteitsborgingsprocedure onderworpen. Daarbij is gebruikgemaakt van de specifieke kennis over individuele banken van de JST's, vergelijkingen met collega-banken, de eigen top-downberekeningen van de ECB en expertise van de NCA's.

Figuur 1

Toezichtsprioriteiten voor 2016 en 2017

1 Gerichte toetsing van interne modellen
2 Internal Capital Adequacy Assessment Process (intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid)

3 Internal Liquidity Adequacy Assessment Process (intern beoordelingsproces van de liquiditeitstoereikendheid)
Toelichting: De themaonderzoeken hebben een donkerblauwe rand.

De kwantitatieve impact van het ongunstige stresstestscenario is één factor bij het bepalen van het niveau van de Pijler 2-aanbeveling (Pillar 2 guidance – P2G). De kwalitatieve uitkomsten van de stresstest zijn gebruikt bij het vaststellen van de Pijler 2-vereiste (Pillar 2 requirement – P2R).[3] Naast de risico's die al uit het lopende toezicht naar voren waren gekomen, bracht de stresstest bovendien belangrijke punten aan het licht waarop banken in het eurogebied kwetsbaar zouden zijn bij een negatieve schok. Zo bleken kredietverliezen vooral voort te komen uit risicoposities in ongedekte retail- en bedrijfskredieten. Uit de stresstest bleek ook nog een andere oorzaak voor kredietverliezen, namelijk de kredietverlening aan bepaalde regio's, zoals Latijns-Amerika en Midden- en Oost-Europa.

De toezichtsprioriteiten van het SSM zijn de onderwerpen waaraan het toezicht in een bepaald jaar extra aandacht besteedt. Ze worden gebaseerd op een beoordeling van de belangrijkste risico's voor onder toezicht staande banken, waarbij rekening wordt gehouden met de meest recente ontwikkelingen in de economie, de regelgeving en het toezicht. De prioriteiten, die jaarlijks worden herzien, vormen een essentieel hulpmiddel om de toezichtsacties voor alle banken op een voldoende geharmoniseerde, evenredige en efficiënte wijze te coördineren, en zo bij te dragen aan een gelijk speelveld en een grotere impact van het toezicht. (Zie Figuur 1.)

Algehele prestaties van belangrijke banken in 2016

Winst belangrijke instellingen in het eurogebied ongeveer gelijk gebleven

Uit de resultaten over de eerste drie kwartalen van 2016 blijkt dat de winstgevendheid van de belangrijke banken in 2016 ongeveer gelijk is gebleven. [4] Het gemiddelde rendement op het eigen vermogen (op jaarbasis) voor een representatieve steekproef van 101 belangrijke instellingen was 5,8% in het derde kwartaal van 2016, een lichte daling ten opzichte van de 6,0% in dezelfde periode van 2015. [5] Daarbij moet echter worden aangetekend dat achter deze geaggregeerde cijfers sterk uiteenlopende ontwikkelingen waarneembaar zijn.

De doorlopende inkomsten zijn in 2016 afgenomen: hoewel de kredietverlening licht is gegroeid (+0,5% jaar-op-jaar), waarbij met name het volume van de bedrijfskredieten toenam (+2,8%), zijn de totale nettorentebaten van belangrijke banken gedaald met 3%. De daling concentreerde zich in het eerste kwartaal van 2016. Daarna hebben de rentebaten zich gestabiliseerd. Ook de provisiebaten vielen lager uit (-2,8% jaar-op-jaar), vooral als gevolg van lagere vergoedingen uit assetmanagement- en kapitaalmarktactiviteiten in de eerste drie kwartalen van 2016. Het is mogelijk dat zich in het vierde kwartaal van 2016 een omslag heeft voorgedaan, toen de activiteit op de kapitaalmarkten weer aantrok.

Grafiek 2

Rendement op eigen vermogen in 2016 stabiel omdat lagere bedrijfsresultaten door lagere impairmentlasten werden gecompenseerd.

(Alle cijfers zijn gewogen gemiddelden, uitgedrukt als percentage van het eigen vermogen)

Cijfers voor beide jaren betreffen de gecumuleerde cijfers voor het derde kwartaal, op jaarbasis.
Bron: FINREP-kader (101 belangrijke instellingen die IFRS-gegevens rapporteren op het hoogste consolidatieniveau).

Het negatieve effect van de lagere baten werd deels gecompenseerd door lagere bedrijfskosten (-1%). Vooral op arbeidskosten (-1,4%) werd opvallend veel bespaard. Gezien de herstructureringsmaatregelen die diverse banken in het eurogebied onlangs hebben genomen, zou deze trend zich de komende kwartalen kunnen voortzetten.

Betere macro-economische omstandigheden hebben een gunstig effect gehad op de impairmentlasten, die lager uitvielen dan in 2015: bijzondere waardeverminderingen van kredieten en andere financiële activa zijn gedaald van 5,5% van het totale eigen vermogen in het derde kwartaal van 2015[6] naar 4,4% in het derde kwartaal van 2016. De verbetering was grotendeels geconcentreerd in een paar landen, terwijl in enkele andere landen de kredietverliezen al op een historisch laag peil stonden. De ervaring leert dat banken in het vierde kwartaal meestal hogere bijzondere waardeverminderingen doorvoeren, wat van invloed kan zijn de jaarwinst.

De winstgevendheid van banken profiteerde in 2016 van eenmalige baten (3,4% van het totale eigen vermogen in het derde kwartaal van 2016). De eenmalige baten waren echter lager dan in 2015 en doen zich in de komende kwartalen mogelijk niet meer voor.

Invoering van het toezichtsmodel van het SSM

Verfijning van de SSM-SREP-methodiek

Doordat de SREP-methodiek is verbeterd, bestaat er nu een sterkere correlatie tussen het risicoprofiel van banken en hun kapitaalvereisten

Op basis van een gemeenschappelijke methodiek voor de grootste bankgroepen van het eurogebied heeft het Europese bankentoezicht in 2016 voor de tweede keer de SREP gehouden. Ook nu had die tot doel een schokbestendig bankenstelsel te bevorderen dat in staat is de economie van het eurogebied op duurzame wijze te financieren. De harmonisatie die in de toezichtscyclus van 2015 al was bereikt, heeft in dat opzicht tastbare resultaten opgeleverd. Op grond van deze resultaten is de SREP-beoordeling verder verbeterd. De verbeteringen komen tot uiting in de grotere correlatie tussen de kapitaalvereisten en de risicoprofielen van de banken (van 68% na de SREP van 2015 naar 76% na die van 2016). De algehele aanpak, een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve elementen en beperkte oordeelsvrijheid, is daarbij gehandhaafd. Bovendien is de SREP-methodiek verder aangevuld, zodat de resultaten van de EU-brede stresstest van 2016 erin verwerkt konden worden.

In Figuur 2 wordt een overzicht van de SREP-methodiek gegeven. Een geactualiseerde versie van het SSM SREP-Methodiekboekje is in december 2016 gepubliceerd.

Figuur 2

Methodiek SSM-SREP 2016

De belangrijkste input voor de SREP is geleverd door de JST's, die, elk voor hun eigen bank, de onderstaande vier elementen hebben beoordeeld: bedrijfsmodel, governance en risicomanagement, kapitaalrisico's en liquiditeits- en financieringsrisico's.

De methodiek van de SSM-SREP is in 2016 verbeterd

De SREP-methodiek voor de beoordeling van governance en risicomanagement is in 2016 uitgebreid op grond van het uitgebreide themaonderzoek naar risicogovernance en risicobereidheid [7] dat de JST's in 2015 hebben uitgevoerd.

Figuur 3

P2G niet opgenomen in de berekening van het MDA

1) Meest voorkomende geval; een specifieke berekening is mogelijk, afhankelijk van de tenuitvoerlegging van CRD IV, Artikel 131, lid 15, door de lidstaat
2) Systeemrisicobuffer

Toelichting: Schaal niet van betekenis. Tenuitvoerlegging van EBA-advies inzake MDA en het persbericht van 1 juli 2016.

In 2016 is bovendien de door de EBA in juli 2016 geformuleerde P2G (Pillar 2 guidance Pijler 2-aanbeveling) geïntroduceerd.[8] P2G, een aanvulling op P2R (Pillar 2 requirements – Pijler 2-vereisten), is een verwachting van de toezichthouder ten aanzien van bancair kapitaal boven op het verplichte kapitaalniveau (minimum- en aanvullende kapitaalvereisten) en boven op de gecombineerde buffers. (Zie Figuur 3.) P2G is een verwachting van de toezichthouder en blijft als zodanig buiten de berekening van het maximaal uitkeerbare bedrag (maximum distributable amount MDA) als bedoeld in Artikel 141 van de Richtlijn Kapitaalvereisten (Capital Requirements Directive – CRD IV).

Bij het formuleren van de P2G wordt een holistische benadering gevolgd die rekening houdt met de volgende elementen: de depletie van kapitaal in het ongunstige scenario van de stresstest in het algemeen; het specifieke risicoprofiel van de afzonderlijke banken en hun gevoeligheid voor de stress-scenario's; tussentijdse veranderingen in het risicoprofiel van de instelling sinds de sluitingsdatum van de stresstest; en de maatregelen die de instelling heeft genomen om haar risicogevoeligheid te verminderen.

Hoewel van banken verwacht wordt dat ze de Pijler 2-aanbevelingen opvolgen, volgen er niet automatisch beperkende maatregelen als ze dat niet doen. Bij banken die niet aan hun P2G voldoen, neemt de ECB corrigerende maatregelen die zorgvuldig zijn afgestemd op de situatie van de bank in kwestie.

SREP-CET1-eis blijft in 2017 gelijk

Op grond van de uitkomsten van de SREP 2016 blijft de totale SREP CET1-eis (Common Equity Tier 1 – tier 1-kernkapitaal) voor 2017 gelijk aan die van vorig jaar. De huidige kapitaaleis in het stelsel verschaft, ceteris paribus, ook een indicatie voor de toekomst. [9] In een aantal individuele gevallen is de SREP-CET1-eis aangepast aan de ontwikkeling van het risicoprofiel van de betreffende banken. Bij de SREP-2016 is kapitaal verschoven van Pijler 2 (2015), naar de pas ingevoerde P2G en is de opname van het niet-ingefaseerde deel van de kapitaalconserveringsbuffer geschrapt. Doordat bij de betreffende berekeningen geen rekening is gehouden met P2G, is de MDA-trigger gedaald van gemiddeld 10,2% naar gemiddeld 8,3%.

Behalve van kapitaalmaatregelen is er ook vaker gebruikgemaakt van kwalitatieve maatregelen om specifieke zwakke punten bij afzonderlijke instellingen aan te pakken. In hoeverre deze maatregelen worden toegepast, hangt samen met het risicoprofiel van de bank: hoe groter het risico, hoe waarschijnlijker dat er kwalitatieve maatregelen worden genomen.

SREP 2017: naar verwachting geen grote veranderingen

Er worden in 2017 geen grote veranderingen in de SSM-SREP-methodiek verwacht. ECB-Bankentoezicht blijft de methodiek echter verfijnen, in lijn met de toekomstgerichte benadering die het hanteert om de activiteiten en risico's van banken afdoende te monitoren.

Werkzaamheden aan andere methodieken

De doelen en opzet van de TRIM zijn gedetailleerd vastgelegd

De conceptuele werkzaamheden aan de interne modellen waren in 2016 gericht op de gerichte toetsing van interne modellen (targeted review of internal models – TRIM), die in 2017 van start gaat. Ter voorbereiding op de TRIM heeft ECB-Bankentoezicht:

  • een representatieve en op risico's gebaseerde selectie gemaakt van de modellen die ter plaatse moeten worden getoetst;
  • een toezichtsgids voor specifieke soorten risico's samengesteld en inspectietechnieken voor de validatie daarvan ingevoerd;[10]
  • organisatorische voorzieningen getroffen om in de komende jaren het toenemend aantal onderzoeken ter plaatse van interne modellen te kunnen uitvoeren;
  • de belangrijke instellingen regelmatig geïnformeerd over de voortgang van het project;
  • op diverse manieren informatie verzameld en SI's zo de kans geboden aan de voorbereidingsfase bij te dragen.

Grafiek 3

De meeste onderzoeken van interne modellen in 2016 hadden betrekking op kredietrisico's

In het afgelopen jaar zijn er bij belangrijke instellingen 109 onderzoeken van interne modellen gestart en 88 ECB-besluiten over interne modellen uitgevaardigd. Door de extra onderzoeken in het kader van de TRIM zullen deze aantallen in de toekomst waarschijnlijk hoger uitvallen.

Er is opnieuw vooruitgang geboekt bij de harmonisatie van beoordelingsmethoden voor interne modellen. Medewerkers van de ECB en de NCA's hebben het Europees bankentoezicht vertegenwoordigd bij Europese en internationale fora waar vragen rond interne modellen werden besproken. Ook hebben ze deelgenomen aan diverse exercities, zoals de EBA-benchmark van interne modellen.

Kredietrisico: werken aan niet-renderende leningen

De NPL-niveaus zijn sinds 2008 aanzienlijk hoger geworden

NPL's vormen een bijzondere uitdaging voor de banken. De niet-renderende leningen zijn sinds 2008 aanzienlijk in omvang toegenomen, met name in lidstaten die de afgelopen jaren substantiële economische aanpassingsprocessen hebben doorgemaakt. Grote bedragen aan niet-renderende leningen dragen bij aan de geringe winstgevendheid van de banken en beperken hun mogelijkheden om nieuwe kredieten te verlenen aan de economie.

Het gewogen gemiddelde van de bruto-NPL-ratio van SI's was in het derde kwartaal van 2016 6,49%. In het eerste kwartaal van 2016 was dat 6,85% en in het tweede kwartaal van 2015, 7,31%. Uit de geaggregeerde cijfers voor belangrijke banken blijkt dat het totaal aan NPL's tussen het derde kwartaal van respectievelijk 2015 en 2016 met € 54 miljard is gedaald (waarvan € 15,59 miljard in het derde kwartaal van 2016). De omvang van de NPL's had in het derde kwartaal van 2016 € 921 miljard bereikt. [11]

Vanaf 2014, toen de alomvattende beoordeling werd uitgevoerd, heeft de ECB de afwikkeling van NPL's steeds ondersteund door als toezichthouder voortdurend in dialoog te blijven met de betroffen banken.

De ECB helpt banken NPL's uit het verleden af te wikkelen en te voorkomen dat nieuwe ontstaan

Om een daadkrachtige en vastberaden aanpak van NPL's mogelijk te maken, heeft het Europees bankentoezicht in juli 2015 een speciale NPL-taskforce opgezet. Die bestaat uit vertegenwoordigers van NCA's en de ECB en wordt voorgezeten door Sharon Donnery, vicegouverneur van de Central Bank of Ireland. De taskforce heeft tot doel een consistente aanpak van het toezicht op instellingen met hoge NPL-niveaus te formuleren en toe te passen.

Voor de leidraad voor banken inzake niet-renderende leningen, waarvan het ontwerp is gepubliceerd, heeft de ECB gebruikgemaakt van het werk van de taskforce. Over de leidraad is tussen 12 september en 15 november 2016 een openbare raadpleging gehouden en op 7 november een openbare hoorzitting. Tijdens de officiële raadplegingsprocedure zijn meer dan zevenhonderd afzonderlijke commentaren binnengekomen en door de taskforce beoordeeld. De definitieve leidraad is in maart 2017 gepubliceerd en betekent een grote stap voorwaarts naar een aanzienlijke vermindering van de niet-renderende leningen.

Figuur 4

Percentage niet-renderende leningen in het eurogebied

Bron: ECB.
Toelichting: gegevens voor het derde kwartaal van 2016: belangrijke instellingen op het hoogste consolidatieniveau waarvoor gemeenschappelijke verslaggeving (common reporting – COREP) en financiële verslaggeving (financial reportingFINREP) beschikbaar zijn.
1) Slowakije kent geen SI's op het hoogste consolidatieniveau.

2) Vanwege de beperkte omvang van de steekproef wordt dit cijfer uit vertrouwelijkheidsoverwegingen niet gepubliceerd.

De belangrijkste strategische, operationele en governanceaspecten die essentieel zijn voor een succesvolle afwikkeling van NPL's, worden erin behandeld. Zoals hieronder wordt toegelicht, bevat de leidraad aanbevelingen voor banken en een aantal best practices die het Europese bankentoezicht in kaart heeft gebracht en die aangeven wat de verwachtingen zijn op het gebied van het toezicht.

  • Een van de aanbevelingen in de leidraad luidt dat banken met een hoog niveau van NPL’s een duidelijke, op hun businessplan en risicomanagementkader afgestemde strategie bepalen, waarmee zij op een geloofwaardige, haalbare en tijdige manier hun uitstaande NPL's effectief kunnen beheren en verminderen. Als onderdeel van deze strategie moeten banken per portefeuille kwantitatieve doelen en een gedetailleerd uitvoeringsplan vaststellen.
  • In de leidraad wordt benadrukt dat banken, om tot een effectieve oplossing voor NPL’s (NPL work-out) te komen, een passende governance- en operationele structuur moeten opzetten. Om dat te bereiken is nauwe betrokkenheid van het hogere management van de bank nodig en moet de bank een speciale unit opzetten en duidelijk beleid formuleren voor NPL-work-outs.
  • De leidraad verschaft de banken een consistente methodiek, overeenkomstig de internationale aanbevelingen en best practices, voor de verantwoording van NPL's en voor NPL-voorzieningen en -afschrijvingen.
  • Verder bevordert de leidraad uitgebreidere verslaggeving over NPL's teneinde het vertrouwen van de markt te vergroten.

De JST's ondersteunen de onder toezicht staande banken inmiddels actief bij de toepassing van de leidraad.

Om de omvang van de NPL's werkelijk te kunnen terugdringen, zijn niet alleen toezichtsmaatregelen, maar ook juridische en institutionele hervormingen nodig.

De aanpak van NPL's blijft bij het Europees bankentoezicht hoge prioriteit houden. Voor een succesvolle oplossing moeten vele partijen in actie komen, banken en toezichthouders kunnen dat niet alleen. Om de hindernissen weg te nemen die het banken onmogelijk maken hun NPL's af te wikkelen en probleemschulden te herstructureren, zijn verdergaande regulerende en beleidsmaatregelen op nationaal en EU-niveau nodig.

ECB-Bankentoezicht heeft samen met de NCA's een inventarisatie van de nationale toezichtspraktijken en juridische kaders op het gebied van NPL’s uitgevoerd in acht eurolanden. Een definitief rapport dat ook de overige eurolanden omvat, zal in de loop van 2017 gepubliceerd worden. Sommige landen hebben, proactief en gecoördineerd, prudentiële, gerechtelijke en andere maatregelen genomen om het probleem aan te pakken. Andere landen zouden hun juridisch en gerechtelijk kader verder kunnen verbeteren om de tijdige work-out van NPL's te vergemakkelijken. Daarnaast moeten er secundaire markten voor NPL's worden opgezet, zodat problematische activa gemakkelijk kunnen worden verkocht. Daarbij is het van belang dat de ontwikkeling van een NPL-servicingsector wordt gefaciliteerd, de kwaliteit van en toegang tot data wordt verbeterd en de fiscale en juridische obstakels voor schuldherstructurering worden weggenomen.

Toezicht ter plaatse

De tweede cyclus van inspecties ter plaatse

De tweede cyclus van inspecties ter plaatse maakte deel uit van het programma voor onderzoek door de toezichthouder (supervisory examination programme – SEP) voor 2016, waarvoor de planning in januari 2016 werd vastgesteld. In juli 2016 werden naar aanleiding van de halfjaarlijkse actualisering van de planning enkele inspecties ter plaatse afgelast en enkele nieuwe voor de tweede helft van het jaar goedgekeurd. Er is voor 2016 goedkeuring verleend voor in totaal 185 inspecties ter plaatse.

De planning van de inspecties ter plaatse is in 2016 verder verbeterd

Om de planning van de inspecties ter plaatse verder te ontwikkelen en te verbeteren zijn in 2016 de volgende strategische maatregelen genomen. Deze worden bij de planningcyclus voor 2017 gebruikt. Ten eerste heeft de benadering op grond van verhoogd risico formeel vorm gekregen in een nagestreefd inspectieniveau (targeted engagement level), dat een indicatie geeft van het beoogde aantal missies per instelling en per onderwerp over een periode van drie jaar. Ten tweede worden mogelijke lacunes in de inspecties of uitschieters die nog moeten worden aangepakt in kaart gebracht met de zogenaamde blind spot tracker. Ten derde is de duur van de missies verkort, zodat het gemakkelijker wordt de bevindingen tijdig te verwerken.

Grafiek 4

Inspecties ter plaatse waren vooral gericht op krediet-, governance- en operationele risico's

Aantal inspecties naar risicocategorie

Bij de planning en personele bezetting van inspecties ter plaatse wordt nauw samengewerkt met de NCA's, die nog altijd de meeste missieleiders en teamleden leveren. Op 31 december 2016 hadden de NCA's 167, ofwel 90%, van de missieleiders geleverd; 10% was afkomstig van ECB-Bankentoezicht.

Tabel 1

Missieleider geleverd door:

In 2016 heeft ECB-Bankentoezicht achttien missies in diverse eurolanden geleid. De nadruk van de missies lag vooral op kredietrisico's, met kapitaalvereisten een goede tweede.

De internationale samenstelling van de teams wordt inmiddels bevorderd door het gebruik van de tool "Market Place" voor inspecties ter plaatse. Dit instrument geeft alle NCA's toegang tot een lijst met binnenkort te houden inspecties ter plaatse die geschikt zijn om door een gemengd/internationaal team [12] te worden gehouden. De NCA's kunnen zich dan aanmelden om deel te nemen of leiding te geven aan deze inspecties.

Bij in totaal 74 inspecties ter plaatse, ofwel 40%[13] van het totaal, trad een gemengd team op.

Tabel 2

Overzicht gemengde teams

Om nauwe samenwerking met de NCA's te garanderen bij alles wat met de inspecties ter plaatse samenhangt, zijn er in 2016 tien netwerkbijeenkomsten gehouden, alsmede vijftien bilaterale bijeenkomsten met afzonderlijke NCA's. Om de consistentie van de werkzaamheden voor inspecties ter plaatse binnen het Europees bankentoezicht te bevorderen, zijn er seminars en workshops voor missieleiders georganiseerd. Een community website biedt inmiddels een platform voor communicatie met alle interne betrokkenen bij de ECB en alle partners bij het SSM.

Doorlopende monitoring

De centrale afdeling voor inspecties ter plaatse van de ECB: i) toetst tijdens de voorbereidingsfase het pre-inspectiebericht waarin de JST de doelen van de missie beschrijft; ii) bewaakt de voortgang van de inspecties ter plaatse; en iii) borgt de consequente toepassing van de methodiek voor inspecties ter plaatse door op alle inspectierapporten kwaliteitscontroles uit te voeren.

De afdeling volgt een risicogerichte benadering. Door extra mensen in te zetten voor het monitoren van kritieke missies, zorgt ze ervoor dat de Raad van Toezicht tijdig wordt geïnformeerd als de resultaten van een inspectie ter plaatse grote aanleiding tot zorg geven. Om wederzijds begrip en een gezamenlijke aanpak te bevorderen, werken de ECB en de NCA's bij alle werkzaamheden nauw samen.

Werkzaamheden aan methodieken

De door alle inspecteurs van het Europees bankentoezicht gebruikte methodiek voor inspecties ter plaatse blijft in ontwikkeling en wordt steeds geactualiseerd. De bestaande methodiek voor kredietrisico's is in 2016 herzien om de missieleiders praktische richtlijnen te geven voor de toetsing van de kredietdossiers. De herziene methodiek voorziet nu in:

  • een stel gezamenlijk gebruikte technieken voor het nemen van steekproeven van risicoposities en voor de minimale steekproefgrootte;
  • richtlijnen voor de classificatie van risicoposities;
  • technieken voor het berekenen van individuele/collectieve impairments;
  • richtlijnen voor de beoordeling van onderpand.

Verder is de methodiek voor IT-risico's herzien. De nieuwe toezichtsprioriteiten op het gebied van IT-risico's, zoals cyberrisico en datakwaliteit, zijn er nu in opgenomen. Ook de 239 principes van het Bazels Comité voor Bankentoezicht voor effectieve gegevensverzameling over risico's en effectieve risicorapportage vinden er hun weerslag in, evenals de relevante themaonderzoeken.

Twee specifieke onderwerpen worden door twee aparte methodiekwerkgroepen behandeld: i) een horizontale beoordeling van scheepvaartportefeuilles waarbij de kwaliteit van deze portefeuilles en de aanpak van het risicomanagement voor de meest relevante SI's wordt geanalyseerd en vergeleken; ii) versterking van de methodiek voor de beoordeling van IT-risico's teneinde de best practices binnen het toezicht verder te kunnen ontwikkelen, met name op het gebied van cyberrisico.

Bovendien wordt er gewerkt aan een handleiding voor inspecties ter plaatse. Daarin wordt uitgelegd hoe deze inspecties worden gehouden en ze vormt daarmee tevens een nuttig naslagwerk voor de banken die de inspecties ondergaan.

Werk aan de themaonderzoeken

Bedrijfsmodellen en winstfactoren

Het Europees bankentoezicht is in 2016 een themaonderzoek gestart om de bedrijfsmodellen en winstfactoren van de belangrijkste banken door te lichten.

Voor het Europees bankentoezicht houden bedrijfsmodellen en winstfactoren hoge prioriteit

Bedrijfsmodellen en winstfactoren genieten hoge prioriteit bij het Europees bankentoezicht. Omdat winstgevende banken in staat zijn op autonome wijze kapitaal te genereren, kunnen ze afdoende buffers aanhouden en tegelijkertijd een redelijke risicobereidheid bewaren en krediet verstrekken aan de reële economie. In het huidige klimaat staat de winstgevendheid van banken in het eurogebied niet alleen onder druk vanwege de lage rente en de aanhoudend hoge bijzondere waardeverminderingen. (Zie Paragraaf 1.1.) Ook structurele factoren spelen een rol, zoals overcapaciteit op bepaalde markten, hardere concurrentie van niet-banken, de steeds groeiende vraag bij klanten naar digitale diensten, en nieuwe regelgeving.

Het themaonderzoek gaat in op de winstgevendheidsfactoren van de banken, zowel op bedrijfsniveau als voor diverse bedrijfsmodellen. Het onderzoek duurt twee jaar en heeft meerdere doelen. Voor het onderzoek wordt niet alleen bestudeerd in hoeverre banken in staat zijn zwakke punten in hun bedrijfsmodellen te verbeteren, maar ook hoe de geringe winstgevendheid uitwerkt op het gedrag van banken. Bovendien verrijken de uitkomsten de horizontale analyse, met name doordat de nieuwe inzichten van de JST's worden gebundeld en de follow-up van die inzichten bij andere banken wordt geharmoniseerd.

Het eerste jaar van het themaonderzoek heeft op verschillende punten een verrijking opgeleverd van het instrumentarium dat het Europees bankentoezicht ter beschikking staat bij de beoordeling van de bedrijfsmodellen en de winstgevendheid van banken. De classificatie van de bedrijfsmodellen van SI's is verbeterd om onderlinge vergelijkingen tussen individuele banken te vergemakkelijken. De classificatie vormt een aanvulling op andere benchmarkcriteria, zoals bedrijfsgrootte, risicorating of vestigingslocatie. Daarnaast zijn er voor de beoordeling van de winstgevendheid van banken door de JST's verschillende speciale benchmarkinstrumenten ontwikkeld.

ECB-Bankentoezicht heeft ook gegevens verzameld over de geprognosticeerde winst- en verliescijfers van de banken en over de onderliggende aannames. Daaruit blijkt dat de druk op de inkomsten van banken op korte termijn zal aanhouden. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de lage rente, die de nettorentebaten drukt, maar ook de teruglopende groei van de kredietverlening, die gemiddeld genomen achterblijft bij de verwachtingen van de banken. De exercitie wordt dit jaar herhaald.

Verder heeft ECB-Bankentoezicht gedetailleerde richtlijnen geformuleerd voor de winstgevendheidsanalyses van de JST's op het niveau van de individuele banken in 2017. Deze richtlijnen hebben betrekking op diverse aspecten van de winstgevendheid van banken, van hun elementaire vermogen baten te genereren tot hun vermogen winsten te sturen. Bilaterale gesprekken tussen toezichthouders en banken moeten ervoor zorgen dat de bedrijfsmodellen en de winstfactoren van alle SI's aan het einde van het themaonderzoek in 2017 grondig zijn beoordeeld. Hiervoor wordt een proportionele aanpak gevolgd die rekening houdt met de grootte en complexiteit van elke instelling.

De uitkomsten van de grondige beoordeling die door alle JST's wordt uitgevoerd, wordt gebruikt voor de SREP, met name in 2018, en ook voor de intensiteit en planning van het toezicht bij de afzonderlijke instellingen. Met de analyses kunnen de werkwijzen van verschillende banken met elkaar vergeleken worden.

IFRS 9 – financiële instrumenten

ECB-Bankentoezicht voert in 2016 en 2017 een tweejarig themaonderzoek uit naar de invoering van de nieuwe verslaggevingsstandaard IFRS 9 door de banken. De nadruk ligt daarbij op het nieuwe impairmentmodel. Het onderzoek beoordeelt ook of de banken rekening houden met de kredietrisicobeginselen uit de richtlijnen van het Bazels Comité en de verslaggeving van verwachte kredietverliezen. De EBA heeft deze beginselen opgenomen in het consultatiedocument voor haar ontwerprichtsnoer inzake de beheersing van kredietrisico's en de verslaggeving van verwachte kredietverliezen door kredietinstellingen.

Alle SI's die volgens de internationale normen voor financiële verslaglegging (International Financial Reporting Standards – IFRS) rapporteren vallen binnen het themaonderzoek. Het onderzoek heeft een drieledig doel: i) beoordelen in hoeverre de instellingen klaar zijn voor IFRS 9; ii) beoordelen welke gevolgen IFRS 9 zou kunnen hebben voor de vorming van hun voorzieningen; iii) stimuleren van een hoogwaardige invoering van IFRS 9.

In 2016 heeft ECB-Bankentoezicht hiervoor een interne beoordelingsmethodiek voor het toezicht ontwikkeld. Die houdt rekening met de ontwikkelingen in de regelgeving, nieuwe best practices en invoeringsproblemen en baseert zich daarbij op gesprekken met mensen uit de praktijk (instellingen, accountants en consultants). Bovendien heeft ECB-Bankentoezicht samen met vooraanstaande deskundigen op het gebied van financiële verslaggeving voor ongeveer 250 toezichthouders trainingen verzorgd over IFRS 9 en de beoordelingsmethodiek.

Het op de beoordelingsmethodiek gebaseerde themaonderzoek onder meer dan honderd SI's is in december 2016 begonnen, parallel met een EBA-enquête.[14] De JST's beoordelen in hoeverre de banken klaar zijn voor IFRS 9 en hoe zij die denken te implementeren. Op deze evaluatie volgt een horizontale analyse waarin banken via een benchmark met soortgelijke banken worden vergeleken. Daarbij wordt rekening gehouden met de uitkomsten van de EBA-enquête. De uitkomsten van het themaonderzoek zullen naar verwachting bijdragen aan een correcte en consistente invoering van IFRS 9 en het bijbehorende voorzieningenbeleid per 1 januari 2018, de ingangsdatum van IFRS 9.

Aggregatie van risicogegevens en risicorapportage

Gedegen risicomanagement berust op hoogwaardige gegevens binnen de gehele organisatie, effectieve aggregatie van risicogegevens, en de interne verslaggeving. Een belangrijke les van de financiële crisis was echter dat bepaalde banken niet in staat bleken hun risicoposities volledig in kaart te brengen. Ze beschikten over te weinig goede informatie over hun risico's en ontbeerden bovendien geschikte methoden om risicogegevens te aggregeren. De betroffen banken waren daardoor veel minder goed in staat om tijdig besluiten te nemen, met vergaande gevolgen voor de banken zelf en de financiële sector in het algemeen.

Deze omstandigheden hebben het themaonderzoek naar aggregatie van risicogegevens en risicorapportage tot een van de toezichtsprioriteiten voor 2016 gemaakt. Doel van het onderzoek is de effectiviteit te beoordelen van de aggregatie van risicogegevens, de risicorapportage en de bijbehorende IT-infrastructuur. Deze beoordeling wordt vooral gebaseerd op de principes voor effectieve aggregatie van risicogegevens en risicorapportage van het Bazels Comité voor Bankentoezicht (BCBS 239).

ECB-Bankentoezicht is begin 2016 begonnen aan het themaonderzoek naar effectieve aggregatie van risicogegevens en effectieve risicorapportage bij een deel van de banken onder haar directe toezicht. Deze steekproef bestaat uit twee groepen banken: ten eerste de groep banken die betrokken was bij de zelfbeoordeling voor BCBS 239, die het Bazels Comité in 2013 en 2014 heeft gehouden. Deze groep is grotendeels gelijk aan de groep banken die toentertijd zijn aangemerkt als mondiaal systeemrelevante banken. Om de steekproef groter te maken, is er nog een tweede groep banken aan toegevoegd.

Het themaonderzoek wordt uitgevoerd door de JST's. Die worden daarin bijgestaan door een centrale werkgroep met mensen van de ECB en de NCA's. De werkgroep geeft operationeel advies en draagt zorg voor een consequente uitvoering. Bij het onderzoek wordt het evenredigheidsbeginsel gehanteerd. De werkzaamheden zijn in 2016 in twee fasen verdeeld. In fase 1 zijn passende operationele richtlijnen voor de analyse en beoordeling van de mate van compliance opgesteld. De nadruk lag daarbij op het soort risico: kredietrisico, liquiditeitsrisico, tegenpartijkredietrisico (counterparty credit riskCCR), operationeel risico, renterisico in het bankenboek (interest rate risk in the banking book – IRRBB) en marktrisico. In fase twee is een diepgravende analyse van het liquiditeitsrisico en het kredietrisico uitgevoerd. Daarvoor is de betrokken banken eerst gevraagd om binnen zeer korte tijd een specifieke set liquiditeits- en kredietrisicogegevens in te leveren (fire drill exercise). Daarna kregen dezelfde banken het verzoek hun data-extractie te tonen, alsmede hun procedure voor de end-to-end beheersing en rapportage van geselecteerde krediet- en liquiditeitscijfers (data lineage[15]).

Figuur 5

In fase 2 van het themaonderzoek naar de effectieve aggregatie van risicogegevens en de risicorapportage lag de nadruk op krediet- en liquiditeitsrisico

Diverse banken zullen tijd nodig hebben om volledig te kunnen voldoen aan BCBS 239

De uitkomsten van het themaonderzoek zijn van nut bij het uitwerken van verdere toezichtsacties en zullen worden gebruikt in de volgende SREP-cyclus. Uit de analyse van de algehele resultaten kunnen omvattende conclusies worden getrokken. De mondiaal systeemrelevante banken (global systemically important banks – G-SIB's) werden geacht in januari 2016 aan de principes van BCBS 239 te hebben voldaan, de nationaal systeemrelevante banken (domestic systemically important banks – D-SIB's) binnen drie jaar na als zodanig te zijn aangemerkt (dus na eind 2019). De G-SIB's zullen de principes echter op korte termijn nog niet volledig kunnen navolgen, omdat de implementatieplannen van diverse banken tot eind 2018 of nog later lopen. De compliance met deze principes is een doorlopend proces. Daarom moeten veranderingen in de bedrijfsmodellen en risicoprofielen van de banken adequaat worden aangepakt en moeten de banken periodiek de toereikendheid beoordelen van de manier waarop zij hun gegevens over risico's verzamelen en hun risico's rapporteren.

Risicogovernance en risicobereidheid

Het Europees bankentoezicht heeft zich ook in 2016 beziggehouden met de governance van banken. Het heeft daarbij voortgebouwd op de uitkomsten van het themaonderzoek naar governance en risicobereidheid dat in 2015 is uitgevoerd om consistentie en naleving van de hoogste normen te bevorderen.

Het Europees bankentoezicht heeft in 2016 duidelijk gemaakt wat het als toezichthouder verwacht op het gebied van governance en risicobereidheid

Begin 2016 hebben alle 113 bij het themaonderzoek betrokken JST's vervolgbrieven gestuurd aan hun instelling met het verzoek specifieke maatregelen te implementeren. In het kader van het lopende toezicht hebben de JST's gedurende het jaar de uitvoering van deze aanbevelingen actief gemonitord.

Het themaonderzoek heeft een positieve invloed gehad, doordat het de effectiviteit van de bestuursorganen en de risicobeheersingsfuncties van de banken heeft helpen vergroten. Vrijwel alle banken zijn inmiddels bezig met de ontwikkeling van zelfbeoordelingen voor het bestuur, procedures voor opvolgingsplanning en methoden om belangenconflicten binnen het bestuur te voorkomen. Sommige banken passen ook de samenstelling van hun bestuur aan. Verder is de kwaliteit van de documentatie die besturen over dit onderwerp ontvangen verbeterd en zijn de banken begonnen een 'dashboard' voor hun risicobereidheid te ontwikkelen en te implementeren.

Omdat aan de uitvoering van sommige aanbevelingen nog wordt gewerkt, zal de follow-up doorlopen tot in 2017. De JST's zullen speciale aandacht besteden aan het vermogen van besturen om het topmanagement onafhankelijk en kritisch te bevragen en aan de vraag of bij de besluitvorming rekening wordt gehouden met het risicoperspectief. Verder houden de JST’s de volgende punten zorgvuldig in het oog: i) de omvattendheid van de risicobereidheidskaders (met name de opname van niet-financiële risico's); ii) de effectiviteit van limieten; iii) de wisselwerking tussen risicobereidheid en strategie; iv) het gebruik van het risicobereidheidskader.

Sinds het einde van 2016 worden bovendien bij 25 banken twee diepgravende analyses gehouden. Daarin wordt gekeken naar de oversightrol van het bestuur en het oversight op de internebeheersingsfuncties en de risicolimieten. De analyses worden in de eerste helft van 2017 afgerond.

De ECB heeft in juni 2016 de Toezichtsverklaring van het SSM inzake risicogovernance en risicobereidheid gepubliceerd, die instellingen handvatten geeft voor de invoering van internationale best practices. Verder heeft ECB-Bankentoezicht op 23 juni 2016 een conferentie over governance georganiseerd met bestuurders en commissarissen om de dialoog tussen bankbesturen en toezichthouders te verbeteren.[16] De ECB zal ook in 2017 de dialoog met bankbesturen bevorderen en zowel binnen de EU als internationaal een actieve rol spelen bij de formulering van internationale standaarden.

Hefboomfinanciering

In 2016 heeft de ECB ter openbare raadpleging een ontwerpleidraad voor hefboomtransacties gepubliceerd

Van eind november 2016 tot eind januari 2017 heeft de ECB een openbare raadpleging gehouden over haar ontwerpleidraad voor hefboomtransacties. De leidraad heeft tot doel duidelijke, consistente definities en afdoende maatregelen voor hefboomtransacties te formuleren en consistente monitoring daarvan mogelijk te maken. De ontwerpleidraad vloeit voort uit een themaonderzoek dat in het kader van de toezichtsprioriteiten van het SSM voor 2015 is gehouden.

Voor dat onderzoek is een diepgravende analyse gemaakt van de activiteiten en risicomanagementkaders op het gebied van hefboomfinanciering. In de eerste helft van 2016 hebben de JST's vervolgbrieven naar hun instelling gestuurd met het verzoek specifieke maatregelen te nemen – met name op het gebied van hun risicomanagement – en actieplannen op te stellen om de tekortkomingen die uit de analyse naar voren kwamen, te herstellen.

Bovendien heeft de ECB besloten algemene verwachtingen van de toezichthouder vast te leggen in bovengenoemde leidraad. Daarin wordt banken aangeraden een unieke, alomvattende definitie te formuleren van hefboomtransacties. Bovendien dienen ze een duidelijke strategie voor hefboomtransacties en voor hun bereidheid tot underwriting of syndicatie van zulke transacties te formuleren. Banken dienen er ook voor te zorgen dat uitgevoerde transacties voldoen aan de eigen risicobereidheidsnormen. Dat kan worden bereikt door middel van een gedegen kredietacceptatieprocedure en regelmatige controle van hefboomportefeuilles. Tot slot dienen er regelmatig uitgebreide rapporten over hefboomtransacties te worden opgesteld en aan het senior management van de bank te worden gestuurd.

De ECB zal in 2017 een follow-up geven aan de openbare raadpleging en dan ook de definitieve leidraad voor hefboomtransacties publiceren. In aanvulling hierop worden de belangrijkste ontwikkelingen in de bereidheid van de belangrijkste banken om hefboomtransacties aan te gaan, speciaal gecontroleerd.

Indirect toezicht op minder belangrijke instellingen en overkoepelend toezicht (oversight)

Krachtens de SSM-Verordening is de ECB gehouden zorg te dragen voor de effectieve en consistente werking van het SSM en daarmee heeft ze ook een oversightfunctie gekregen. De NCA's blijven hoofdverantwoordelijke voor het toezicht op de minder belangrijke instellingen (less significant institutions – LSI's). Gezien de overkoepelende aard van deze functie, die moet waarborgen dat hoge toezichtsnormen consequent in het gehele eurogebied worden toegepast, heeft ECB-Bankentoezicht samen met NCA's een operationeel kader opgezet voor het indirect toezicht op LSI's.

Gemeenschappelijke toezichtsnormen en methodieken voor het toezicht op LSI's

Gemeenschappelijke toezichtsnormen en methodieken zijn bedoeld om de convergentie naar consistente, hoogwaardige methoden te bevorderen

Gemeenschappelijke toezichtsnormen en methodieken zijn belangrijke instrumenten voor de consistente toepassing van hoge toezichtsnormen in het gehele eurogebied. Zij geven richtlijnen voor de uitvoering van toezichtsprocedures en dienen zo de convergentie naar een gemeenschappelijke toezichtspraktijk.

Gemeenschappelijke toezichtsnormen worden samen met de NCA's opgesteld en sluiten volledig aan bij het 'single rulebook' van de EU en bij de EBA-normen en -richtsnoeren. In 2016 zijn de grotendeels in 2015 ontwikkelde gemeenschappelijke toezichtsnormen voor toezichtsplanning en herstelplanning voltooid.

Nadat deze normen klaar waren, is er in de loop van 2016 hard gewerkt aan enkele aanvullende normen.

De gemeenschappelijke toezichtsnorm voor de uitvoering van inspecties ter plaatse bij LSI's heeft betrekking op de definitie en de doelen van inspecties ter plaatse en op de belangrijkste beginselen voor de uitvoering ervan. Verder regelt de norm de planning van inspecties die in het kader van het SEP worden gehouden en de minimale toezichtsintensiteit wat betreft frequentie, duur en inzet van personeel. De norm biedt bovendien handvatten voor de inspectie zelf, want de belangrijkste stappen van een inspectie ter plaatse worden erin behandeld: voorbereiding, onderzoek, rapportage en follow-up.

Een andere in 2016 ontwikkelde gemeenschappelijke toezichtsnorm geldt het toezicht op instellingen voor autofinanciering. Instellingen voor autofinanciering zijn kredietinstellingen die zich hoofdzakelijk bezighouden met het verstrekken van leasecontracten of leningen voor de aanschaf van motorvoertuigen. Op grond van een eerste inventarisatie van de risico's die kleven aan dit bedrijfsmodel is het waarborgen van een consistente, hoogwaardige en evenredige benadering van instellingen voor autofinanciering binnen het Europees bankentoezicht tot hoofddoel van deze gemeenschappelijke toezichtsnorm gemaakt.

Er is een begin gemaakt met een gemeenschappelijke toezichtsnorm voor vergunningen voor LSI's met fintech-bedrijfsmodellen, dat wil zeggen instellingen waarvan de bancaire activiteiten vooral gericht zijn op door technologie gestuurde innovatie. Deze norm moet waarborgen dat in de vergunningsprocedure op passende wijze aandacht wordt besteed aan de specifieke risico's van deze vernieuwende bedrijfsmodellen, en wel volgens normen die overeenkomen met de normen die bij andere kredietinstellingen worden gehanteerd.

ECB-Bankentoezicht heeft verder een samenwerkingskader voor crisismanagement ontwikkeld voor de ECB en de NCA's. Het samenwerkingskader voor crisismanagement bij LSI's is bedoeld om de NCA's en de ECB bij hun taken te helpen: de NCA's als verantwoordelijke autoriteit voor crisismanagement bij LSI's en de ECB als verantwoordelijke voor het vaststellen van gemeenschappelijke procedures.

Ook in 2016 hebben de ECB en de NCA's verdere vooruitgang geboekt met de ontwikkeling van een gemeenschappelijke methodiek voor de SREP bij LSI's. De SREP is het belangrijkste instrument van het bankentoezicht en de harmonisatie ervan vormt dan ook een belangrijke stap naar convergentie van het toezicht op de LSI's. Het initiatief tot het project is in 2015 genomen. De werkzaamheden zijn begonnen in 2016, waarbij de aandacht vooral uitging naar de kwantificering van kapitaal en liquiditeit. In 2017 wordt het project aan een praktijktoets onderworpen, zodat hopelijk vanaf 2018 met een gemeenschappelijke SREP kan worden gewerkt voor een eerste groep LSI's. De beoogde SREP-methodiek voor LSI's is afgeleid van die voor SI's en wordt naar evenredigheid en aangepast aan hun specifieke kenmerken op de LSI's toegepast.

Samenwerking tussen de ECB en NCA's bij het toezicht op LSI's

Voor de ontwikkeling van consistent en hoogwaardig toezicht op LSI's is samenwerking tussen de ECB en de NCA's onontbeerlijk. Meer in het algemeen heeft de samenwerking betrekking op een scala van doorlopende processen voor dagelijkse werkzaamheden en de formulering van gemeenschappelijke toezichtsnormen en -methodieken voor LSI's. Onder auspiciën van de ECB wisselen de NCA's hun uiteenlopende ervaringen uit en vergroten zij hun kennis van de LSI-sector in het eurogebied en van het toezicht daarop.

In aanvulling op het reguliere werk voor het LSI-toezicht werden workshops en projecten met de NCA's en de ECB georganiseerd

De ontwikkeling van toezichtsnormen voor de LSI's werd ondersteund met een groeiend aantal gezamenlijke projecten van de ECB en de NCA's. De samenwerking tussen de ECB en de NCA's heeft bovendien de continue monitoring van de LSI-sector mede mogelijk gemaakt.

Dit soort gezamenlijke initiatieven zijn in dit verslagjaar sterk in aantal toegenomen. Vanwege het begin van de werkzaamheden aan de SREP-methodiek voor LSI's zijn er bijvoorbeeld workshops gehouden over SREP-methodieken van NCA's, om kennisuitwisseling binnen het SSM te bevorderen. De gezamenlijke activiteiten ten aanzien van afzonderlijke LSI's bestonden uit enkele technische missies en vijf inspecties ter plaatse, gewijd aan de analyse van bepaalde risicogebieden bij LSI's. Bovendien is er een begin gemaakt met de uitwisseling van medewerkers tussen de NCA's en de ECB.

In de dagelijkse samenwerking bij het toezicht op de LSI's ligt de nadruk op het beoordelen en bevorderen van de consistente toepassing van hoge toezichtsnormen door de NCA's. Om consistente uitkomsten te kunnen verkrijgen, is inzicht in de overeenkomsten en verschillen binnen de LSI-sector in het eurogebied en in de speciale nationale kenmerken nodig.

Wat de LSI's betreft houdt de ECB zich strikt aan het evenredigheidsbeginsel

Voor het indirecte toezicht op de LSI's is het evenredigheidsbeginsel van fundamenteel belang en het is daarom stevig verankerd in zowel de lopende processen als de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen en methodieken. Met dit beginsel in het achterhoofd heeft de ECB samen met de NCA's een speciaal prioriteringskader geformuleerd. In dat kader wordt aan LSI's een hoge, gemiddelde of lage prioriteit toegekend op grond van hun inherente risiconiveau en hun mogelijke impact op het financiële stelsel in eigen land. De focus en de intensiteit van het toezicht worden afgestemd op de risico's die de instelling loopt.

Een kernelement van de dagelijkse samenwerking tussen de ECB en de NCA's is het speciale meldingskader

De NCA's sturen doorlopend meldingen naar een centraal meldpunt bij het Directoraat-Generaal Microprudentieel Toezicht III (DG MT III) van de ECB met behulp van een speciaal meldingskader. Zo kan de ECB de toezichtspraktijk beoordelen en vergelijken met de toezichtsnormen van het SSM. De NCA's melden bijvoorbeeld van tevoren alle toezichtsprocedures en ontwerpbesluiten van materieel belang die betrekking hebben op LSI's met hoge prioriteit. Deze meldingen omvatten een breed scala aan onderwerpen (zoals kapitaal, liquiditeit, SREP en interne governance). Ook sturen ze een melding bij een snelle en aanzienlijke verslechtering van de financiële situatie van een LSI. Zo wordt de ECB tijdig geïnformeerd over relevante gevallen en kan zij met de NCA in kwestie afwegen en bespreken wat de meest geschikte handelwijze is. ECB-Bankentoezicht heeft in 2016 in totaal 79 meldingen van NCA's ontvangen.

De ervaring met het meldingskader leert dat de consistentie van het meldingsproces bij de diverse NCA's verbeterd moet worden. Daarom wordt nu door een werkgroep onderzocht hoe de procedures en criteria voor meldingen verbeterd kunnen worden.

Bovendien volgen de gespecialiseerde landenbureaus bij DG MT III de ontwikkelingen in de banksector die van invloed zouden kunnen zijn op de LSI's door veelvuldig met de NCA's te overleggen. Met behulp van meldingen verzamelen ze informatie en volgen ze de situatie bij LSI's met een hoge prioriteit. Verder volgen ze de ontwikkelingen bij instellingen die geconfronteerd worden met een aanzienlijke verslechtering van hun financiële situatie of krapte aan liquiditeit (en die tot een crisisgeval zouden kunnen uitgroeien) en vragen ze om ECB-besluiten over gekwalificeerde deelnemingen, en het verlenen en intrekken van vergunningen. De landenbureaus werken in sommige gevallen ook met de NCA's samen bij de uitvoering van de activiteiten ter plaatse bij de LSI's.

Ten slotte versterken de ECB en de NCA's hun voortdurende samenwerking door te blijven werken aan verdere afstemming van de processen en methodieken voor het toezicht op de LSI-sector. Er wordt regelmatig een overzicht gegeven van de toezichtswerkzaamheden en -taken van de NCA's ten aanzien van de LSI's, en van de analyse en signalering van risico's en kwetsbaarheden in de LSI-sector, onder andere in speciale rapporten die met toezichthouders in het gehele eurogebied worden gedeeld. Omdat samenwerking en interactie ook sterk leunen op het delen en uitwisselen van gegevens, werken de ECB en de NCA's aan mechanismen om de uitwisseling van informatie te verbeteren.

Kader 1 Institutionele protectiestelsels

Flinke vooruitgang bij het werk aan institutionele protectiestelsels dat in 2015 is begonnen[17]

In sommige lidstaten hebben coöperatieve en spaarbanken institutionele protectiestelsels (IPS'en) opgezet. Deze beschermen de deelnemende instellingen en waarborgen met name hun liquiditeit en solvabiliteit. Al met al is 50% van het totale aantal kredietinstellingen lid van een IPS, wat neerkomt op ongeveer 10% van de totale activa van de banksector. Het werk aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering van de beoordeling van IPS'en ten behoeve van consistente toezichtsuitoefening op deze protectiestelsels in het gehele eurogebied is in 2015 begonnen en in 2016 afgerond.

Gids inzake de benadering ten aanzien van de erkenning van IPS'en voor prudentiële doeleinden

Ten behoeve van de werkzaamheden van de ECB aan de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt, is een Gids inzake de benadering ten aanzien van de erkenning van IPS'en voor prudentiële doeleinden samengesteld. De gids is na een openbare raadpleging afgerond en in juli 2016 gepubliceerd. De gids beoogt de coherentie, effectiviteit en transparantie te waarborgen van het toezichtsbeleid dat bij de beoordeling van institutionele protectiestelsels wordt gevolgd. Dat is met name van belang omdat officiële erkenning als IPS een andere behandeling van enkele door de CRR gestelde prudentiële vereisten met zich meebrengt. Blootstellingen aan andere IPS-leden krijgen namelijk een risicoweging van 0% en ook de limieten op grote blootstellingen aan andere IPS-leden vervallen.

Coördinatie en samenwerking bij de besluitvorming en doorlopende monitoring van "gemengde" IPS'en

Een IPS bestaat meestal uit belangrijke en minder belangrijke instellingen ("gemengd IPS"). Dat maakt het extra belangrijk dat de ECB en de NCA's IPS'en op dezelfde manier behandelen. Daarom is in november 2016 een ECB-richtsnoer voor de bevoegde autoriteiten binnen het SSM (de ECB en de NCA's) vastgesteld en gepubliceerd. Dat bevat de beginselen voor de coördinatie van met IPS'en verband houdende toezichtsbesluiten tussen de ECB en de NCA's en de beginselen voor de doorlopende controle van IPS'en. Het richtsnoer waarborgt dat de NCA's gelijke criteria hanteren bij de beoordeling van IPS-aanvragen van minder belangrijke instellingen. Daarnaast zijn er groepen bestaand uit medewerkers van de ECB en de NCA's gevormd om de behandeling van IPS'en te monitoren. Zij zijn inmiddels met hun werkzaamheden begonnen. Het richtsnoer van de ECB is niet van toepassing op reeds goedgekeurde IPS'en. Bij grote structurele veranderingen bij een IPS of eventuele incidenten die twijfel doen rijzen over de naleving van de toepasselijke regelgeving door de IPS kan er echter een herbeoordeling worden overwogen.

Macroprudentiële taken

In 2016 heeft de ECB gesprekken gevoerd met de nationale autoriteiten over het gebruik van macroprudentiële instrumenten in het eurogebied.[18] Om micro- en macroprudentiële instrumenten goed op elkaar te laten aansluiten, zijn micro- en macroprudentiële gezichtspunten vanuit het gehele SSM samengebracht bij het Macroprudentieel Forum, dat als discussieplatform voor leden van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht fungeert. Bij dit forum wisselen vertegenwoordigers van het microprudentieel toezicht en het macroprudentieel beleid ideeën en informatie uit. Die uitwisseling stimuleert vervolgens het macroprudentieel proces, doordat synergieën en de deskundigheid van de toezichtsfunctie worden benut om gemeenschappelijke standpunten te bepalen, bijvoorbeeld inzake prudentiële maatregelen. Gezien het scheidingsbeginsel en de integriteit van de besluitvorming van de Raad van Bestuur en de Directie (Artikel 12.1 van de Statuten) is aan deze discussies geen officiële besluitvorming verbonden.

In 2016 heeft de ECB meer dan honderd meldingen over macroprudentieel beleid ontvangen van nationale autoriteiten. De meeste van die meldingen hadden betrekking op driemaandelijkse besluiten over de hoogte van de anticyclische kapitaalbuffers en op besluiten omtrent de vaststelling en kapitaalbehandeling van mondiaal en andere systeemrelevante instellingen. Met behulp van de methoden van het Bazels Comité hebben de ECB en nationale autoriteiten acht mondiaal systeemrelevante instellingen [19] aangewezen, met hoofdkantoren in Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en Spanje, en ze in buckets ingedeeld met ingefaseerde kapitaalbuffers van 0,75% tot 1,5% in 2018. (Als de infasering in 2019 voltooid is, is het definitieve bufferniveau voor deze banken 1,0% tot 2,0%.) Verder hebben nationale autoriteiten ook de hoogte van de kapitaalbuffers voor 110 andere systeemrelevante instellingen vastgesteld. Daarbij hebben ze gebruikgemaakt van de ECB-methodiek voor de beoordeling van dergelijke instellingen en het bepalen van hun buffers. Bovendien heeft de ECB van enkele nationale autoriteiten meldingen ontvangen over de implementatie van de systeemrisicobuffer en de minimumrisicowegingen, alsmede meldingen over de uitwisseling van macroprudentiële maatregelen die in andere lidstaten zijn genomen. [20]

Tot slot heeft de ECB in 2016 haar communicatie geïntensiveerd met de eerste verklaring over het macroprudentieel beleid, die aansluitend aan de discussies tijdens het Macroprudentieel Forum is gepubliceerd.

Autorisatie, handhaving en sanctieprocedures

Hoewel zij slechts op belangrijke instellingen rechtstreeks toezicht houdt, is de ECB de bevoegde autoriteit die voor alle kredietinstellingen in het eurogebied bankvergunningen verleent of intrekt en de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen beoordeelt (samen staan deze bevoegdheden bekend als "gemeenschappelijke procedures"). De ECB is tevens verantwoordelijk voor de geschiktheidsbeoordeling van leden van bestuursorganen van kredietinstellingen en voor paspoortprocedures. Al met al heeft een aanzienlijk gedeelte van de besluiten in het kader van het Europees bankentoezicht betrekking op autorisatieprocedures.

In 2016 zijn ruim 3.000 autorisatieprocedures bij de ECB gemeld, waarvan de meeste geschiktheidsbeoordelingen betroffen. Er is veel energie gestoken in de verdere verbetering van de eenvoud en proportionaliteit van processen en de ontwikkeling van beleidsrichtlijnen op een aantal terreinen.

Ook heeft de ECB gezorgd voor effectieve mechanismen om schendingen van toepasselijk EU-recht te melden. In 2016 kwamen er 102 meldingen van schendingen binnen, waarvan er 73 onder de toezichthoudende taken van de ECB vielen. Het betrof merendeels governancekwesties en de berekening van eigenvermogens- en kapitaalseisen.

Ontwikkelingen in het aantal belangrijke instellingen en in gemeenschappelijke procedures

Wijzigingen in het aantal instellingen onder rechtstreeks toezicht van de ECB

Alomvattende beoordelingen in 2016

Alle banken die op grond van de significantiecriteria van artikel 6, lid 4, van de SSM-Verordening (waarschijnlijk) onder het directe toezicht van de ECB komen te staan, zijn verplicht een alomvattende beoordeling (comprehensive assessment) te ondergaan.

De groep banken die een alomvattende beoordeling ondergaat, omvat ook banken waarvan het waarschijnlijker is geworden dat ze bij de aanvang van het volgende kalenderjaar als belangrijke instelling worden aangemerkt. Dit geldt onverminderd de uitkomst van de volledige significantiebeoordeling, die pas kan worden afgerond nadat alle relevante gegevens, zoals de gecontroleerde jaarrekening over het voorgaande jaar, beschikbaar zijn.

Tussen maart en november 2016 heeft de ECB een alomvattende beoordeling uitgevoerd van de volgende vier banken:

  • Abanka d.d. (Slovenië)
  • Akciju sabiedrība “Rietumu Banka” (Letland)
  • Banca Mediolanum S.p.A. (Italië)
  • Citibank Holdings Ireland Limited (Ierland)

Deze beoordeling was vergelijkbaar met de grondige exercitie waaraan in 2014 in totaal 130 banken en in 2015 9 banken zijn onderworpen en bestond uit een activakwaliteitsbeoordeling (asset quality review – AQR) en een stresstest.

De AQR is uitgevoerd volgens de methodologie die ook in 2014 en 2015 is gehanteerd. Hierbij gaat het niet zozeer om een boekhoudkundige beoordeling als wel om een prudentiële momentopname van de boekwaarden die ultimo 2015 golden voor de activa van de banken om vast te stellen of de kapitaalbasis van de afzonderlijke banken versterking behoefde. De AQR-aanpassingen van het CET kwamen hoofdzakelijk voort uit gesignaleerde additionele niet-presterende blootstellingen en verhogingen van specifieke en collectieve voorzieningen.

Bij de stresstest is gebruikgemaakt van de methodologie die in 2016 bij de stresstest van de EBA is toegepast. De uitkomsten van de AQR dienden als uitgangspunt voor de stresstest, waarmee het beloop van de kapitaalposities van de banken werd geprojecteerd over een periode van drie jaar (2016-2018) in een basisscenario en een ongunstig scenario.

De drempelratio's voor het vaststellen van kapitaaltekorten bleven gelijk aan die voor 2014 en 2015: een CET1-ratio van 8% voor de AQR en het basisscenario van de stresstest, en een CET1-ratio van 5,5% voor het ongunstige scenario van de stresstest. Het grootste kapitaaltekort dat uit de twee onderdelen naar voren kwam, gold als het totale kapitaaltekort voor de betreffende bank. Tabel 3 toont een overzicht van de drie deelnemende banken die met de bekendmaking van gegevens hebben ingestemd.

Tabel 3

Alomvattende beoordelingen in 2016

(1) CET1-ratio per 31 december 2015, met uitzondering van Citibank Holdings Ireland Limited, waarvoor 31 maart 2016 als peildatum geldt.
(2) Laagste CET1-ratio gedurende de driejaarshorizon van de stresstest.

Op grond van de impact van de AQR en de stresstest kwam geen van de drie banken onder de relevante drempelwaarden uit. Op grond van de alomvattende beoordeling hebben deze banken derhalve geen kapitaaltekort. Wel moeten zij maatregelen nemen om de in de AQR geconstateerde tekortkomingen in beleid en processen en zwakke punten in hun gegevenssystemen aan te pakken. Een en ander is conform de in 2014 en 2015 gevolgde aanpak.

Jaarlijkse significantiebeoordeling

In overeenstemming met de SSM-Kaderverordening beoordeelt de ECB ten minste jaarlijks of een onder toezicht staande entiteit of groep voldoet aan de criteria van artikel 6, lid 4 van de SSM-Verordening, op grond waarvan banken als belangrijk worden beschouwd, zoals totale activa, grensoverschrijdende activiteiten, enz.

Deze jaarlijkse beoordeling vindt gelijktijdig met de alomvattende beoordeling plaats en omvat in het eurogebied gevestigde kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings, evenals bijkantoren van in overige EU-lidstaten gevestigde kredietinstellingen.

Naar aanleiding van de beoordeling worden banken aangemerkt als belangrijke instelling of als minder belangrijke instelling. Belangrijke banken en bankgroepen vallen onder rechtstreeks toezicht van de ECB. Het toezicht op de minder belangrijke instellingen valt onder de verantwoordelijkheid van de nationaal bevoegde autoriteiten (NCA's), onder het overkoepelend toezicht van de ECB.

In het kader van de beoordeling van 2016 heeft de ECB gezamenlijk met de NCA's van de deelnemende lidstaten bezien of (i) entiteiten die op dat moment als belangrijk golden nog aan de van toepassing zijnde criteria voldeden, (ii) entiteiten die op dat moment als minder belangrijk golden voor het eerst aan de criteria voldeden, en (iii) of in het voorgaande jaar gesignaleerde buitengewone en bijzondere omstandigheden nog steeds van toepassing waren.

Nieuwe belangrijke instellingen

Naar aanleiding van de jaarlijkse beoordeling van 2016, die medio november werd uitgevoerd, is het aantal belangrijke instellingen gedaald van 129 tot 127: Citibank Holdings Ireland Limited[21] is op grond van een materiële toename van haar omvang voor het eerst als belangrijk aangemerkt en kwam daarmee per 1 januari 2017 onder rechtstreeks toezicht van de ECB. Tegelijkertijd hield WGZ Bank op te bestaan na een fusie met DZ Bank, en de herstructurering bij twee groepen zorgde ervoor dat deze niet langer als belangrijk worden aangemerkt (State Street bank Luxembourg S.C.A. en RFS Holdings B.V.).

Daarbij moet echter worden aangetekend dat de lijst van belangrijke instellingen gedurende het jaar doorlopend wordt geactualiseerd. Eind 2016 was het aantal belangrijke instellingen verder gedaald naar 126. De meest recente versie van de lijst staat op de website van ECB-Bankentoezicht.

Tabel 4

Belangrijke en minder belangrijke instellingen in het SSM na de jaarlijkse beoordeling van 2016

Totale activa per 30 december 2016, peildatum 31 december 2015 (of laatst beschikbaar); peildatum voor groepsstructuur van minder belangrijke instellingen is 15 november 2016.

Gemeenschappelijke procedures (vergunningen en gekwalificeerde deelnemingen), geschiktheidsbeoordelingen en paspoortprocedures)

Het aantal procedures is ongeveer gelijk gebleven

In 2016 hebben NCA's in totaal 3.182 autorisatieprocedures bij ECB-Bankentoezicht gemeld, waaronder 24 vergunningaanvragen, 42 intrekkingen van vergunningen, 178 vervallen vergunningen [22], 142 verwervingen van gekwalificeerde deelnemingen, 2.544 benoemingen tot bestuurder of commissaris [23] en 252 paspoortprocedures.

In 2016 hebben de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur in totaal 2.686 autorisatieprocedures goedgekeurd[24]. Daarnaast zijn er nog 214 autorisatieprocedures afgerond die geen formeel ECB-besluit vereisten, hoofdzakelijk paspoort- en vervalprocedures.

Met uitzondering van het vervallen van vergunningen bleef het aantal gezamenlijke procedures ruwweg gelijk in vergelijking met het voorgaande jaar, met enkele bescheiden afwijkingen die binnen de normale marges vielen. Het aantal procedures voor geschiktheidsbeoordelingen nam af, terwijl het voor intrekkingen licht toenam. Het aantal procedures voor gekwalificeerde deelnemingen bleef redelijk gelijk. Het aantal vervalprocedures steeg enerzijds als gevolg van neveneffecten, zoals de fusie van meer dan honderd gelieerde banken tot één entiteit. Anderzijds was de stijging het gevolg van verbeterde processen en een betere bewustwording van het feit dat deze procedures bij de ECB dienen te worden gemeld.

Tabel 5

De meeste bij de ECB gemelde autorisatieprocedures betreffen geschiktheidsbeoordelingen[25]

Toelichting: In eerdere jaarverslagen van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden werden ingetrokken en vervallen vergunningen nog samengenomen. Vanwege het toegenomen aantal vervallen vergunningen worden beide procedures nu apart gerapporteerd.

Het aantal paspoortprocedures liep terug dankzij verbeteringen in het meldingsproces

Bij de paspoortprocedures is de aanzienlijke daling voornamelijk te danken aan verbeteringen in het meldingsproces. NCA's kunnen nu in één procedure gegevens opnemen over meerdere paspoorten voor dezelfde onder toezicht staande entiteit of hetzelfde dienstenpakket. Zonder deze verbetering zou het totale aantal paspoortprocedures vergelijkbaar zijn met dat van vorig jaar.

Ontwikkelingen in gemeenschappelijke procedures

Met betrekking tot vergunningverlening neemt het aantal bedrijfsmodellen toe waarin traditionele bankdiensten binnen mobiele apparaten worden geïntegreerd

De meeste procedures betroffen bestaande kredietinstellingen die ofwel een herstructurering ondergingen, waardoor bijvoorbeeld als gevolg van een fusie of een splitsing van banken of bankgroepen een nieuwe vergunningplichtige entiteit ontstond, ofwel nieuwe activiteiten wilden gaan ondernemen waarvoor een uitgebreidere vergunning vereist was. Onder de nieuwe banken waaraan vergunningen werden verleend, was een toename te zien van het aantal bedrijfsmodellen die traditionele bankdiensten integreren in mobiele apparaten. Deze ontwikkeling laat zien dat de bankensector zich steeds meer richt op innovatie. Voorbeelden van dergelijke fintechbedrijfsmodellen zijn de invoering van een online-bankproduct voor technologieproviders die producten met geïntegreerde bankdiensten wensen aan te bieden en mobiele oplossingen voor het inhuren van bankdiensten.

Intrekkings- en vervalprocedures doen zich merendeels voor omdat kredietinstellingen hun bancaire activiteiten vrijwillig beëindigen of omdat banken een fusie aangaan of een herstructurering doorvoeren. Niettemin was een beperkt maar relevant aantal intrekkingsprocedures het gevolg van onvrijwillige liquidatie of resolutie van instellingen. In al deze gevallen ging het om minder belangrijke instellingen.

Evenals in 2015 had het merendeel van de procedures inzake gekwalificeerde deelnemingen slechts betrekking op interne reorganisaties, zoals groepsconsolidaties, veelal uit het oogpunt van kostenverlaging. Verder betrof het de verwerving van belangen in banken door private-equityfondsen en staatsinvesteringsfondsen, met name met betrekking tot complexe bedrijfsstructuren, mogelijke korte beleggingshorizons of het gebruik van hefboomfinanciering (specifieke verwervers [26]).

Ontwikkelingen in geschiktheidsbeoordelingen

Doorgaans zijn er drie soorten geschiktheidsprocedures, afhankelijk van de rol van de kandidaat: uitvoerend lid van een bestuursorgaan (bestuurder), toezichthoudend lid van een bestuursorgaan (commissaris) of sleutelfunctionaris.[27]. Circa twee derde van de geschiktheidsprocedures betreft commissarissen, Een derde betreft bestuurders, terwijl het aantal beoordelingen van sleutelfunctonarissen verwaarloosbaar is[28].

Bij veel beoordelingen was een diepgaandere analyse nodig; bij circa een vijfde van de gevallen kwamen aandachtspunten naar voren, waarvan de meeste betrekking hadden op beschikbare tijd en ervaring. In veel gevallen heeft de ECB voorwaarden of voorschriften opgelegd of aanbevelingen gedaan om deze aandachtspunten op te lossen, bijvoorbeeld door aan het besluit de voorwaarde te verbinden van het volgen van extra training of het opgeven van een nevenfunctie vanwege belangenverstrengeling of onvoldoende beschikbare tijd.

In 2016 zijn geschiktheidsbeoordelingen efficiënter gemaakt

In 2016 zijn met groot succes maatregelen genomen om de gemiddelde doorlooptijd van geschiktheidsbeoordelingen te verkorten. De achterstand is grotendeels ingelopen, waarbij circa 98% van alle geschiktheidsprocedures binnen de in de nationale wetgeving gestelde termijn is goedgekeurd.

Wijzigingen in de werkprocessen rond autorisaties

In 2016 is opnieuw energie gestoken in het verkorten van doorlooptijden, om het grote aantal inkomende autorisatieprocedures te kunnen verwerken en het aantal in behandeling zijnde procedures terug te dringen. Op basis van de in 2015 opgedane ervaringen zijn de interne werkprocessen verbeterd. Verder is de samenwerking tussen de NCA's en de ECB geïntensiveerd.

In de tweede helft van 2016 is IMAS[29] voorzien van een autorisatiemodule. Dankzij dit systeem zijn de werkstromen voor de ECB en de NCA's verbeterd en verder geautomatiseerd. Dit is een belangrijke stap richting het einddoel van de volledige automatische verwerking van procedures.

Ontwikkeling van beleidskoersen

ECB-Bankentoezicht streeft samen met de NCA's naar harmonisatie van de autorisatieprocedures

Ondanks de bereikte harmonisatie via CRD IV en richtlijnen en reguleringsnormen van de EBA, doen zich tussen lidstaten nog steeds verschillen voor tussen de toepasselijke bepalingen waarmee CRD IV in nationale wetgeving wordt omgezet en de toezichtspraktijken voor autorisatieprocedures. Tegen die achtergrond heeft ECB-Bankentoezicht voortdurend gewerkt aan harmonisatie door in samenwerking met de NCA's en de relevante ECB-eenheden beleidskoersen uit te zetten om gezamenlijke toezichtspraktijken voor autorisatieprocedures te ontwikkelen.

Naast de in 2015 reeds goedgekeurde beleidskoersen, zoals die ten aanzien van reputatie, beschikbare tijd en geschiktheid als collectief, zijn er beleidskoersen ontwikkeld met betrekking tot het gebruik van gesprekken om gegevens te verzamelen voor de geschiktheidsbeoordeling, waaronder praktijkaanbevelingen voor het houden van gesprekken. Zodra ECB-Bankentoezicht de Guide to fit and proper assessments [30] heeft gepubliceerd, worden geschiktheidsgesprekken in de regel verplicht bij nieuwe benoemingen van bestuursvoorzitters van belangrijke alleenstaande banken en banken die aan het hoofd van een groep staan. Ook zijn beleidskoersen ontwikkeld met betrekking tot (i) de beoordeling van de ervaring van kandidaten, (ii) de uniforme toepassing van voorwaardelijke goedkeuringen, en (iii) herbeoordelingen. Ook is het proces voor het beoordelen van externe commissariaten en de combinatie van bestuursvoorzitter en CEO onder de loep genomen.

Ten aanzien van gekwalificeerde deelnemingen zijn beleidskoersen ontwikkeld die zich richten op het beoordelen van "specifieke verwervers" en op de reikwijdte, procedurele aspecten en vorm van de door de ECB genomen besluiten. De nadere werkzaamheden inzake praktijken voor de beoordeling van de criteria voor gekwalificeerde deelnemingen zijn inmiddels vergevorderd en worden naar verwachting in 2017 afgerond.

ECB-Bankentoezicht heeft ten behoeve van de effectieve implementatie van deze beleidskoersen aanzienlijk geïnvesteerd in opleidingen voor medewerkers en communicatie richting de bankensector en het bredere publiek.

Met betrekking tot vergunningen is een aanvang gemaakt met de ontwikkeling van beleidskoersen ten aanzien van de reikwijdte, de beoordeling van criteria voor vergunningverlening en procedurele aangelegenheden rond vergunningverlening. Verder is met een project begonnen ter ontwikkeling van een gezamenlijke beleidskoers voor het Europese bankentoezicht inzake het verlenen van bankvergunningen aan fintechbedrijven.

Melding van schendingen, handhaving en sanctieprocedures

Handhaving en sancties

Volgens de SSM-Verordening en de SSM-Kaderverordening hangt de verdeling van de handhavings- en sanctiebevoegdheden tussen de ECB en de NCA's af van de aard van de vermeende schending, de verantwoordelijke persoon en de te nemen maatregel (zie Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden 2014).

In 2016 is het aantal door de ECB gestarte sanctieprocedures fors toegenomen

In de eerste fase van het Europees bankentoezicht lag de nadruk voornamelijk op het kennisnemen van de prudentiële situatie van de onder toezicht staande entiteiten. Er werden in 2015 slechts vier procedures gestart, waarvan er twee ook in 2015 werden afgerond. In 2016 is de ECB 41 sanctieprocedures en een handhavingsprocedure gestart, die verband hielden met vermeende schendingen door 36 belangrijke onder toezicht staande entiteiten.

Met inbegrip van de eind 2015 nog lopende twee procedures heeft de ECB in 2016 44 procedures behandeld, waarvan er 42 betrekking hadden op sancties en twee op handhavingsmaatregelen (zie Tabel 6).

Tabel 6

Handhavings- en sanctiewerkzaamheden van de ECB in 2016

In totaal hebben 30 van de 42 in 2016 behandelde sanctieprocedures betrekking op schendingen van rechtstreeks toepasselijk EU-recht, waaronder besluiten en verordeningen van de ECB. Deze procedures betreffen 26 belangrijke onder toezicht staande entiteiten en houden verband met eigen vermogen, verslaglegging, openbare informatieverschaffing, liquiditeit en grote blootstellingen. In 2016 zijn twee procedures stopgezet, met name vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het opleggen van sancties in deze specifieke gevallen. Het onderzoek naar de overige vermeende schendingen loopt nog.

De resterende 12 van de 42 sanctieprocedures hebben betrekking op vermeende schendingen van de nationale wetgeving waarin de bepalingen van de CRD IV zijn omgezet. Deze betreffen belangrijke onder toezicht staande entiteiten en natuurlijke personen. Deze procedures houden verband met governance, waaronder interne beheersingsmechanismen, functies in een bestuursorgaan en bezoldiging. Drie van deze procedures zijn in 2016 stopgezet vanwege de immaterialiteit van de vermeende schendingen. Daarnaast heeft de ECB drie verzoeken aan NCA's gericht om binnen de eigen nationale bevoegdheden sanctieprocedures in te stellen.

Bij de uitoefening van de handhavings- en sanctiebevoegdheden van de ECB is een goed lopende samenwerking tussen de ECB en de NCA's cruciaal

De twee handhavingsprocedures die in 2016 werden behandeld, betreffen een vermeende schending van de nationale regelgeving inzake bezoldiging en de niet-naleving van een toezichtsbesluit van de ECB. In 2016 is een van de procedures stopgezet vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het opleggen van effectieve handhavingsmaatregelen in deze specifieke gevallen. De andere procedure loopt nog.

Grafiek 5 toont een volledige onderverdeling van de vermeende schendingen naar onderwerp, zoals deze door de ECB in 2016 in handhavings- en sanctieprocedures zijn behandeld.

Grafiek 5

Handhavings- en sanctieprocedures houden merendeels verband met vereisten inzake eigen vermogen en kapitaal

Indien de ECB redenen heeft om te vermoeden dat een misdrijf is gepleegd, verzoekt zij de betreffende NCA om de zaak voor onderzoek en mogelijke vervolging in overeenstemming met het geldende nationale recht in handen van de geëigende autoriteiten te geven. In dit verband is in 2016 één verzoek aan een NCA gedaan en waren ultimo 2016 nog vier andere feitencomplexen in overweging.

Ervaring opgedaan met meldingen van schendingen op grond van artikel 23 van de SSM-Verordening

De ECB heeft tot taak om te zorgen voor effectieve mechanismen om schendingen van toepasselijk EU-recht te melden (het zogeheten "klokkenluiden"). Daartoe heeft de ECB een mechanisme voor de melding van schendingen (breach reporting mechanism – BRM) opgezet, dat onder andere bestaat uit een voorgestructureerd internetplatform, toegankelijk via de website van ECB-Bankentoezicht.

In 2016 heeft de ECB 100 meldingen van schendingen ontvangen, 27% meer dan in het vorige jaar. Hiervan betroffen er 70 een vermeende schending van relevant EU-recht, waarvan er 68 geacht werden onder de toezichtstaken van de ECB te vallen. Twee vielen onder de toezichtstaken van de NCA's. De rest betrof voornamelijk nationale kwesties die geen verband hielden met prudentiële vereisten en daarmee buiten de werkingssfeer van het BRM vielen, zoals consumentenbescherming.

Het vaakst gemeld werden governancekwesties (76%) en een tekortschietende berekening van eigenvermogens- en kapitaalseisen (18%). Grafiek 6 toont de volledige onderverdeling. Bij governancekwesties ging het hoofdzakelijk om risicobeheersing en interne beheersingsmaatregelen, functies in een bestuursorgaan en geschiktheidseisen[31].

Grafiek 6

Bij vermeende schendingen die via het daartoe ingestelde mechanisme werden gemeld, gaat het voornamelijk om governancekwesties

De voornaamste onderzoekshandelingen die sinds november 2014 in verband met de gemelde schendingen zijn uitgevoerd, zijn:

  • on-site-onderzoeken (37% van de gevallen);
  • verzoeken om een intern onderzoek/audit of documentatie/toelichting, gericht aan de onder toezicht staande entiteit (31% van de gevallen); en
  • interne beoordeling aan de hand van bestaande documentatie (32% van de gevallen).

Een aantal van de ontvangen meldingen heeft geleid of leidt mogelijk mede tot het starten van sanctieprocedures

Vijf meldingen hebben geleid of leiden mogelijk mede tot het starten van sanctieprocedures tegen drie onder toezicht staande entiteiten.

Het SSM als onderdeel van de Europese en mondiale toezichtsarchitectuur

Europese en internationale samenwerking is voor ECB-Bankentoezicht een belangrijke prioriteit. De ECB heeft dan ook verschillende belangrijke memoranda van overeenstemming (Memoranda of Understanding – MoU's) gesloten met een aantal andere instellingen, waaronder de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (Single Resolution Board – SRB) en de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (European Securities and Markets Authority – ESMA). Ook met andere toezichthoudende autoriteiten, nationale marktautoriteiten en toezichthouders van EU-lidstaten buiten het eurogebied zullen MoU's worden gesloten. Daarnaast levert het Europese bankentoezicht een bijdrage aan het werk van colleges van toezichthouders, die belangrijk zijn voor banken onder toezicht die opereren in landen buiten het eurogebied.

In 2016 droeg het Europese bankentoezicht opnieuw bij aan de verdere vormgeving van het Europese raamwerk voor herstel en afwikkeling doordat het herstelplannen van banken beoordeelde en door de SRB werd geraadpleegd over afwikkelingsplannen. De ECB nam actief deel aan Europese en internationale fora die beleid ontwikkelen met betrekking tot crisisbeheersing.

Met het oog op de ontwikkeling van mondiale regels voor de bankensector had de ECB zitting in meer dan 30 groepen, subgroepen en taskforces van het Bazels Comité voor Bankentoezicht (BCBS). ECB-Bankentoezicht leverde daarnaast een bijdrage aan het werk van de EBA en kreeg het recht om deel te nemen aan de Plenaire vergadering van de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board – FSB).

Europese en internationale samenwerking

Samenwerking met andere nationale en EU-autoriteiten

In 2016 trad de ECB in totaal in 24 gevallen in overleg met bankentoezichthouders van buiten het eurogebied, derde landen en Europese markttoezichthouders met het oog op het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten. Inmiddels zijn vier van dergelijke MoU's ondertekend.

Samenwerking binnen de Europese Economische Ruimte

De ECB werkt nauw samen met de toezichthoudende autoriteiten in de verschillende EU-landen.

In lijn met artikel 3, lid 6 van de SSM-Verordening zal de ECB zelf MoU's afsluiten met een negental NCA's in EU-landen buiten het eurogebied. Aangezien de samenwerking en gegevensuitwisseling tussen bevoegde autoriteiten binnen de EU al plaatsvindt onder de in de CRD IV gestelde voorwaarden, zullen MoU's met NCA's in deze landen vooral een nadere uitwerking van de afspraken over samenwerking betreffen.

In december 2016 sloot de ECB een MoU met de toezichthoudende autoriteiten in Zweden, Noorwegen, Denemarken en Finland over het toezicht op bijkantoren die onder CRD IV als belangrijke instelling worden aangemerkt. De MoU bevat afspraken over verschillende aspecten van regulier toezicht, zoals deelname aan colleges van toezichthouders, gegevensuitwisseling en on-site onderzoeken.[32]

De ECB is in overleg met nationale marktautoriteiten in de EU over MoU's die zijn gebaseerd op de sjabloon die de ECB in samenwerking met de ESMA heeft opgesteld. Met een van die autoriteiten is een dergelijke MoU inmiddels gesloten; met twee andere nationale marktautoriteiten is het overleg nog gaande.

De ECB heeft ook MoU's gesloten met de EBA en de ESMA.

Samenwerking met landen buiten de EU

De MoU's tussen NCA's en derde landen zullen op den duur vervangen worden door eigen MoU's tussen de ECB en de toezichthoudende autoriteiten van de derde landen.

Waar mogelijk is de ECB toegetreden tot bestaande MoU's tussen NCA's van eurolanden en de toezichthoudende autoriteiten van derde landen (buiten de EU) die waren gesloten vóór de komst van het SSM, om het lopende toezicht te faciliteren. Deze MoU's zullen op den duur vervangen worden door eigen MoU's tussen de ECB en de toezichthoudende autoriteiten van de derde landen.

Figuur 6

Vier aspecten van toezicht die aan de orde komen in de MoU's van de ECB

In 2016 trad de ECB in overleg met tien toezichthoudende autoriteiten van landen buiten de EU om een betere onderlinge coördinatie van toezichttaken te faciliteren. De beoogde MoU's zullen afspraken bevatten over onder andere gegevensuitwisseling, samenwerking in lopend toezicht en in noodsituaties, on-site-inspecties en beoordeling van interne modellen.

In 2016 en begin 2017 heeft de ECB MoU's gesloten met twee toezichthoudende autoriteiten uit derde landen, over respectievelijk het toezicht op kredietinstellingen en de uitwisseling van informatie over systeemrelevante instellingen.

Colleges van toezichthouders

Colleges van toezichthouders zijn cruciaal in de coördinatie van toezicht op grensoverschrijdende bankengroepen

Colleges van toezichthouders zijn permanente maar flexibele coördinatiestructuren waaraan bevoegde autoriteiten deelnemen die betrokken zijn bij het toezicht op grensoverschrijdende bankengroepen. De colleges spelen een belangrijke rol voor SSM-banken die ook in niet-eurolanden gevestigd zijn.

In 2016 heeft de ECB deze colleges versterkt met als doel het Europese raamwerk voor gegevensuitwisseling, gezamenlijke risicobeoordelingen en gezamenlijke besluiten over kapitaal- en liquiditeitseisen overeenkomstig CRD IV effectiever te maken.

ECB-Bankentoezicht fungeert als consoliderende toezichthouder en is verantwoordelijk voor de opzet en werking van 29 EU-colleges. Deze colleges bestaan uit vertegenwoordigers van de relevante EU-lidstaten, de EBA en, in een waarnemende rol, de toezichthouders die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de materiële dochterondernemingen en bijkantoren van EU-bankengroepen in landen buiten de EU. De belangrijkste toezichthoudende autoriteiten uit de wereldwijde bank- en financiële markten maken hier deel van uit.

JST's hebben de relevante processen en procedures vastgelegd van elke belangrijke instelling waarvoor de ECB fungeert als de consoliderende toezichthouder, om ervoor te zorgen dat de colleges hun taken naar behoren kunnen uitvoeren.[33]

ECB-Bankentoezicht heeft als gasttoezichthouder van belangrijke instellingen in het eurogebied waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in EU-lidstaten buiten het eurogebied (zeven bankengroepen) actief bijgedragen aan de colleges voor grensoverschrijdende bankengroepen, in de vorm van adequate JST-vertegenwoordiging.

Voor andere internationaal opererende belangrijke instellingen in het eurogebied heeft ECB-Bankentoezicht in 2016 gefungeerd als consoliderende toezichthouder voor vier bankengroepen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in eurolanden binnen de EU, maar die buiten de EU alleen materiële grensoverschrijdende activiteiten ontplooien. Tegelijkertijd nam ECB-Bankentoezicht als gasttoezichthouder deel aan de colleges van vijf grensoverschrijdende bankengroepen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in landen buiten de EU met dochterondernemingen die in het eurogebied als belangrijke instelling zijn aangemerkt.

Stand van zaken op het gebied van nauwe samenwerking

EU-lidstaten die niet de euro als munt hebben, kunnen onder strikte samenwerkingsvoorwaarden toch deelnemen aan het SSM. De belangrijkste voorwaarden voor deze nauwe samenwerking zijn vastgelegd in artikel 7 van de SSM-Verordening, terwijl de procedurele aspecten worden geregeld in Besluit ECB/2014/5. In 2016 heeft de ECB geen formele aanvragen voor nauwe samenwerking ontvangen.

Rol in het raamwerk voor herstel en afwikkeling van de EU

Het raamwerk voor herstel en afwikkeling van de EU is een belangrijk instrument om de stabiliteit van de bancaire sector in de EU te bevorderen. ECB-Bankentoezicht speelt hierin een grote rol. Deze rol is in 2016 groter geworden, mede dankzij de verdere operationalisering van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism – SRM).

De rol van ECB-Bankentoezicht in het raamwerk voor herstel en afwikkeling van de EU wordt groter

De beoordeling van herstelplannen is een belangrijk onderdeel van de maatregelen van ECB-Bankentoezicht om het schokbestendigheid van belangrijke instellingen in tijden van verhoogde stress te vergroten. De beoordelingsronde voor herstelplannen uit 2015 die werd uitgevoerd in 2016 was een overgangsronde: toen de instellingen hun plannen bij de ECB indienden was de Richtlijn herstel en afwikkeling van banken (Bank Recovery and Resolution Directive – BRRD) nog niet in alle lidstaten omgezet in nationale wetgeving, en waren sommige bepalingen over het opstellen van herstelplannen nog niet geïmplementeerd. Het doel van ECB-Bankentoezicht was om alle instellingen om een eerste herstelplan te vragen en ervoor te zorgen dat deze plannen zo gauw mogelijk zouden voldoen aan de minimumvereisten uit de BRRD en de relevante gedelegeerde verordeningen van de Commissie. Banken die een plan indienden met significante gebreken werden verplicht om die gebreken aan te pakken voordat ze een nieuwe versie van hun plan mochten indienen.

Op basis van de beoordelingen heeft de ECB benchmarks uitgevoerd die belangrijke verbeterpunten aan het licht brachten, onder andere op het gebied van volledigheid en kwaliteit van gegevens, de geloofwaardigheid van herstelmaatregelen, de zwaarte van scenario's en de kalibratie van herstelindicators. Deze verbeterpunten heeft de ECB aan het eind van de beoordelingsronde vervolgens schriftelijk teruggekoppeld naar de banken. De herstelplannen voor 2016 zijn in september en december van dat jaar ingediend, en de beoordeling ervan is momenteel gaande. De plannen moeten ervoor zorgen dat banken geloofwaardige maatregelen treffen die ze in tijden van stress kunnen implementeren om hun weerstandsvermogen te herstellen.

ECB-Bankentoezicht overlegt regelmatig met de SRB om afwikkelingsplanning te bespreken

In 2016 voerden de SRB en de ECB een gezamenlijke MoU van eind 2015 uit, waarin afspraken over samenwerking en gegevensuitwisseling waren vastgelegd. Zo deelde de ECB herstelplannen en andere informatie en gegevens met de SRB.

De SRB raadpleegde ECB-Bankentoezicht in 2016 over de conceptherstelplannen van een aantal belangrijke instellingen. De ECB beoordeelde de plannen en koppelde de bevindingen terug naar de SRB. Ook in het kader van de SRB-taak om de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (minimum requirements for own funds and eligible liabilities – MREL) te bepalen, vonden vruchtbaar overleg en waardevolle gegevensuitwisseling plaats tussen de ECB en de SRB.

Een ECB-vertegenwoordiger nam deel aan de SRB-vergaderingen en de SRB-voorzitter was aanwezig bij verschillende vergaderingen van de Raad van Toezicht van de ECB, zodat er een dialoog op hoog niveau tussen de twee raden plaatsvond. De constructieve samenwerking van ECB- en SRB-medewerkers in de verschillende commissies van de beide organen zorgde ook voor een verbetering van de samenwerking op technisch niveau. Eenzelfde ontwikkeling was te zien in de interactie tussen de Joint Supervisory Teams en de Interne Afwikkelingsteams voor de afzonderlijke banken. Zoals overeengekomen in de MoU voerde de ECB aan het eind van 2016 een technische systeemwijziging door, waardoor het IT-systeem voor toezichtsinformatie en toezichtsdata direct toegankelijk werden voor medewerkers en bestuurders van de SRB. Voorheen werd deze informatie handmatig gedeeld. De wijziging heeft het gegevensuitwisselingsproces efficiënter gemaakt en zorgt ervoor dat de rapportagelast voor de banken beperkt kan blijven.

ECB-Bankentoezicht heeft bijgedragen aan verschillende regelgevende initiatieven

ECB-Bankentoezicht heeft in 2016 actief deelgenomen aan Europese en internationale fora die beleid ontwikkelen met betrekking tot crisisbeheersing. Zo leverde ECB-Bankentoezicht input voor het voorstel van de Europese Commissie van november 2016 tot wijziging van het MREL-raamwerk en de crediteurenhiërarchie in de BRRD. Ook had de ECB zitting in de EBA- en FSB-commissies die zich bezighouden met de ontwikkeling van reguleringsnormen voor crisispreventie en -beheersing.

In het laatste kwartaal van 2016 nam de ECB samen met de top van relevante autoriteiten uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten en binnen de bankenunie deel aan een initiatief om de samenwerking tussen landen bij het omvallen van belangrijke grensoverschrijdende banken te verbeteren. Het initiatief bouwt voort op de inspanningen van de internationale autoriteiten.

Review Panel van de EBA

ECB-Bankentoezicht nam actief deel aan het Review Panel van de EBA, dat 'peer reviews' uitvoert om de consistentie in toezichtresultaten te versterken.

In 2016 onderzocht het Panel de technische uitvoeringsnormen (implementing technical standards – ITS) voor toezichtrapportages (Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) No 680/2014 van 16 april 2014).

Het doel van de peer review was om de toezichtspraktijken van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de rapportageverplichtingen van instellingen te beoordelen. Het Panel onderzocht onder meer de procedures en IT-systemen om data te verzamelen en de kwaliteit hiervan te waarborgen, de procedures om het rapportagekader te actualiseren, het gebruik van de EBA Q&A-tool en de aanpak van governancekwesties.

Uit de toetsing bleek dat de ECB op alle onderzochte gebieden over alomvattende processen beschikte.

Financial Sector Assessment Programs van het IMF

De Financial Sector Assessment Programs (FSAP's) van het IMF zijn veelomvattende en diepgaande beoordelingen van de financiële sector in een land. Ze bestaan uit (i) het vaststellen van de voornaamste kwetsbaarheden en het beoordelen van de veerkracht van de financiële sector, (ii) het beoordelen van het beleidskader voor financiële stabiliteit van een land, waaronder het toezichtskader en de toezichtspraktijk en (iii) het beoordelen van financiële vangnetten en de mate waarin het financiële stelsel in staat is om een financiële crisis te beheersen en op te lossen.[34]

De ECB speelt een belangrijke rol in de FSAP's van het IMF voor de eurolanden

FSAP's zijn landspecifieke exercities, wat inhoudt dat de NCA's hierin het voortouw nemen. Niettemin speelt de ECB eveneens een belangrijke rol in deze toezichtsexercities in eurolanden, vanwege de verantwoordelijkheden op het gebied van microprudentieel bankentoezicht en macroprudentieel beleid.

In 2016 werden de FSAP's af voor Finland, Duitsland, Ierland en Nederland afgerond en initieerde het IMF de FSAP's voor Luxemburg en Spanje. Deze zullen in de loop van 2017 worden afgerond. De FSAP's voor België, Frankrijk en Italië gaan later dit jaar van start, en worden waarschijnlijk in 2018 afgerond.

Gezien de landspecifieke aard van deze exercities zijn de uitkomsten en aanbevelingen van de FSAP's in eerste instantie gericht aan de NCA's. In het licht van de nieuwe architectuur voor het bankentoezicht die in het eurogebied is opgezet, worden die aanbevelingen die betrekking hebben op het goed functioneren van het SSM gericht aan de ECB. Om te waarborgen dat toezicht en advisering door het IMF effectief en relevant blijven, moeten het beleidsvormingskader en de bevoegdheden op het niveau van de lidstaten, het eurogebied en de EU hierin volledig tot uitdrukking komen.

Bijdragen aan de ontwikkeling van het Europese en internationale regelgevend kader

Bijdrage aan het Bazelse proces

In januari 2016 heeft de groep van presidenten van centrale banken en banktoezichthouders (Group of Governors and Heads of Supervision – GHoS), het toezichtorgaan van het Bazels Comité voor Bankentoezicht (Basel Committtee on Banking Supervision – BCBS), de fundamentele herziening van het raamwerk voor minimumkapitaalseisen voor het marktrisico goedgekeurd. Ook hebben zij het BCBS-werkprogramma voor 2016 vastgesteld, waarin is afgesproken dat het Comité de werkzaamheden om excessieve variatie in risicogewogen activa terug te dringen zal afronden door het risicogewogen raamwerk en de kalibratie van de hefboomratio te herzien in het kader van de finalisering van Bazel III. ECB-Bankentoezicht was actief betrokken bij beleidswerkzaamheden en kwantitatieve impactstudies op het gebied van deze onderwerpen.

De Bazel III-hervormingen zijn nog niet afgerond

In januari 2017 sprak de GHoS haar waardering uit over de vooruitgang van het BCBS bij het afronden van de hervorming van de regelgeving na de crisis. De GHoS merkte echter wel op dat er meer tijd nodig was om hervormingsvoorstellen te finaliseren vóór beoordeling door de GHoS. De werkzaamheden worden naar verwachting binnenkort afgerond.

In breder verband maakt ECB-Bankentoezicht deel uit van meer dan 30 groepen, subgroepen en taskforces van het BCBS. Naast het herziene raamwerk voor marktrisico is in de loop van 2016 ook overeenstemming bereikt over andere hervormingen, zoals de behandeling van renterisico's in het bankenboek, herziening van het securitisatieraamwerk en een norm voor de behandeling van het toetsingsvermogen van bancaire investeringen in totaal verliesabsorberend vermogen (total loss-absorbing capacity – TLAC). Het BCBS heeft daarnaast consultatiedocumenten gepubliceerd over de behandeling van boekhoudkundige voorzieningen en de informatievereisten van Pilaar 3.

Bijdrage aan de werkzaamheden van de EBA

Op EU-niveau heeft ECB-Bankentoezicht met de EBA samengewerkt aan de gezamenlijke doelstelling om de prudentiële regelgeving voor financiële instellingen te harmoniseren met het oog op consistent toezicht op de gehele Europese bancaire sector.

In 2016 was ECB-Bankentoezicht vertegenwoordigd in meer dan 35 permanente onderdeelcommissies en subgroepen van de EBA en in het belangrijkste gremium, de EBA Board of Supervisors, waarin de ECB als niet-stemgerechtigd lid zitting heeft.

ECB-Bankentoezicht neemt actief deel aan al deze werkgroepen. Zo werkte ECB-Bankentoezicht in 2016 nauw samen met de EBA aan de ontwikkeling en implementatie van maatregelen om de convergentie van de Procedure voor Prudentiële Toetsing en Evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP) en Pilaar 2-maatregelen verder te versterken. ECB-Bankentoezicht heeft zich met name bezig gehouden met de ontwikkeling van richtlijnen met betrekking tot de SREP (EBA Guidelines 2014/13), renterisico in het bankenboek (EBA Guidelines 2015/08 on IRRBB), het EBA-advies over de interactie tussen Pilaar 1, Pilaar 2 en gecombineerde buffervereisten en verplichte beperkingen op uitkeringen dat gepubliceerd is op 16 december 2015, en de ontwikkeling van een gemeenschappelijke EU-benadering voor richtlijnen voor Pilaar 2-kapitaal. Daarnaast werkte ECB-Bankentoezicht samen met de EBA aan de voorbereiding van het EBA-jaarverslag over convergentie in het toezicht

en aan de ontwikkeling van regelgevingsproducten in het kader van de herziening van de interne rating-benadering (internal ratings-based approach – IRB) [35]. De ECB is medevoorzitter van de EBA Task Force on Model Validation, een werkgroep die de EBA ondersteunt in de uitvoering van regelgevingsmandaten met betrekking tot kredietrisico, met de nadruk op IRB-gerelateerde taken.

De EBA heeft de belangrijkste variabiliteitsbepalende factoren voor de implementatie van IRB-modellen vastgesteld. De ECB werkt samen met de EBA en vele andere NCA's aan verschillende regelgevingsproducten die als gevolg daarvan ontwikkeld worden. Dit betreft technische reguleringsnormen (regulatory technical standards – RTS) en richtlijnen (Guidelines – GL), die de komende jaren stapsgewijs zullen worden ingevoerd.

ECB-Bankentoezicht was nauw betrokken bij de voorbereidingen voor het EBA-rapport met aanbevelingen over de kalibratie van de hefboomratio voor instellingen in de EU (gepubliceerd in augustus 2016)[36] en verleende met name ondersteuning bij het coördineren van de onderliggende kwantitatieve analyses. Het rapport werd uitgebracht naar aanleiding van de Verordening kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation – CRR) en vormt de basis voor de introductie door de Europese Commissie van de hefboomratio als onderdeel van de minimumvereisten van Pilaar 1.

Implementatie van keuzemogelijkheden en nationale discretionaire bevoegdheden in de CRR/CRD IV

In 2015 zette de ECB een project op voor het harmoniseren van de keuzemogelijkheden en nationale discretionaire bevoegdheden (options and national discretions – OND's) in de CRR, CRD IV en de Gedelegeerde Verordening van de Commissie (EU) 2015/61[37], die nationale toezichthouders en wetgevers enige beleidsruimte bieden om EU-wetgeving in de nationale context te implementeren.

In 2016 rondde ECB-Bankentoezicht het project voor keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte voor belangrijke instellingen af

In 2016 rondde de ECB het OND-project na twee publieke consultatierondes af, [38] gevolgd door de goedkeuring van een Verordening en een Gids om de toepassing van alle OND's onder de directe bevoegdheid van de ECB te harmoniseren. [39] De implementatie van deze instrumenten maakt het mogelijk om meer dan 130 keuzemogelijkheden en nationale discretionaire bevoegdheden op uniforme wijze toe te passen in het prudentiële raamwerk en draagt in aanzienlijke mate bij aan het verminderen van afwijkende regelgeving in het eurogebied. Zo kunnen belangrijke banken in de deelnemende lidstaten onder uniforme regels en volgens dezelfde criteria opereren die ten grondslag liggen aan de toezichtsbeoordelingen.

In 2016 breidde ECB-Bankentoezicht het project voor keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte uit naar minder belangrijke instellingen

In nauwe samenwerking met de NCA's heeft de ECB het OND-project uitgebreid naar de minder belangrijke instellingen, om een gelijk speelveld te creëren en de consistente toepassing van hoogwaardige toezichtsnormen in het hele eurogebied te waarborgen, met toepassing van het proportionaliteitsbeginsel. Tussen 3 november 2016 en 5 januari 2017 zijn een ontwerp-Richtlijn en een Aanbeveling voor de NCA's voorgelegd voor openbare consultatie. Rekening houdend met de uitkomsten van de consultatie zullen de twee instrumenten naar verwachting eind voorjaar 2017 worden goedgekeurd.

Ondanks aanzienlijke inspanningen van ECB-Bankentoezicht om harmonisatie te realiseren, blijven de nationale regelgevingskaders gefragmenteerd. Dit komt doordat delen ervan uit EU-richtlijnen bestaan, die in nationale wetgeving omgezet moeten worden. Hierdoor kunnen er verschillen ontstaan in de manier waarop EU-wetgeving wordt omgezet, die in bepaalde gevallen leiden tot een gefragmenteerd regelgevend kader. Het Europese bankentoezicht is hierdoor kostbaarder en minder efficiënt, Beleidsmakers zullen dan ook maatregelen moeten nemen om de verschillen in wetgeving, die vanuit prudentieel oogpunt ongerechtvaardigd zijn, te verkleinen, waaronder het verder harmoniseren van de keuzemogelijkheden en nationale discretionaire bevoegdheden.

Bijdrage aan de werkzaamheden van de FSB

Ook in 2016 droeg ECB-Bankentoezicht bij aan de werkzaamheden van de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board – FSB), met name op het gebied van crisisbeheersing (in de FSB Resolution Steering Group), governance, risico op wangedrag en bezoldigingskwesties, in verschillende werkgroepen.

ECB-Bankentoezicht neemt deel aan de Plenaire vergadering van de FSB

De Plenaire vergadering van de FSB besloot [40] op 21 juli in Chengdu haar procedurele opzet aan te passen om deelname van een vertegenwoordiger van ECB-Bankentoezicht aan de Plenaire vergadering van de FSB mogelijk te maken. De vicevoorzitter van de Raad van Toezicht van de ECB vertegenwoordigt nu ECB-Bankentoezicht in het besluitvormingsorgaan van de FSB.

In het licht van het komende Duitse voorzitterschap van de G20 en de agendawijzigingen die dit naar verwachting met zich mee zal brengen, zal ECB-Bankentoezicht een grotere rol gaan spelen in de FSB. De nadruk zal verschuiven van de afronding van maatregelen na de crisis op het gebied van financiële hervorming naar de volledige, tijdige en consistente implementatie hiervan.

ECB-Bankentoezicht: de opzet van de organisatie

In 2016 hebben de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur van de ECB ongeveer 1.800 besluiten genomen middels de geen-bezwaarprocedure. Net als vorig jaar hadden de meeste daarvan betrekking op beoordelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van bankbestuurders. Vanwege het grote aantal besluiten heeft de ECB maatregelen genomen om de besluitvorming verder te stroomlijnen. De belangrijkste daarvan was het opzetten van een kader waarmee de goedkeuring van bepaalde soorten toezichtsbesluiten gedelegeerd kan worden.

Versnipperde regelgeving in het eurogebied vormt een uitdaging voor het Europees bankentoezicht

De besluitvorming wordt nog altijd bemoeilijkt door de uiteenlopende manieren waarop de lidstaten CRD IV in nationale wetgeving hebben omgezet. Het gevolg is versnipperde regelgeving die het werk van het Europees bankentoezicht om tot een gelijk speelveld te komen, belemmert. De versnippering levert ook extra bureaucratie en hogere kosten op, omdat de ECB gedwongen wordt deskundigheid op te bouwen op het gebied van alle negentien nationale juridische kaders. Het wetgevend kader wordt nog verder versnipperd doordat sommige lidstaten niet-bindende toezichtspraktijken in bindende wetgeving vastleggen. Daar komt nog bij dat omzettingen van CRD IV in nationaal recht, en nationale regels die verdergaan dan het Unierecht soms discussie hebben uitgelokt over de precieze toezichtsbevoegdheden van de ECB. In 2016 heeft de ECB, in nauwe samenwerking met de Europese Commissie, de afbakening tussen de bevoegdheden van de ECB en de NCA's verduidelijkt en aangegeven in welke gevallen de ECB direct bevoegd is om krachtens nationaal recht verleende bevoegdheden op het gebied van toezicht uit te oefenen.

Voldoen aan de verantwoordingsplicht

ECB-Bankentoezicht heeft ook in 2016 intensieve contacten onderhouden met het Europees Parlement en de EU-Raad

Dit Jaarverslag is opgesteld als een van de belangrijkste verantwoordings-instrumenten van ECB-Bankentoezicht, zoals bedoeld in de SSM-Verordening. De Verordening bepaalt dat tegenover de toezichtstaken die aan de ECB zijn opgedragen, passende transparantie- en verantwoordingsvereisten moeten staan. Handhaving en bevordering van het verantwoordingskader (dat is opgesteld op grond van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de ECB en het Memorandum van overeenstemming tussen de EU-Raad en de ECB) waren ook in 2016 een prioriteit van de ECB.

Wat het Europees Parlement betreft, in 2016 is de Voorzitter van de Raad van Toezicht voor de Commissie Economische en monetaire zaken van het Europees Parlement verschenen voor de presentatie van het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden 2015 (22 maart), en verder voor twee gewone openbare hoorzittingen (13 juni en 9 november) en drie ad-hocgedachtewisselingen (22 maart, 13 juli en 9 november). De hoofdonderwerpen die zijn besproken waren onder andere: niet-renderende leningen, de SREP en wetgevingsdossiers op het gebied van het bankentoezicht.

In 2016 heeft de ECB 34 antwoorden op vragen van leden van het Europees Parlement over toezichtsaangelegenheden op haar website gepubliceerd. In deze brieven werd het juridisch kader toegelicht, maar ook het ECB-beleid over zeer uiteenlopende aspecten van het toezicht, zoals de EBA-stresstest 2016, de toezichtsmaatregelen van de ECB, de SREP en niet-renderende leningen.

Grafiek 7

Er zijn in 2016 meer antwoorden op vragen vanuit het Europees Parlement gegeven

Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord heeft de ECB bovendien de verslagen van de vergaderingen van de Raad van Toezicht aan het Europees Parlement doen toekomen. Om die verslagen verder te verbeteren, hebben ze een nieuwe vorm gekregen, waardoor het Europees Parlement nu beter geïnformeerd wordt over de kwesties die bij de vergaderingen van de Raad van Toezicht zijn besproken. Het Europees Parlement heeft zijn tevredenheid met de nieuwe vorm uitgesproken.

Wat de EU-Raad betreft, de Voorzitter van de Raad van Toezicht heeft in 2016 twee vergaderingen van de Eurogroep in de samenstelling van de bankenunie bijgewoond: op 22 april heeft zij het 'Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden 2015' gepresenteerd en op 9 december heeft zij een gedachtewisseling bijgewoond over onder andere de EBA-stresstests, de SREP van 2016, niet-renderende leningen en de harmonisatie van de keuzemogelijkheden en nationale manoeuvreerruimte uit de CRR/CRD IV.

In het kader van de in de SSM-Verordening bedoelde rapportagevereisten hebben vertegenwoordigers van de ECB van gedachten gewisseld met nationale parlementen.

Uitwisselingen met de Europese Rekenkamer

In het kader van de door de Europese Rekenkamer gehouden "doelmatigheidscontrole van het bestuur bij de ECB" krachtens Artikel 20, lid 7, van de SSM-Verordening heeft ECB-Bankentoezicht uitgebreid informatie uitgewisseld met de Europese Rekenkamer. De Rekenkamer heeft haar eerste speciale verslag "Het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme – Een goede start maar verdere verbeteringen nodig" in november 2016 gepubliceerd. De Rekenkamer heeft met name gekeken naar de operationele efficiëntie van het management van de ECB op het gebied van bankentoezicht en haar erkenning uitgesproken voor wat de ECB bij het opzetten van het Europees bankentoezicht heeft bereikt. Desalniettemin bevat het verslag dertien aanbevelingen, waarop de ECB in het rapport zelf voorlopig commentaar heeft geleverd en waaraan zij momenteel bezig is gevolg te geven. De belangrijkste aanbevelingen van de Rekenkamer hebben betrekking op vier punten: i) governance (bijv. stroomlijnen van de besluitvorming inzake het toezicht); ii) verantwoording (bijv. een officieel prestatiekader ontwikkelen en openbaar maken); iii) de JST's (bijv. waarborgen dat nationale autoriteiten een volledige en evenredige bijdrage leveren aan het werk van de JST's); iv) toezicht ter plaatse (bijv. meer ECB-medewerkers bij de inspecties ter plaatse).

Besluitvorming

Raad van Toezicht en Stuurcomité

Figuur 7

De besluiten van de Raad van Toezicht in 2016

Toelichting: de cijfers in deze figuur hebben betrekking op afzonderlijke toezichtsbesluiten die waren gericht aan onder toezicht staande entiteiten of potentiële kopers daarvan en op instructies aan NCA's, SI's of LSI's. Daarnaast heeft de Raad van Toezicht besluiten genomen over enkele horizontale kwesties (bijv. gemeenschappelijke methodieken) en institutionele kwesties.
1) De 1.191 besluiten over autorisatieprocedures hebben betrekking op meer dan 2.686 afzonderlijke procedures (zie Paragraaf 2.1.2).

De Raad van Toezicht heeft in 2016 28 maal vergaderd. Vierentwintig maal was dat in Frankfurt am Main, viermaal in de vorm van een teleconferentie. De Raad van Toezicht heeft bij deze vergaderingen uiteenlopende onderwerpen besproken, met betrekking tot zowel afzonderlijke banken als meer algemene beleidsaangelegenheden. Bij de besluitvorming werd in 2016 in meerderheid een schriftelijke procedure gevolgd.[41] Net als in 2015 betroffen het meest beoordelingen van deskundigheid en betrouwbaarheid.

Een zeer groot aantal besluiten had betrekking op afzonderlijke banken (zie Figuur 7) en is aangenomen met behulp van de geen-bezwaarprocedure. Dit is een tweeledige procedure waarin een ontwerpbesluit eerst ter goedkeuring aan de Raad van Toezicht wordt voorgelegd. Het definitieve ontwerpbesluit gaat vervolgens naar de Raad van Bestuur en wordt aangenomen als die geen bezwaar maakt. Achtendertig van de 126 bankgroepen die onder direct toezicht van de ECB staan, hebben in 2016 aangegeven officiële ECB-besluiten in een andere officiële EU-taal dan het Engels te willen ontvangen.

De Raad van Toezicht heeft niet alleen besluiten genomen over individuele banken, maar ook over horizontale kwesties, met name de toepassing van gemeenschappelijke methoden en kaders voor specifieke toezichtsgebieden. Sommige besluiten zijn geformuleerd door tijdelijke, door de Raad van Toezicht aangewezen structuren, die bestonden uit senior managers van de ECB en de NCA's. Zij hebben de voorbereidende werkzaamheden gedaan voor de SREP-methodiek en voor een consistente benadering van instellingen met hoge percentages niet-renderende leningen. Verder heeft de Raad van Toezicht zijn werk aan de gebruikmaking van keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt, voltooid. Het daarop betrekking hebbende Addendum bij de Gids van de ECB inzake de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt is in augustus 2016 gepubliceerd.

Raad van Toezicht

Voorste rij (v.l.n.r.): Mathias Dewatripont, Elisa Ferreira, Tatiana Dubinova (plaatsvervanger van Vladimír Dvořáček), Julie Dickson, Anneli Tuominen, Danièle Nouy, Sabine Lautenschläger, Jeļena Ļebedeva (plaatsvervanger van Pēters Putniņš), Cyril Roux en Alexander Demarco

Middelste rij (v.l.n.r.): Raimund Röseler (plaatsvervanger van Felix Hufeld), Ignazio Angeloni, Luc Coene, Zoja Razmusa, Norbert Goffinet, Claude Simon, Marko Bošnjak en Fernando Restoy Lozano

Achterste rij (v.l.n.r.): Helmut Ettl, Jouni Timonen, Andreas Dombret, Fabio Panetta, Andreas Ittner, Karol Gabarretta, Andres Kurgpõld (plaatsvervanger van Kilvar Kessler), Vytautas Valvonis (plaatsvervanger van Ingrida Šimonytė), Yiangos Demetriou, Ilias Plaskovitis, Jan Sijbrand en Robert Ophèle.

De ECB heeft haar besluitvormingsprocessen in 2016 verder gestroomlijnd

De ECB heeft in 2016 maatregelen genomen om haar besluitvorming verder te stroomlijnen. De ECB heeft niet alleen de documentatie deels gestandaardiseerd en verwante besluiten gebundeld in één schriftelijke procedure, maar ook een kader voor het aannemen van bepaalde soorten toezichtsbesluiten door middel van delegatie geformuleerd. Dankzij het kader kunnen in 2017 de meeste besluiten over twee onderwerpen, de beoordeling van geschiktheids- en betwouwbaarheidsvereisten, en de wijzigingen van de significantie van onder toezicht staande instellingen, aan senior managers bij ECB-Bankentoezicht worden gedelegeerd. Het kader is bedoeld om over een groot aantal onderwerpen routinebesluiten die weinig oordeelsvorming vergen, te kunnen delegeren. Delegering van de beslissingsbevoegdheden maakt de besluitvorming over het toezicht veel efficiënter en geeft de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur de gelegenheid zich te concentreren op kwesties met grote impact en besluiten die grondiger analyse vereisen.

Het Stuurcomité staat de Raad van Toezicht bij en bereidt de vergaderingen van de Raad voor. Acht leden van de Raad van Toezicht hebben er zitting in. Alle achttien vergaderingen van het Stuurcomité zijn in 2016 in Frankfurt am Main gehouden.[42] De vijf NCA-leden, die voor één jaar worden benoemd, zijn in april zoals gebruikelijk vervangen.

Daarnaast heeft het Stuurcomité vijftien maal vergaderd in uitgebreide samenstelling, dat wil zeggen met deelname van hooggeplaatste vertegenwoordigers van alle negentien NCA's. Tien keer waren dat fysieke bijeenkomsten in Frankfurt am Main, de vijf overige waren teleconferenties. Het onderwerp van de vergaderingen was het managen van de stresstest in 2016.

Werkzaamheden van de Administratieve Raad voor Toetsing

Er zijn in 2016 bij de Administratieve Raad voor Toetsing[43] acht verzoeken ingediend om een administratieve toetsing van toezichtsbesluiten van de ECB. (Zie Grafiek 8.)

De adviezen van de Administratieve Raad gaven in de meeste gevallen geen aanleiding tot juridische procedures. Dat betekent dat de Raad doeltreffend is gebleken bij het terugdringen van de kosten van toezichtsbesluiten voor alle betrokken partijen. Deze "proceseconomische" overweging was voor de EU-wetgevers een van de belangrijkste redenen om de Administratieve Raad voor Toetsing in te stellen.[44]

Grafiek 8

Aantal toetsingsverzoeken gelijk aan 2015

Bron: ECB.

Getoetste onderwerpen en relevante kwesties

De aan de Administratieve Raad van Toetsing voorgelegde kwesties hadden betrekking op verschillende onderwerpen en soorten toezichtsbesluiten: corporate governance, het voldoen aan toezichtsvereisten en intrekking van een vergunning.

De toetsing van ECB-besluiten had in 2016 vooral betrekking op de naleving van procedurele regels (inclusief de vereisten voor een behoorlijke procedure), de juiste weergave van de feiten, voldoende motivering van besluiten en het evenredigheidsbeginsel. De Raad moest verder de samenwerking tussen de ECB en de NCA's onderzoeken, waarbij in enkele gevallen banken van buiten het SSM betrokken waren (die deel uitmaakten van een belangrijke bankgroep die onder direct toezicht van de ECB staat).

De toetsing van ECB-besluiten was met name lastig vanwege de versnipperde regelgeving (Europees recht dat op verschillende manieren in nationaal recht is omgezet) en de grote manoeuvreerruimte die op nationaal niveau nog altijd bestaat.

De Administratieve Raad van Toetsing heeft in 2016 voor twee gevallen een mondelinge hoorzitting gehouden. Een mondelinge hoorzitting geeft de verzoeker de gelegenheid gehoord te worden en de ECB de gelegenheid haar kijk op de zaak te geven. De mondelinge hoorzittingen hebben intussen bewezen een belangrijk element van het toetsingsproces te zijn.

ECB-Bankentoezicht: personeel

Sinds het begin van het SSM op 4 november 2014 is duidelijk geworden dat voor enkele belangrijke taken meer mensen nodig zijn. In september 2015 heeft de Raad van Bestuur van de ECB daarom besloten de personele bezetting in 2016 en 2017 geleidelijk uit te breiden.

In 2016 werd het fiat gegeven voor 160 extra (tijdelijke en vaste) aanstellingen bij de organisatieonderdelen die zich met het toezicht bezighouden. De wervingsprocedures waren top-down, wat wil zeggen dat eerst de management- en adviesfuncties werden vervuld, en bovendien transparant en concurrerend. De selectie van kandidaten was erop gericht medewerkers te werven die qua vakbekwaamheid, efficiëntie en integriteit het meest te bieden hadden. Conform de standaard wervingsprocedure van de ECB moesten alle kandidaten niet alleen aantonen dat zij over de noodzakelijke vakinhoudelijke competenties beschikten, maar, voor zover van toepassing, ook over gedragscompetenties en managementvaardigheden. Grafiek 9 geeft een uitsplitsing van de goedgekeurde personele bezetting per 31 december 2016 bij de vijf organisatieonderdelen van de ECB die zich bezighouden met het bankentoezicht.

Grafiek 9

Goedgekeurde personele bezetting bij de centrale afdelingen van ECB-Bankentoezicht per 31 december 2016

Van de goedgekeurde functies voor de centrale organisatieonderdelen van het SSM was eind 2016 ongeveer 97% door middel van een wervingscampagne vervuld, of de wervingsprocedure liep nog.

De genderdiversiteit is weergegeven in Figuur 8:

Figuur 8

Genderdiversiteit bij ECB-Bankentoezicht

Aandeel vrouwelijke werknemers in procenten (groen)

In september 2015 heeft de Raad van Bestuur een voorlopige extra uitbreiding van de personele bezetting van het bankentoezicht goedgekeurd voor 2017 en de ECB gevraagd de feitelijke behoefte aan medewerkers in de loop van 2016 in een rapport te onderbouwen, op grond van de ervaringen in het eerste anderhalf jaar dat het SSM operationeel was en de verwachte besparingen op de inzet van personeel. De coördinatie van het rapport was in handen van de Voorzitter en Vicevoorzitter van de Raad van Toezicht. Op grond van de bevindingen uit het rapport heeft de Raad van Bestuur in december 2016 141,5 nieuwe vaste en tijdelijke fte's voor 2017 goedgekeurd, daarbij rekening houdend met: i) de behoefte aan nieuwe medewerkers doordat het aantal taken sinds 2015 is toegenomen. (Daarbij valt met name te denken aan het grotere aantal onder toezicht staande SI's en de invoering van het crisismanagementkader van de EU); ii) de noodzaak NCA's meer tijd te geven om aan hun verplichtingen inzake de personele bijdrage aan de JST's te voldoen; iii) door de ECB geconstateerde besparingen op de inzet van personeel (bijv. synergieën bij het toezicht op instellingen in een gastland die deel uitmaken van dezelfde buiten het SSM vallende bankgroep).

Kader 2 Samenwerken in Europa

Wil het Europees bankentoezicht slagen, dan is het essentieel dat collega's van de ECB en de NCA's zich tot één team Europese banktoezichthouders ontwikkelen, dat samenwerkt in zowel de JST's als de horizontale functies. Dat betekent onder andere dat ze elkaar leren kennen, met elkaar van gedachten wisselen en van elkaar leren, zodat het ontstaan van een gemeenschappelijke SSM-cultuur wordt bevorderd. Daartoe zijn de ECB en de NCA's in 2016 met de volgende initiatieven begonnen.

Het SSM-curriculum

Het SSM moet het vooral van zijn mensen hebben. De ECB en de NCA's proberen er daarom voor te zorgen dat hun medewerkers beschikken over alle kennis en vaardigheden die ze voor hun werk nodig hebben en dat ze hun competenties gaandeweg kunnen ontwikkelen.

Training speelt daarbij een belangrijke rol. De ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak van de training voor toezichthouders draagt bij aan:

  • een consistente benadering van het toezicht;
  • een gemeenschappelijke toezichtscultuur;
  • mobiliteit, flexibiliteit en ontwikkeling van medewerkers binnen het SSM;
  • schaalvoordelen en grotere deskundigheid binnen het SSM.

Grafiek A

Samenwerking: in 2016 georganiseerde NCA/ECB-trainingen

De samenwerking binnen de toezichtsgemeenschap heeft geresulteerd in 34 SSM-brede trainingen in 2016, georganiseerd door zowel NCA's als de ECB. Veertien daarvan waren nieuw en er waren ruim 1.200 cursusplaatsen beschikbaar voor SSM-medewerkers. In 2017 worden er ruim zestig trainingen voor het gehele SSM aangeboden.

Reguliere JST-workshops

De JST's vormen de ruggengraat van het SSM. Om de teambuilding bij de Europese bankentoezichthouders te bevorderen, heeft de ECB in 2016 eendaagse workshops georganiseerd. Deze "Werken bij een JST"-workshops werden gehouden in Frankfurt am Main en op andere locaties in het eurogebied. Om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de interne samenwerking te vergroten, wisselen toezichthouders op deze dynamische en interactieve workshops nuttige methoden uit die door sommige teams eventueel al worden toegepast. De workshops geven JST-leden van over het gehele eurogebied ook de gelegenheid om tijdens praktijkoefeningen ideeën uit te wisselen. Meer in het algemeen bevorderen ze de samenwerking en vergroten ze de onderlinge openheid en transparantie tussen de leden van een JST.

SSM-stages

Om een reservoir aan jong talent voor het gehele SSM op te bouwen, is de ECB in 2016 een SSM-stageprogramma gestart. Het programma biedt pas afgestudeerden de gelegenheid bij diverse instellingen binnen het SSM te werken, zodat ze waardevolle werkervaring in Europa opdoen en een bijdrage kunnen leveren aan een gemeenschappelijke cultuur binnen het Europees bankentoezicht. Op 1 oktober 2016 besloten 26 van de 33 programmadeelnemers om een stage van vier maanden te lopen bij nationale toezichthouders in diverse Europese landen. Voor de meesten was dit de tweede stage bij een nationale bevoegde autoriteit. Daarnaast hadden ze ook nog stage gelopen bij de ECB. Aan het einde van hun stage keren alle stagiairs naar Frankfurt am Main terug om te bespreken wat ze hebben geleerd en feedback te geven over het programma en hun ervaringen met de werkcultuur binnen het SSM.

Toepassing van de Gedragscode

De ECB dient, op grond van Artikel 19, lid 3, van de SSM-Verordening, te beschikken over een Gedragscode voor de medewerkers en leidinggevenden van de ECB die betrokken zijn bij het bankentoezicht. Deze regelt met name kwesties rond belangenconflicten. De desbetreffende bepalingen staan in het Ethisch Kader van de ECB, dat door het Bureau voor Compliance en Governance (Compliance and Governance Office – CGO) wordt geïmplementeerd. Het CGO adviseert alle ECB-medewerkers over ethische vraagstukken.

In 2016 heeft het CGO meer dan 1.500 vragen van ECB-medewerkers ontvangen over allerlei onderwerpen. Een derde daarvan was afkomstig van medewerkers van het bankentoezicht en had onder andere betrekking op financiële privétransacties, beperkingen na het einde van het dienstverband, geschenken en gastvrijheid en andere vragen over belangenconflicten. (Zie Grafiek 10.) Het CGO heeft een beperkt aantal gevallen geconstateerd waarin de voorschriften van het Ethisch Kader niet werden nageleefd. Bij ongeveer een derde daarvan was een medewerker of manager van het bankentoezicht betrokken. In geen van deze gevallen was er sprake van opzettelijk laakbaar handelen of andere ernstige inbreuken op de regels.

Grafiek 10

De in 2016 ontvangen vragen betroffen vooral financiële privétransacties

Bij geen van de bij het toezicht betrokken managers en medewerkers die in 2016 ontslag namen, trad een in het Ethisch Kader voorziene afkoelingsperiode in.

Ten behoeve van een toereikende ethische en organisatiecultuur binnen het SSM hebben de NCA's aan de ECB gemeld welke maatregelen ze hebben genomen om het Richtsnoer van de ECB met de beginselen van een Ethisch Kader voor zowel de ECB als de NCA's in te voeren en na te leven. De speciale taskforce ethiek die deze activiteiten heeft begeleid, blijft de Raad van Bestuur op dit gebied bijstaan.

Het Ethisch Comité van de ECB adviseert leden van organen die betrokken zijn bij de besluitvorming binnen de ECB over ethische vraagstukken. Het Comité heeft in 2016 acht adviezen over het SSM uitgebracht. Zo beval het Ethisch Comité een verlenging van zes maanden aan in het geval van een eerder voor een lid van de Raad van Toezicht vastgestelde onthoudingsperiode, volgend op het terugtreden van de partner van dit lid uit een toezichthoudende functie in het bestuur van een onder toezicht staande bank. De aanbeveling werd gegeven om voorzichtigheid te betrachten en iedere mogelijke schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan. Daarnaast deden leden van de Raad van Toezicht en andere deelnemers aan de vergaderingen van de Raad van Toezicht meldingen aan het Ethisch Comité over werkzaamheden na het einde van de dienstbetrekking, hetzij in de publieke sector, hetzij voor internationale organisaties en bedrijven buiten de financiële sector. Het Ethisch Comité oordeelde dat deze gevallen geen probleem opleverden. Het Ethisch Comité adviseerde ook over de passende financiële vergoeding die tijdens de toepasselijke afkoelingsperiode aan een voormalig lid van de Raad van Toezicht diende te worden betaald.

Het beginsel van scheiding tussen monetair beleid en toezicht in de praktijk

In de praktijk speelde het beginsel van scheiding tussen monetair beleid en toezicht in 2016 vooral een rol bij de uitwisseling van informatie tussen verschillende beleidsgebieden[45]. Overeenkomstig Besluit ECB/2014/39 houdende de tenuitvoerlegging van scheiding tussen de monetaire beleidsfunctie en de toezichtsfunctie van de Europese Centrale Bank diende de uitwisseling van informatie te geschieden op need-to-know-basis, wat wil zeggen dat elk beleidsgebied moest aantonen dat de gevraagde informatie nodig was om zijn beleidsdoelen te bereiken. In de meeste gevallen ging het niet om gegevens over afzonderlijke banken. De toegang tot vertrouwelijke informatie werd direct verleend door de ECB-beleidsfunctie die de informatie in bezit had. De Directie hoefde niet te interveniëren wegens mogelijke belangenconflicten. Desalniettemin moest de Directie negenmaal in actie komen op grond van Besluit ECB/2014/39, teneinde de uitwisseling mogelijk te maken van niet-geanonimiseerde, ruwe data uit FINREP en CONREP[46] en andere ruwe data. Om te waarborgen dat op elk relevant moment aan de need-to-know-eis werd voldaan, werd slechts tijdelijk toegang tot de data gegeven. Op het niveau van de besluitvorming leverde de scheiding geen problemen op en het Bemiddelingspanel hoefde niet in actie te komen.

Kader voor de rapportage van toezichtsgegevens; informatiebeheer

Ontwikkelingen binnen het rapportagekader

Krachtens de SSM-Kaderverordening organiseert de ECB de processen met betrekking tot de verzameling en kwaliteitscontrole van gegevens die door onder toezicht staande entiteiten zijn gerapporteerd.[47]

Het gaat er met name om te waarborgen dat het SSM betrouwbare en juiste toezichtsgegevens gebruikt. De ECB werkt daarom nauw samen met de rapporterende afdelingen van de NCA's, die als eerste de prudentiële rapportages van kredietinstellingen ontvangen en er de eerste kwaliteitscontroles op uitvoeren. Om haar doel te bereiken volgt de ECB bij haar samenwerking met de NCA's (en met onder toezicht staande instellingen die direct aan de ECB rapporteren) de zogenoemde "sequentiële aanpak".[48]

De sequentiële aanpak wordt momenteel verbeterd, zowel voor de korte als voor de lange termijn. Bij de aanpak voor de korte termijn, zoals in 2016 met belanghebbenden is besproken, wordt NCA's gevraagd om uiterlijk op de door de ECB gestelde sluitingsdatum gegevens naar de ECB te sturen, ongeacht de status van eventuele interne validatieregels van de NCA's. Die aanpak beoogt: a) de tijd tussen het insturen van de rapporten door de banken en de beschikbaarheid van de gegevens voor de toezichthouders van het SSM te bekorten en b) de NCA/ECB-databases inhoudelijk op elkaar af te stemmen. Op lange termijn is het de bedoeling om bij alle NCA's best practices te signaleren en voorstellen voor harmonisatie van best practices te doen.

Zodra de ingestuurde gegevens bij de ECB binnen zijn, worden ze in verschillende formats naar het IMAS[49] doorgestuurd, zodat ze beschikbaar komen voor eindgebruikers als de JST's en de horizontale functies van het SSM. Geselecteerde gegevens van een deel van de instellingen (vooral SI's) worden bij ontvangst bovendien automatisch doorgestuurd naar de EBA.

Gegevens worden maandelijks, driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks verzameld (de frequentie varieert) en voor zowel belangrijke als minder belangrijke instellingen zijn, voor zover van toepassing, gegevens beschikbaar vanaf de referentieperiode december 2014.

Meer in het bijzonder is het SSM in 2016 en na de officiële publicatie van de achterliggende rechtshandelingen[50] begonnen om met behulp van de gewijzigde rapportagekaders regelmatig gerapporteerde gegevens te verzamelen ten behoeve van de maatstaven voor bewaking van de additionele liquiditeit (additional liquidity monitoring metrics – ALMM), de benchmarkingportefeuilles voor het toezicht (supervisory benchmarking portfolios – SBP), de liquiditeitsdekkingsratio's (liquidity coverage ratios – LCR) en de hefboomratio's (leverage ratios – LR).

De ECB publiceert sinds 2016 uitgebreide data over de Europese banksector

De ECB produceert regelmatig toezichtsstatistieken, belangrijke risico-indicatoren, rapporten en dashboards voor eindgebruikers. Daarnaast worden sinds 2015 geaggregeerde gegevens [51] over belangrijke banken op het hoogste consolidatieniveau gepubliceerd op de website van ECB-Bankentoezicht. Deze gegevens zijn in 2016 sterk uitgebreid: er zijn statistieken bijgekomen en ook inzichtelijke uitsplitsingen (bijv. per land en per bankclassificatie). Ook de openbare informatieverschaffing geschiedt nu elk kwartaal. (Zie ook Paragraaf 7.)

De omgang met en verbreiding van gegevens binnen het SSM: IMAS

Het IMAS blijft een cruciaal element bij zowel de ondersteuning van de kernprocessen van het SSM als het waarborgen van een geharmoniseerde toezichtsaanpak in alle landen van het eurogebied. Het IMAS heeft in 2016 een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt: het rapporteert niet alleen uitgebreider over toezichtsprocessen als de SREP, inspecties ter plaatse, de operationele planning en autorisatieprocedures, ook de interface is gebruikersvriendelijker geworden. Daardoor zijn de mogelijkheden voor informatieanalyse verbeterd en is de beschikbare inhoud in het algemeen rijker geworden.

Wat de werking van het IMAS betreft, de ECB houdt instructies voor de rapportage bij (bijv. over de verzending en kwaliteit van ITS-gegevens, het gebruik van de database en het zoeken naar bepaalde informatie). Ook verleent de ECB ondersteuning aan eindgebruikers.

Kader 3 Activiteiten om de transparantie te vergroten

Sinds de ECB haar nieuwe toezichtstaken op zich heeft genomen, wordt ze geconfronteerd met de vraag of ze transparant genoeg is en voldoende verantwoording aflegt. Transparantie betekent dat de ECB haar beleidsbeslissingen en procedures duidelijk en tijdig toelicht, terwijl verantwoording verwijst naar de verantwoordelijkheid van de ECB voor haar handelen tegenover de burgers van de EU en hun gekozen vertegenwoordigers. Transparantie geeft het publiek de instrumenten die het nodig heeft om het handelen van de ECB af te zetten tegen haar doelstellingen. Daarom zijn er in 2016 extra maatregelen genomen om de transparantie van ECB-Bankentoezicht te vergroten.

Zo is de communicatie met het publiek geïntensiveerd: op 23 maart 2016 hebben de Voorzitter en de Vicevoorzitter de eerste jaarlijkse persconferentie gehouden, waarop ze uitlegden hoe de ECB haar toezichtswerkzaamheden in 2015 had uitgevoerd. Daarnaast heeft ECB-Bankentoezicht het SREP-Methodiekboekje met zijn aanpak van het toezicht gepubliceerd. Uitspraken over het beleid werden gedaan in 42 toespraken en 18 interviews met de Voorzitter, Vicevoorzitter en ECB-vertegenwoordigers in de Raad van Toezicht. Deze zijn te vinden op de website van ECB-Bankentoezicht. De afsprakenagenda's van de Voorzitter en de Vicevoorzitter zijn in 2016 regelmatig gepubliceerd en ECB-Bankentoezicht heeft informatie verschaft en van wetgevers en het publiek feedback gevraagd in de vorm van:

  • 7 openbare raadplegingen;
  • 1.295 ontvangen vragen van het publiek, waarvan 608 algemene vragen over het bankentoezicht, 619 klachten over banken en 68 vragen over onder toezicht staande instellingen;
  • 34 gepubliceerde antwoorden op vragen van Europarlementariërs over toezichtskwesties.

ECB-Bankentoezicht heeft in 2016 de directe contacten met onder toezicht staande banken geïntensiveerd. Met behulp van publicaties, persberichten, workshops en telefonische toelichtingen heeft het Bankentoezicht de SREP en de stresstestmethoden aan banken uitgelegd. De ECB heeft bovendien feedback van de sector zelf gevraagd: uit de jaarlijkse enquête van de Europese Bankfederatie over de ervaring met het toezicht door het SSM blijkt dat ECB-Bankentoezicht doeltreffender en duidelijker is gaan communiceren. Specifiek over de SREP zijn er dertien bijeenkomsten en een teleconferentie gehouden met verenigingen van banken. De ECB heeft ook van gedachten gewisseld met vertegenwoordigers van het bureau van de Europese Ombudsman, Emily O'Reilly, over de transparantie van de SREP. In een brief aan de Voorzitter uitte mevrouw O'Reilly haar tevredenheid over de transparante wijze waarop de ECB de SREP uitvoert en deed enkele aanbevelingen voor verdere verbetering.

Sinds december 2016 publiceert ECB-Bankentoezicht geaggregeerde gegevens over de balanssamenstelling, winstgevendheid, solvabiliteit en kredietrisico's van onder toezicht staande banken. Deze toezichtsstatistieken worden elk kwartaal op de website van ECB-Bankentoezicht gezet en omvatten onder andere uitsplitsingen per land en per bankclassificatie.

De transparantie wordt ook gewaarborgd door de ECB-regels voor openbare toegang tot documenten. Het Besluit van de ECB inzake de toegang van het publiek tot ECB-documenten[52] stemt overeen met de doelstellingen en standaarden die andere EU-instellingen en -organen hanteren voor de toegang van het publiek tot hun documenten. Het Besluit vergroot de transparantie, houdt daarbij tevens rekening met de onafhankelijkheid van de ECB en de NCA's en waarborgt de vertrouwelijkheid van bepaalde zaken die specifiek zijn voor de uitvoering van de taken van de ECB. Het aantal aanvragen vanuit het publiek voor toegang tot met het toezicht verband houdende documenten is in 2016 toegenomen.

Verslag van de begrotingsbesteding

De SSM-Verordening bepaalt dat de ECB over voldoende middelen moet kunnen beschikken om haar toezichtstaken doeltreffend uit te voeren. Deze middelen worden gefinancierd met een toezichtsvergoeding die ten laste komt van de entiteiten waarop de ECB toezicht houdt.

De uitgaven voor de toezichtstaken zijn afzonderlijk herkenbaar binnen de begroting van de ECB.[53] De begrotingsbevoegdheid van de ECB ligt bij de Raad van Bestuur. Op grond van een voorstel van de Directie en in overleg met de Voorzitter en de Vicevoorzitter van de Raad van Toezicht stelt dit orgaan de jaarlijkse begroting van de ECB vast voor zaken die verband houden met het bankentoezicht. De Raad van Bestuur wordt bijgestaan door het Begrotingscomité (Budget Committee – BUCOM), waarin alle nationale centrale banken van het Eurosysteem en de ECB zitting hebben. Het BUCOM beoordeelt de verslagen van de ECB inzake begrotingsplanning en -toezicht, en brengt hierover rechtstreeks verslag uit aan de Raad van Bestuur.

De ECB verwacht dat haar uitgaven voor het rechtstreeks toezicht op de belangrijke instellingen in 2017 zullen stijgen. Deze stijging houdt verband met de verschillende activiteiten waarin voorzien is in "Bankentoezicht van de ECB: toezichtsprioriteiten van het SSM voor 2017", met name de invoering van de gerichte toetsing van interne modellen (targeted review of internal models – TRIM). Zoals wordt toegelicht in Paragraaf 4.3 besloot de Raad van Bestuur in december 2016 bovendien het aantal ECB-medewerkers dat werkzaam is in het bankentoezicht verder op te trekken vanaf 2017. Daarentegen wordt verwacht dat de uitgaven voor het indirect toezicht op de minder belangrijke instellingen in 2017 van een vergelijkbaar niveau zullen zijn als in 2016.

Uitgaven voor 2016

De uitgaven van de ECB voor de uitvoering van haar taken die gelinkt zijn aan het toezicht bestaan hoofdzakelijk uit de directe uitgaven van de Directoraten-generaal voor ECB-Bankentoezicht en het secretariaat van de Raad van Toezicht. De toezichtsfunctie maakt ook gebruik van gemeenschappelijke diensten die door de bestaande organisatie-eenheden van de ECB worden verleend, zoals huisvesting, human resources management, administratieve, boekhoudkundige en juridische diensten, begroting en controlling, communicatie- en vertaaldiensten, interne audit, statistiek en IT.

De uitgaven in 2016 lagen 10% lager dan geraamd

In april 2016 stelde de Raad van Bestuur het ECB-besluit betreffende het in 2016 via toezichtsvergoedingen te verhalen bedrag vast. In dit besluit werden de jaarlijkse uitgaven voor bankentoezichtstaken geraamd op € 423,2 miljoen. [54] Eind 2016 bedroegen de uitgaven van de ECB voor toezichtstaken € 382,2 miljoen. Dit was 10% minder dan geraamd, wat leidde tot een overschot van € 41,1 miljoen ten opzichte van de geraamde uitgaven voor 2016. Overeenkomstig de toepasselijke Verordening van de ECB betreffende een vergoeding voor toezicht ("de Vergoedingenverordening") zal dit overschot volledig worden afgetrokken van het totale bedrag dat in 2017 zal worden geheven. [55]

Tabel 7

Kosten van ECB-Bankentoezicht in 2016

(EUR miljoen)

Toelichting: De opgetelde subtotalen in de tabel kunnen door afronding enigszins afwijken van het totaalbedrag.

De stijging op jaarbasis van de totale uitgaven voor toezichtstaken in 2016 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de impact over het gehele jaar van de beslissingen en ontwikkelingen die in de loop van 2015 plaatsvonden. Voorbeelden hiervan zijn de stijging van het totale aantal ECB-medewerkers dat werkzaam is in het bankentoezicht, de verhuis naar een permanent gebouw en de verstrekking van statistische en IT-infrastructuur.

Andere stijgingen van de kosten houden verband met de betrokkenheid van de ECB bij de tweejaarlijkse stresstest van de EBA. De hiermee verband houdende werkzaamheden werden zo veel mogelijk opgevangen door taken te herprioriteren en door een beroep te doen op medewerkers van de NCA's en externe adviseurs. De kosten voor de externe middelen beliepen € 2,2 miljoen voor gedetacheerden van de NCA's en € 8,2 miljoen voor adviseurs.

Salarissen en voordelen

Onder salarissen en voordelen vallen alle salariskosten, inclusief overwerk, toeslagen en kosten voor voordelen na afloop van het dienstverband, voor toezichtsmedewerkers en voor medewerkers van de gemeenschappelijke diensten.

De werkelijke uitgaven voor salarissen en voordelen in 2016 beliepen € 180,6 miljoen, of 47% van de totale uitgaven voor bankentoezichtstaken. De werkelijke uitgaven in deze post stemmen overeen met 93% van de geraamde uitgaven, wat neerkomt op een onderbesteding van € 13,0 miljoen. Deze onderbesteding is ten dele het gevolg van een lager dan verwachte gemiddelde bezettingsgraad. Tegen het einde van 2016 was ongeveer 97% van de goedgekeurde personeelsbezetting voor de belangrijkste organisatie-eenheden van het SSM ingevuld, of werd deze via aanwerving ingevuld.

Huur en onderhoud gebouwen

De werkelijke uitgaven voor de huur en het onderhoud van de gebouwen, waaronder de afschrijving van gebouwgebonden activa, bedroegen aan het einde van het boekjaar € 58,1 miljoen. In 2016 werd de verhuizing van ECB-Bankentoezicht naar een permanent gebouw voltooid. Door de duidelijk gebleken behoefte aan ruimte lagen de werkelijke uitgaven € 5,1 miljoen boven de geraamde uitgaven.

Overige bedrijfskosten

De post "overige bedrijfskosten" omvat kosten voor bijvoorbeeld consultancy, statistische en IT-diensten, afschrijvingen op vaste activa (behalve gebouwgebonden activa), zakenreizen en opleidingen.

De begrotingsresultaten in deze post beliepen algemeen beschouwd € 143,4 miljoen, wat onder de in april 2016 verwachte uitgaven ligt. De onderbesteding in deze post is grotendeels een weerspiegeling van de oprichtingsfase van de toezichtsfunctie en een overschatting van de begrotingsbehoeften voor activiteiten zoals zakenreizen en opleidingen.

In 2016 omvatten de overige bedrijfskosten, naast de tweejaarlijkse EBA-stresstest, de externe ondersteuning waarop een beroep werd gedaan om een bijdrage te leveren aan de "reguliere" alomvattende beoordelingen, de uitoefening van toezicht ter plaatse en de voorbereidingsfase van de TRIM. Al deze elementen worden in detail toegelicht in Paragraaf 1.

Vergoedingenkader 2016

Samen met de SSM-Verordening voorziet de Vergoedingenverordening in het juridisch kader voor de heffing door de ECB van een jaarlijkse toezichtsvergoeding voor haar uitgaven voor haar toezichtstaken. In de Vergoedingenverordening is vastgelegd volgens welke methode: (i) het totale bedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt bepaald; (ii) het bedrag wordt berekend dat elke onder toezicht staande instelling verschuldigd is; en (iii) de jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt geïnd.

In 2016 rondde de ECB haar tweede cyclus van toezichtsvergoedingen af. In de loop van 2017 zal de Vergoedingenverordening worden herzien, met name wat betreft de methodes en de criteria voor de berekening van de jaarlijkse toezichtsvergoeding. Verdere informatie over hoe de onder toezicht staande entiteiten kunnen bijdragen aan deze herziening, zal worden gepubliceerd op de website van ECB-Bankentoezicht.

Totaal geheven bedrag

In 2016 hief de ECB in totaal € 404,5 miljoen aan vergoedingen voor de uitgaven voor haar toezichtstaken. Dit bedrag is gebaseerd op de verwachte uitgaven voor het hele jaar 2016, namelijk € 423,2 miljoen, met inachtneming van de volgende aanpassingen: (i) het overschot van € 18,9 miljoen dat is overgedragen van de vergoedingsperiode 2015; (ii) andere inkomsten in verband met rente op achterstallige betalingen ten belope van € 0,1 miljoen; en (iii) de € 0,3 miljoen die werd terugbetaald aan individuele banken voor de vergoedingsperiode 2014-2015.

Het via jaarlijkse toezichtsvergoedingen te heffen bedrag wordt in tweeën gedeeld. Deze verdeling is gebaseerd op de status van de onder toezicht staande entiteiten als belangrijke of minder belangrijke instellingen, en weerspiegelt het verschil in intensiteit van het toezicht door de ECB. Vervolgens wordt het bedrag vastgesteld op basis van de kosten die worden gemaakt door respectievelijk de organisatie-eenheden van de ECB die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de belangrijke instellingen onder toezicht, en die welke belast zijn met het toezicht op de minder belangrijke instellingen onder toezicht.

Tabel 8

Verdeling van de toezichtsvergoedingen tussen belangrijke en minder belangrijke instellingen

(EUR miljoen)

(1) Voor 2014 kon de ECB via de toezichtsvergoedingen de kosten compenseren die ze voor het bankentoezicht had gemaakt in de periode vanaf november 2014, toen zij haar taken als toezichthouder op zich nam.

Zoals toegelicht in Paragraaf 5.1 is er een overschot van € 41,1 miljoen tussen de werkelijke uitgaven voor bankentoezichtstaken in 2016 en het bedrag dat hetzelfde jaar werd geheven. Dit overschot zal volledig worden afgetrokken van het totale bedrag dat in 2017 zal worden geheven. Het zal worden toegekend aan de categorieën van belangrijke en minder belangrijke instellingen, op basis van de werkelijke kosten die in 2016 aan de desbetreffende instellingen werd toegerekend.

Individuele toezichtsvergoedingen

Op bankniveau worden de vergoedingen berekend op basis van het belang en het risicoprofiel van de bank, aan de hand van jaarlijkse vergoedingsfactoren die door alle onder toezicht staande banken worden verstrekt, met als referentiedatum 31 december van het voorgaande jaar. De per bank berekende toezichtsvergoeding wordt vervolgens jaarlijks in rekening gebracht en dient in het laatste kwartaal van elk boekjaar te worden betaald.

Figuur 9

De variabele vergoedingscomponent wordt bepaald op basis van het belang en het risicoprofiel van de bank

De toezichtsvergoeding wordt vastgesteld op het hoogste consolidatieniveau binnen de lidstaten die deelnemen aan het SSM en omvat een variabele vergoedingscomponent en een minimumvergoedingscomponent. Deze laatste component is op alle banken gelijk van toepassing en is goed voor 10% van het totale bedrag dat moet worden verhaald[56].

Voor de berekening van de jaarlijkse toezichtsvergoedingen die in 2016 verschuldigd waren, bezorgden de debiteuren de informatie over de vergoedingsfactoren met als referentiedatum 31 december 2015 tegen 1 juli 2016 aan de NCA's. Op 8 augustus 2016 stelde de ECB de ingediende gegevens over de vergoedingsfactoren ter beschikking van de debiteuren en verzocht hen om binnen vijf werkdagen te reageren indien ze de gegevens onjuist achtten. Vervolgens berekende de ECB de individuele vergoeding per bank en bankgroep.

In artikel 7 van de Vergoedingenverordening wordt bepaald dat de volgende wijzigingen in de situatie van een individuele bank een aanpassing van de overeenkomstige toezichtsvergoeding vereisen: (i) een verandering in de toezichtsstatus van de onder toezicht staande entiteit, d.w.z. de entiteit wordt geherclassificeerd van belangrijke naar minder belangrijke instelling of omgekeerd; (ii) er wordt een vergunning verleend aan een nieuwe onder toezicht staande entiteit; of (iii) een bestaande vergunning wordt ingetrokken. In 2015 vertegenwoordigden dergelijke wijzigingen, die leidden tot nieuwe besluiten inzake toezichtsvergoedingen van de ECB, samen € 0,3 miljoen. Dat bedrag werd begin 2016 terugbetaald en in aanmerking genomen bij de vaststelling van het totale bedrag dat moest worden geheven, zoals goedgekeurd in april 2016. Daarna werden aanvullende wijzigingen vastgesteld in individuele toezichtsvergoedingen die tijdens de eerste factureringscyclus (november 2014 tot eind 2015) waren geheven, waardoor € 0,4 miljoen netto extra werd terugbetaald. Dit bedrag zal in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van het totale bedrag dat in 2017 zal worden geheven bij de onder toezicht staande entiteiten.

Deze veranderingen hadden voornamelijk betrekking op minder belangrijke instellingen en leidden tot een kleiner aantal LSI's op het hoogste consolidatieniveau. Met name wat betreft de minimumvergoedingscomponent was de procentuele stijging van de in 2016 verschuldigde individuele toezichtsvergoeding voor sommige individuele banken bijgevolg onvermijdelijk hoger dan verwacht, gezien de procentuele stijging van het totale bedrag dat zal worden geheven.

De ECB verwerkt momenteel aanvragen met betrekking tot 2016 voor aanpassingen zoals bedoeld in artikel 7 van de Vergoedingenverordening. De terugbetaalde of geheven bedragen zullen volledig worden afgetrokken van het totale bedrag dat in 2017 zal worden geheven.

Meer informatie over toezichtsvergoedingen is te vinden op de website van ECB-Bankentoezicht. Deze pagina's zijn beschikbaar in alle officiële talen van de EU en worden regelmatig bijgewerkt met nuttige, praktische informatie.

Rechtsinstrumenten vastgesteld door de ECB voor het bankentoezicht

De onderstaande tabel bevat de rechtsinstrumenten voor het bankentoezicht die de ECB in 2016 heeft vastgesteld en gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en/of op de website van de ECB. Het gaat om rechtsinstrumenten die zijn vastgesteld krachtens artikel 4, lid 3 van de SSM-Verordening en andere relevante rechtsinstrumenten.

ECB-Verordeningen

  • ECB/2016/4 Verordening (EU) 2016/445 van de Europese Centrale Bank van 14 maart 2016 betreffende de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (PB L 78 van 24.3.2016, blz. 60)

Andere rechtsinstrumenten van de ECB dan verordeningen

  • ECB/2016/1 Richtsnoer (EU) 2016/256 van de Europese Centrale Bank van 5 februari 2016 betreffende de uitbreiding tot de nationale bevoegde autoriteiten van deelnemende lidstaten en de Europese Centrale Bank in haar toezichtfuncties van gemeenschappelijke regels en minimumnormen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de door de Europese Centrale Bank verzamelde statistische gegevens daarin bijgestaan door de nationale centrale banken (PB L 47 van 25.2.2016, blz. 16)
  • ECB/2016/7 Besluit (EU) 2016/661 van de Europese Centrale Bank van 15 april 2016 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2016 (PB L 114 van 28.4.2016, blz. 14)
  • ECB/2016/19 Besluit (EU) 2016/1162 van de Europese Centrale Bank van 30 juni 2016 inzake de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie binnen het kader van strafrechtelijke onderzoeken (PB L 192 van 16.7.2016, blz. 73)
  • ECB/2016/37 Richtsnoer (EU) 2016/1993 van de Europese Centrale Bank van 4 november 2016 tot vaststelling van de beginselen voor de coördinatie van de beoordeling krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad, en de controle van institutionele protectiestelsels die belangrijke en minder belangrijke instellingen omvatten (PB L 306 van 15.11.2016, blz. 32)
  • ECB/2016/38 Richtsnoer (EU) 2016/1994 van de Europese Centrale Bank van 4 november 2016 betreffende de benadering voor de erkenning van institutionele protectiestelsels voor prudentiële doeleinden door nationale bevoegde autoriteiten krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 306 van 15.11.2016, blz. 37)
  • ECB/2016/44 Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 13 december 2016 betreffende dividenduitkeringsbeleid (PB C 481 van 23.12.2016, blz. 1)

De Europese banksector in cijfers

Sinds december 2016 worden op de website van ECB-Bankentoezicht geaggregeerde gegevens verstrekt over de samenstelling van de balans, de winstgevendheid, de solvabiliteit en het kredietrisico van de onder toezicht staande banken. Deze statistieken over het bankentoezicht worden op kwartaalbasis verstrekt en bevatten uitsplitsingen naar de locatie en de classificatie van de banken.

De belangrijkste statistieken die betrekking hebben op de verslagperiode, worden hieronder weergegeven.

Sinds begin 2015 kan een tendens naar hogere kapitaalratio's worden opgetekend als de selectie van SI's op het hoogste consolidatieniveau wordt beschouwd (zie Tabel 1). In het derde kwartaal van 2016 bedroeg de totale kapitaalratio 17,2%, een stijging ten opzichte van de 16,1% een jaar eerder. Gelijkaardige stijgingen kunnen worden opgetekend voor de CET1-ratio en de Tier 1-ratio.

Tabel 1

Totale kapitaalratio en componenten ervan per referentieperiode

(in procenten)

Bron: ECB.
Toelichting: Belangrijke instellingen op het hoogste consolidatieniveau waarvoor gemeenschappelijke rapportage over kapitaaltoereikendheid (COREP) en financiële rapportage (FINREP) beschikbaar zijn. Er kunnen verschillen zijn in de lijst van banken die voor de verscheidene referentieperiodes werden gebruikt, doordat de lijst van belangrijke instellingen is veranderd en de banken zijn beginnen te rapporteren volgens de FINREP-verplichtingen. Meer specifiek waren er 102 banken in het tweede en derde kwartaal van 2015, 117 in het vierde kwartaal van 2015 (toename van de FINREP-rapportageverplichtingen), 123 in het eerste kwartaal van 2016 en 124 in het tweede kwartaal van 2016 (veranderingen in de lijst van belangrijke instellingen en FINREP-rapportageverplichtingen). Er wordt verwacht dat het aantal entiteiten per referentieperiode zich in de toekomst zal stabiliseren, en dat eventuele veranderingen zullen voortvloeien uit aanpassingen in de lijst van belangrijke instellingen ten gevolge van beoordelingen door ECB-Bankentoezicht, die gewoonlijk jaarlijks plaatsvinden.

Voorts loopt de totale NPL-ratio gestaag terug, van 7,3% in het derde kwartaal van 2015 tot 6,5% in het derde kwartaal van 2016.

Tabel 2

Activakwaliteit: niet-renderende leningen en voorschotten per referentieperiode

(in procenten)

Bron: ECB.
Toelichting: Selectie zoals in Tabel 1.

De leningen en voorschotten in de activakwaliteitstabellen worden weergegeven in brutoboekwaarde. Overeenkomstig FINREP zijn de voor handelsdoeleinden aangehouden blootstellingen niet meegerekend, maar de tegoeden bij centrale banken en de overige direct opvraagbare deposito's wel.

De totale activa en verplichtingen van de banken (zie Tabellen 3a en 3b) weerspiegelen de gegevens voor de selectie van entiteiten op specifieke tijdstippen. Voor de verscheidene referentieperiodes werden verschillende selecties van banken gebruikt, aangezien (a) de lijst van belangrijke instellingen is veranderd en (b) de banken die hun geconsolideerde rekeningen opstellen volgens de nationale boeknormen (nGAAP) en die welke alleen op individueel niveau rapporteren, FINREP-rapportages zijn beginnen in te dienen.

Tabel 3a

Samenstelling van de activa per referentieperiode

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Selectie zoals in Tabel 1.

Tabel 3b

Samenstelling van verplichtingen en aandelenvermogen per referentieperiode

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Selectie zoals in Tabel 1.

1) Overeenkomstig IAS 37.10 en IAS 1.54(I).

Lijst van termen

Alomvattende beoordeling: financiële gezondheidscontroles die de ECB moet uitvoeren alvorens ze het rechtstreeks toezicht op een kredietinstelling op zich kan nemen. Alomvattende beoordelingen helpen ervoor te zorgen dat de banken voldoende kapitaal aanhouden en mogelijke financiële schokken kunnen opvangen. Deze beoordeling omvat een activakwaliteitsbeoordeling en een stresstest.

Bankenunie: een van de bouwstenen voor de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie, bestaand uit een geïntegreerd financieel kader met een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme, een gemeenschappelijk mechanisme voor de afwikkeling van banken en een single rulebook (gemeenschappelijk reglement), met name inzake geharmoniseerde depositogarantiestelsels, die zich tot een gemeenschappelijk Europees depositogarantiestelsel zouden kunnen ontwikkelen.

Bazel III: een uitgebreide reeks hervormingsmaatregelen die werd ontwikkeld door het Bazels Comité voor Bankentoezicht als reactie op de financiële crisis van 2008. Bazel III bouwt voort op de regelgeving van Bazel II en heeft als doel de regelgeving voor, het toezicht op en het risicomanagement van de banksector te versterken. Deze maatregelen beogen het weerstandsvermogen van de banksector tegen schokken als gevolg van financiële en economische stress te vergroten, het risicomanagement en de governance te verbeteren en de transparantie en berichtgeving van de banken te versterken.

Bazels Comité voor Bankentoezicht (Basel Committee on Banking Supervision – BCBS): de voornaamste instelling die op mondiaal niveau standaarden voor bancaire prudentiële regelgeving opstelt en uitgeeft, en een forum voor samenwerking op het gebied van bankentoezicht. Het heeft als opdracht de regelgeving voor, het toezicht op en de praktijken van banken wereldwijd te versterken, teneinde de financiële stabiliteit te bevorderen. De ledenlijst van het BCBS omvat organisaties die bevoegd zijn voor het rechtstreeks toezicht op de banken, evenals centrale banken.

Belangrijke instelling (significant institution – SI): de criteria om te bepalen of banken als belangrijk worden beschouwd – en dus onder het rechtstreeks toezicht van de ECB staan – worden vastgelegd in de SSM-Verordening en de SSM-Kaderverordening. Banken moeten aan ten minste één van deze criteria voldoen om als belangrijk te worden beschouwd. Ongeacht of aan de criteria wordt voldaan, kan het SSM te allen tijde besluiten een instelling als belangrijk aan te merken, teneinde te waarborgen dat hoge toezichtsnormen consequent worden toegepast.

Europese Bankautoriteit (European Banking Authority – EBA): een onafhankelijke EU-autoriteit die op 1 januari 2011 werd opgericht als onderdeel van het Europees Systeem voor Financieel Toezicht, met als doel een effectief en consistent niveau van prudentiële regelgeving en prudentieel toezicht in de bankensector van de EU te waarborgen. De hoofdtaak van de EBA bestaat erin bij te dragen tot de totstandkoming van het single rulebook voor banken in Europa, waarmee gestreefd wordt naar gemeenschappelijke, geharmoniseerde prudentiële regels voor de gehele EU.

Geen-bezwaarprocedure: een standaard besluitvormingsproces dat bij de SSM-Verordening werd vastgelegd voor de toezichtswerkzaamheden van de ECB. De Raad van Toezicht stelt ontwerpbesluiten op, die ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Raad van Bestuur. Besluiten worden geacht te zijn aangenomen indien de Raad van Bestuur geen bezwaar maakt binnen een vastgestelde termijn van maximaal tien werkdagen.

Gekwalificeerde deelneming: een deelneming in een kredietinstelling die ten minste 10% van het kapitaal of van de stemrechten vertegenwoordigt, of die het mogelijk maakt aanzienlijke invloed uit te oefenen op het beleid van deze kredietinstelling.

Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism – SSM): een mechanisme dat bestaat uit de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten en dat de uitvoering van de aan de ECB toevertrouwde toezichtstaken beoogt. De ECB is verantwoordelijk voor de effectieve en consistente werking van dit mechanisme, dat deel uitmaakt van de bankenunie.

Geschiktheidsbeoordeling: in overeenstemming met CRD IV moeten de toezichthouders de geschiktheid beoordelen van kandidaten voor de leidinggevende organen in banken. De ECB neemt dergelijke geschiktheidsbesluiten voor de bestuurders van de 126 grootste banken in het eurogebied, terwijl de besluiten voor de minder belangrijke instellingen nog steeds door de nationale toezichthouders worden genomen, behalve bij de toekenning van een nieuwe bankvergunning.

Gezamenlijk toezichthoudend team (joint supervisory team – JST): een team van toezichthouders dat is samengesteld uit ECB- en NCA-medewerkers en dat is belast met het toezicht op een belangrijke onder toezicht staande entiteit of groep.

Intern model: elke bij de berekening van de eigenvermogensvereisten toegepaste benadering op basis van risicometing en risicobeheersing die eigen is aan een kredietinstelling en waarvoor voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit is vereist, in overeenstemming met Deel Drie van de CRR.

Keuzemogelijkheden en nationale manoeuvreerruimte (options and national discretions – OND's): keuzemogelijkheden zijn bepalingen in het EU-recht op basis waarvan de bevoegde autoriteiten of lidstaten uit een reeks van alternatieven kunnen kiezen hoe ze een bepaling naleven. Nationale manoeuvreerruimte slaat op bepalingen in de EU-bankwetgeving op basis waarvan de bevoegde autoriteiten of lidstaten kunnen kiezen of ze een specifieke bepaling al dan niet toepassen.

Maximaal uitkeerbaar bedrag (maximum distributable amount – MDA): de niet-naleving van het gecombineerde buffervereiste (combined buffer requirement – CBR) leidt tot verplichte beperkingen op uitkeringen (bijvoorbeeld dividenden, couponbetalingen op aanvullend-tier 1-kapitaalinstrumenten, discretionaire bonussen). Een bank die niet aan haar CBR voldoet, mag automatisch niet méér dan het MUB uitkeren. Het MUB is de uitkeerbare winst van de bank, vermenigvuldigd met een factor tussen 0,6 en 0, afhankelijk van hoe ver het CET1-kapitaal onder het CBR ligt.

Minder belangrijke instelling (less significant institution – LSI): minder belangrijke instellingen zijn alle instellingen die onder toezicht van de nationale bevoegde autoriteiten (national competent authorities – NCA's) staan. Belangrijke instellingen (significant institutions – SI's) zijn daarentegen de bankgroepen die onder het rechtstreeks toezicht van de ECB staan.

Minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (minimum requirement for own funds and eligible liabilities – MREL): een vereiste voor alle kredietinstellingen in de EU waarmee wordt beoogd de kredietinstellingen in staat te stellen verliezen op te vangen indien ze failliet zouden gaan. Het MREL-vereiste werd door de Europese Commissie gepubliceerd in de Herstel- en afwikkelingsrichtlijn voor banken (Banking Recovery and Resolution Directive – BRRD). Dit vereiste heeft hetzelfde doel als het TLAC-vereiste. De door het MREL voorgeschreven specifieke kapitaalvereisten worden echter op een andere wijze berekend, volgens criteria die door de EBA zijn bepaald.

Nationale bevoegde autoriteit (national competent authority – NCA): een overheidsinstantie of bij nationale wet erkend orgaan dat naar nationaal recht bevoegd is om, in het kader van het in de betrokken lidstaat geldende toezichtsstelsel, toezicht te houden op instellingen.

Niet-renderende leningen (non-performing loans – NPL's): in lid 145 van Bijlage V van de technische uitvoeringsnormen van de EBA inzake toezichtsrapportage wordt bepaald dat niet-renderende leningen die leningen zijn die voldoen aan één of beide van de volgende criteria: (a) materiële blootstellingen die meer dan 90 dagen achterstallig zijn; (b) het wordt onwaarschijnlijk geacht dat de debiteur zijn kredietverplichtingen volledig zal nakomen zonder onderpand te gelde te maken, ongeacht het bestaan van enig achterstallig bedrag en ongeacht het aantal achterstallige dagen.

Paspoortprocedures: procedures inzake de vrijheid van vestiging en de vrijheid om diensten te verlenen in andere lidstaten voor alle kredietinstellingen waaraan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat een vergunning is verleend en die onder toezicht van deze autoriteiten staan, op voorwaarde dat deze activiteiten onder de vergunning vallen (zoals wordt geregeld in de artikelen 33 tot en met 46 van CRD IV).

Pijler 2-aanbevelingen (Pillar 2 guidance – P2G): een toezichtsinstrument dat niet-bindende kapitaalverwachtingen vastlegt boven het niveau van de totale kapitaalvereisten. Deze aanbevelingen vormen een aanvulling op de Pijler 2-vereisten (Pillar 2 requirements – P2R). P2G is niet relevant voor het MUB, en niet-naleving van de Pijler 2-aanbevelingen leidt niet automatisch tot actie van de toezichthouder.

Procedure voor Prudentiële Toetsing en Evaluatie (supervisory review and evaluation process – SREP): de procedure die richting geeft aan de prudentiële toetsing van belangrijke en minder belangrijke kredietinstellingen en waarmee wordt bepaald of er (bovenop de wettelijke minimumvereisten) eventueel extra vereisten moeten worden opgelegd voor het eigen vermogen, de verslaggeving of de liquiditeit, of dat er andere toezichtsmaatregelen moeten worden genomen.

Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board – FSB): een internationaal orgaan dat internationale financiële stabiliteit bevordert door nationale financiële autoriteiten en internationale normalisatie-instanties te coördineren bij hun streven naar de ontwikkeling van een stevig regelgevings- en toezichtsbeleid en andere beleidslijnen voor de financiële sector. De Raad versterkt het gelijk speelveld door consistentie te bevorderen in de tenuitvoerlegging van deze beleidslijnen in de verschillende sectoren en rechtsgebieden.

SSM-Kaderverordening: het wetgevend kader waarin de praktische regels worden vastgelegd voor de samenwerking tussen de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme, zoals bedoeld in de SSM-Verordening.

SSM-Verordening: de rechtshandeling die voorziet in de oprichting van een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme voor kredietinstellingen in het eurogebied, en eventueel in andere EU-lidstaten, als een van de belangrijkste onderdelen van de Europese bankenunie. De SSM-Verordening draagt aan de ECB specifieke beleidsmatige taken op inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen.

Toezichtshandleiding: een handleiding die een gedetailleerde beschrijving geeft van de algemene beginselen, processen, procedures en methodologie voor het toezicht op belangrijke en minder belangrijke instellingen, daarbij rekening houdend met de uitgangspunten voor de werking van het SSM. Ook de procedures voor de samenwerking binnen het SSM en met autoriteiten daarbuiten worden erin behandeld. De Toezichtshandleiding is een intern document voor SSM-medewerkers. In september 2014 werd de Gids voor bankentoezicht gepubliceerd, een verkorte versie van deze handleiding, waarin de werking van het SSM wordt uitgelegd en de toezichtspraktijken van het SSM nader worden beschreven.

Totale kapitaalvereisten: de som van de totale SREP kapitaalratio (som van de eigenvermogensvereisten zoals vastgelegd in artikel 92 van de Verordening Kapitaalvereisten en de aanvullende eigenvermogensvereisten), de kapitaalbuffervereisten en de macroprudentiële vereisten.

Verordening en Richtlijn Kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation and Directive – CRR/CRD IV): Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (CRR) en Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (CRD IV). Gezamenlijk worden ze vaak CRD IV genoemd.

© Europese Centrale Bank, 2017

Postadres 60640 Frankfurt am Main, Duitsland

Telefoon +49 69 1344 0

Internet www.bankingsupervision.europa.eu

Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld.

ISSN 2443-5899 (html) DOI 10.2866/640346 (html)

ISSN 2443-5899 (pdf) DOI 10.2866/32846 (pdf)

ISBN 978-92-899-2949-3 (html) EU-catalogusnummer QB-BU-17-001-NL-Q (html)

ISBN 978-92-899-2931-8 (pdf) EU-catalogusnummer QB-BU-17-001-NL-N (pdf)

  1. Om bij de SREP alle belangrijke banken op dezelfde manier te kunnen behandelen, heeft ECB-Bankentoezicht de SREP-stresstest uitgevoerd bij alle belangrijke banken die niet onderworpen waren aan de EU-brede stresstest van de EBA.
  2. De EBA geeft nadere informatie over de uitkomsten van de EBA-stresstest op haar website.
  3. Zie tevens Paragraaf 1.2.1.
  4. De gegevens voor 2016 in deze paragraaf hebben betrekking op het derde kwartaal van 2016.
  5. Het totale rendement op het eigen vermogen was in het vierde kwartaal van 2015 4,8%. Op jaarbasis zijn de cijfers over het vierde kwartaal vaak lager dan die over het derde kwartaal als gevolg van seizoensinvloeden op enkele onderliggende posten.
  6. Het cijfer voor het vierde kwartaal van 2015 was 5,8%.
  7. Zie Paragraaf 1.2.5.
  8. Actuele informatie over de EU-brede stresstest van 2016
  9. 'Kapitaaleis' heeft betrekking op Pijler 1- en Pijler 2-vereisten, plus de kapitaalconserveringsbuffer, plus P2G. Ongeacht de infasering van deze buffer zouden banken ook in de toekomst een positieve P2G kunnen verwachten.
  10. De gids is op 28 februari 2017 gepubliceerd.
  11. De gegevens hebben betrekking op belangrijke instellingen op het hoogste consolidatieniveau waarvoor gemeenschappelijke rapportage over kapitaaltoereikendheid (COREP) en financiële rapportage (FINREP) beschikbaar zijn. Door veranderingen in de lijst van belangrijke instellingen en omdat de banken zijn begonnen te rapporteren volgens de FINREP-verplichtingen, kan de lijst van banken die voor verschillende referentieperiodes wordt gebruikt, afwijkingen vertonen. Meer specifiek stonden er in het tweede kwartaal van 2015 102 banken op de lijst, in het eerste kwartaal van 2016 123 (toename van FINREP-rapportageverplichtingen) en in het tweede kwartaal van 2016 124 (veranderingen in de lijst van belangrijke instellingen en FINREP-rapportageverplichtingen). Het aantal entiteiten per referentieperiode zal zich in de toekomst naar verwachting stabiliseren. Eventuele veranderingen zijn dan het gevolg van wijzigingen in de lijst van belangrijke instellingen op grond van beoordelingen door ECB-Bankentoezicht, die gewoonlijk jaarlijks plaatsvinden.
  12. Dit betekent dat ten minste één inspecteur bij een inspectie ter plaatse niet afkomstig is uit het land waar de bank is gevestigd.
  13. Inclusief deelname van JST's aan inspecties ter plaatse.
  14. Second impact assessment of IFRS 9 on EU banks.
  15. Data lineage wordt gedefinieerd als een levenscyclus van data die zowel de oorsprong van de gegevens omvat als de locaties waar ze in de loop van de tijd naartoe worden verplaatst. End-to-end heeft betrekking op de optimalisering van de effectiviteit en de efficiëntie van het proces door zo veel mogelijk tussenstappen of -lagen te verwijderen.
  16. Enhanced dialogue between boards and supervisors: towards a sound governance framework.
  17. Deze werkzaamheden zijn beschreven in het jaarverslag van de ECB inzake haar toezichtswerkzaamheden voor 2015, op bladzijde 46.
  18. Overeenkomstig de taken die op grond van Artikel 5 van de SSM-Verordening aan de ECB zijn opgedragen.
  19. De als mondiaal systeemrelevant aangemerkte instellingen (met volledig ingefaseerde buffervereisten vanaf 2019) zijn BNP Paribas, Groupe BPCE, Groupe Crédit Agricole, Deutsche Bank, ING Bank, Banco Santander, Société Générale en UniCredit Group.
  20. Voor nadere informatie, zie ECB Macroprudential Bulletin, Issue 2/2016.
  21. Citibank Holdings Ireland Limited is de holding op het hoogste consolidatieniveau voor de bancaire entiteit Citibank Europe plc. Citibank Europe plc is de enige dochtermaatschappij van Citibank Holdings Ireland Limited.
  22. Het vervallen van een autorisatie houdt in dat, indien de nationale wetgeving hierin voorziet, de vergunning zonder een daartoe strekkend formeel besluit ophoudt te bestaan. Daarbij gaat het om een rechtsgevolg dat intreedt zodra zich een specifieke en welbepaalde gebeurtenis voordoet, zoals de uitdrukkelijke afstanddoening van de vergunning door de entiteit of het feit dat de instelling zelf ophoudt te bestaan, bijvoorbeeld als gevolg van een fusie.
  23. Met inbegrip van een beperkt aantal (15) verzoeken inzake bestuurlijke nevenfuncties.
  24. Het totale aantal autorisatieprocedures is meegenomen in 1.191 rechtshandelingen van de ECB (zie Figuur 7 in Paragraaf 4.2. Een aantal rechtshandelingen omvat meer dan één autorisatieprocedure, zoals geschiktheidsbeoordelingen van diverse leden van de bestuursorganen van dezelfde belangrijke instelling en de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen in diverse dochterondernemingen als gevolg van één transactie.
  25. Aangezien 15 januari 2015 de afgrenzingsdatum voor 2014 was, is er van een beperkte dubbeltelling sprake voor de cijfers van 2014 en 2015.
  26. “Specifieke verwervers” worden gekenmerkt door een complexe bedrijfsstructuur, een ondoorzichtige corporate governance, een beleggingsstrategie voor de korte termijn of financiering met een aanzienlijk deel vreemd vermogen of quasi-vreemd vermogen, zoals private-equityfondsen.
  27. Sleutelfunctionarissen zijn werknemers die geen zitting in het bestuursorgaan hebben maar onder de algehele verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan wel invloed van betekenis over de koers van de instelling uitoefenen. Voorbeelden zijn een credit risk officer en een compliance officer.
  28. Eerst eind 2016 is verduidelijkt dat de ECB bevoegd is voor het beoordelen van sleutelfunctionarissen waar de nationale wetgeving dit vereist. Tenuitvoerlegging van dit besluit vindt plaats in 2017.
  29. IMAS is een informatiemanagementsysteem voor het Europese bankentoezicht. Zie ook Paragraaf 4.6.
  30. De ontwerpversie van de Guide to fit and proper assessments is op 14 november 2016 ten behoeve van openbare consultatie gepubliceerd, gelijktijdig en volledig in overeenstemming met de eveneens ter consultatie gepubliceerde herziene EBA-richtlijnen inzake geschiktheid. Naar verwachting wordt de definitieve versie in het tweede kwartaal van 2017 gepubliceerd.
  31. "Risicobeheersing en interne beheersingsmaatregelen" betreft de mechanismen of processen waarover een entiteit dient te beschikken voor het adequaat vaststellen, beheersen en rapporteren van risico's waaraan zij is of kan zijn blootgesteld. Bij "Functies in een bestuursorgaan" gaat het om de mate waarin degenen die het bedrijf van een instelling daadwerkelijk aansturen – of degenen die bevoegd zijn om de strategie, doelstellingen en algehele koers van de instelling te bepalen en die op de besluitvorming door het bestuur toezien en deze monitoren – hun verantwoordelijkheden vervullen.
  32. Het doel van de MoU is om samenwerking met betrekking tot belangrijke bijkantoren te faciliteren tussen ECB-Bankentoezicht en de Noordse autoriteiten (en tussen de Noordse autoriteiten onderling) binnen en buiten het eurogebied. De MoU gaat dan ook niet alleen over entiteiten van het eurogebied maar ook over een bredere selectie van entiteiten die onder het toezicht van deze Noordse autoriteiten vallen. Naast bankentoezichttaken komen ook consumentenbescherming, betaaldiensten en betalingsverkeer en anti-witwasbeleid aan de orde. De MoU reikt dan ook verder dan de taken van ECB-Bankentoezicht. De mate van samenwerking tussen de deelnemende autoriteiten blijft echter onderworpen aan de wetten van de Europese Unie. ECB-Bankentoezicht neemt dan ook alleen in zoverre deel aan de MoU waar het de eigen toezichthoudende taken betreft.
  33. Zoals bepaald in de Gedelegeerde Verordening van de Commissie (EU) 2016/98 en de Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) 2016/99 .
  34. Zie Paragraaf 4.1.2 van het ECB-jaarverslag 2015 voor meer informatie over de drie onderdelen van de FSAP's van het IMF en de belangrijkste doelstellingen van de ECB hierin.
  35. De op interne ratings gebaseerde benadering (internal ratings-based approach – IRBA) is een van de methoden waarmee instellingen de kapitaalvereisten voor kredietrisico kunnen berekenen. Het IRB-raamwerk biedt twee benaderingen waaruit banken kunnen kiezen: de foundation-benadering (FIRB), waarbij banken zelf hun probability of default-parameter (PD) berekenen en de andere risicoparameters overnemen uit de CRR; en de advanced-benadering (AIRB), waarbij banken alle risicoparameters zelf berekenen.
  36. EBA-rapport over de hefboomratiovereisten op grond van artikel 511 van de CRR.
  37. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Verordening nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de liquiditeitsvereisten voor kredietinstellingen.
  38. Zie het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2015 voor een uitgebreide beschrijving van de achtergronden, inhoud en processen van het OND-project.
  39. Dit is uitsluitend gericht op belangrijke instellingen.
  40. Zie het FSB-persbericht (2016) “Meeting of the Financial Stability Board in Chengdu on 21 July”.
  41. Artikel 6, lid 7, van het Reglement van Orde van de Raad van Toezicht voorziet in een schriftelijke procedure voor het nemen van besluiten, tenzij ten minste drie stemgerechtigde leden van de Raad van Toezicht daartegen bezwaar maken. In dat geval wordt het punt op de agenda van de volgende vergadering van de Raad van Toezicht geplaatst. Normaal gesproken heeft de Raad van Toezicht ten minste vijf werkdagen nodig voor een schriftelijke procedure.
  42. Zie Artikel 26, lid 10, van de SSM-Verordening.
  43. De Administratieve Raad voor Toetsing bestaat uit vijf leden: Jean-Paul Redouin (Voorzitter), Concetta Brescia Morra (Vicevoorzitter), Javier Arístegui Yáñez, André Camilleri en Edgar Meister, plus twee plaatsvervangers: René Smits en, vanaf 3 februari 2016, Ivan Šramko.
  44. Overweging 64 van de SSM-Verordening.
  45. Besluit ECB/2014/39 bevat ook bepalingen over organisatorische aspecten.
  46. FINREP (FINancial REPorting) en COREP (COmmon REPorting) maken deel uit van de technische uitvoeringsnormen van de EBA. FINREP heeft betrekking op het verzamelen van financiële informatie van bankinstellingen met behulp van een gestandaardiseerd opgestelde jaarrekening (balans, winst-en-verliesrekening en gedetailleerde bijlagen). COREP heeft betrekking op het verzamelen, eveneens in gestandaardiseerde vorm, van informatie over de berekening van Pijler 1, d.w.z. gegevens over eigen vermogen, aftrekkingen (krediet-, markt- en operationeel risico) en grote blootstellingen.
  47. Artikel 140, lid 4, van de SSM-Kaderverordening.
  48. De "sequentiële aanpak" is het kader voor het versturen van toezichtsgegevens van de banken naar de NCA's, van de NCA's naar de ECB en van de ECB naar de EBA.
  49. IMAS: het informatiemanagementsysteem voor het SSM.
  50. Rechtshandelingen: ALMM: Uitvoeringsverordening (EU) 2016/313 van de Commissie van 1 maart 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 met betrekking tot de maatstaven voor bewaking van de additionele liquiditeit; SBP: Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 van de Commissie van 14 september 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor sjablonen, definities en IT-oplossingen die door de instellingen moeten worden gebruikt bij de rapportage aan de Europese Bankautoriteit en de bevoegde autoriteiten; LCR: Uitvoeringsverordening (EU) 2016/322 van de Commissie van 10 februari 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen wat de rapportage door instellingen aan de toezichthoudende autoriteit over het liquiditeitsdekkingsvereiste betreft; LR: Uitvoeringsverordening (EU) 2016/428 van de Commissie van 23 maart 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen wat de rapportage van de hefboomratio betreft.
  51. Zie "De Europese banksector in cijfers". Zie ook SSM Banking Statistics.
  52. Besluit (EU) 2015/529 van 21 januari 2015 tot wijziging van Besluit ECB/2004/3 inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/1, PB L 84 van 28.3.2015, blz. 64). Volgens deze regels heeft iedereen recht op toegang tot ECB-documenten onder bepaalde voorwaarden die in het Besluit zijn beschreven. Het Besluit geeft tevens de redenen om geen toegang tot documenten te verlenen, zoals de vertrouwelijkheid van de notulen van de besluitvormende organen van de ECB, de Raad van Toezicht of andere interne organen.
  53. Overeenkomstig artikel 29 van de SSM-Verordening.
  54. Besluit (EU) 2016/661 van de Europese Centrale Bank van 15 april 2016 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2016 (ECB/2016/7).
  55. Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41).
  56. Voor de kleinste belangrijke banken, waarvan de totale activa minder dan € 10 miljard bedragen, wordt de minimumvergoedingscomponent gehalveerd.
Klokkenluiders