- PERSBERICHT
ECB houdt kapitaalvereisten voor 2026 grotendeels stabiel tegen de achtergrond van aanhoudende wereldwijde uitdagingen
18 november 2025
- Geaggregeerde resultaten van de procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie 2025 voor banken onder ECB-toezicht geven blijk van robuuste kapitaal- en liquiditeitsposities en sterke winstgevendheid
- Totale vereiste en aanbevolen tier 1-kernkapitaal en Pijler 2-vereisten voor 2026 zijn grotendeels stabiel gebleven op respectievelijk 11,2% en 1,2%
- Niet-bindende Pijler 2-aanbeveling voor 2026 is gedaald van 1,3% naar 1,1%
- Kwalitatieve maatregelen zijn in de eerste plaats gericht op kredietrisico, governance en kapitaaltoereikendheid, met intensievere follow-up door toezichthouders van herstelmaatregelen van banken
- Toezichtsprioriteiten voor 2026-2028 zijn gericht op de weerbaarheid van banken tegen geopolitieke risico’s en macrofinanciële onzekerheden, en op hun operationele veerkracht en IT-capaciteiten.
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft vandaag de resultaten van de procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (SREP) voor 2025 en de toezichtsprioriteiten voor 2026-2028 gepubliceerd. Die beoordeling heeft betrekking op 105 banken die onder rechtstreeks toezicht van de ECB staan en wordt gebruikt om hun kapitaal, liquiditeit, winstgevendheid, governance en risicobeheer te evalueren.
Al met al hielden de banken in het tweede kwartaal van 2025 een solide kapitaal- en liquiditeitspositie en een sterke winstgevendheid aan. Het gewogen gemiddelde tier 1-kernkapitaal (CET1), de hoogste kwaliteit van bankkapitaal, bedroeg 16,1% van de risicogewogen activa van banken. De hefboomratio bedroeg 5,9%. De totale kapitaalratio bedroeg 20,2%.
Ook de liquiditeitsbuffers bleven ruim boven het minimum van 100%, met een totale liquiditeitsdekkingsratio (LCR) in het tweede kwartaal van 2025 van 158%. De banken behielden een goede toegang tot retail- en wholesalefinanciering en de gemiddelde nettostabielefinancieringsratio (NSFR) bleef over het algemeen stabiel op 127%.
De winstgevendheid bleef sterk dankzij nettobaten uit rente, vergoedingen en provisies. Het geaggregeerde jaarlijkse rendement op eigen vermogen bedroeg in het vierde kwartaal van 2024 9,5% en groeide verder tot 10,1% in het tweede kwartaal van 2025.
De activakwaliteit bleef in de hele sector robuust, met een percentage niet-renderende leningen (NPL) van 1,9% in het tweede kwartaal van 2025. NPL-ratio’s voor hypothecaire leningen voor zakelijk vastgoed en leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen blijven boven het gemiddelde (respectievelijk 4,6% en 4,9%), terwijl in sommige landen met een doorgaans lage NPL-ratio nu sprake is van een lichte toename van de uitstaande NPL’s.
Fase 2-leningen en -voorschotten, d.w.z. leningen waarvoor het kredietrisico sinds de eerste opname aanzienlijk is toegenomen, zijn marginaal gestegen, van 9,5% in het tweede kwartaal van 2024 naar 9,6% in het tweede kwartaal van 2025.
De momenteel goede weerbaarheid van de bankensector in het eurogebied is het resultaat van verschillende factoren, waaronder doeltreffende regelgeving, goed toezicht, beter risicobeheer door banken en buitengewone budgettaire en monetaire reacties op recente macro-economische schokken.
Kwalitatieve en kwantitatieve toezichtsmaatregelen
De toezichtsmaatregelen in deze SREP-cyclus zijn het gevolg van de prioriteiten die de Raad van Toezicht voor 2025-2027 heeft vastgesteld. Ze waren voornamelijk gericht op de weerbaarheid van banken tegen onmiddellijke macrofinanciële bedreigingen en ernstige geopolitieke schokken, en op het herstel door banken van door toezichthouders vastgestelde tekortkomingen, onder meer in verband met governance, risicobeheer en uitdagingen voor de digitale transformatie.
In vergelijking met het voorgaande jaar heeft de ECB ongeveer 30% minder nieuwe kwalitatieve maatregelen uitgevaardigd. Deze daling sluit aan bij het verbeterde risicogerichte toezicht van de ECB en de betere follow-up door de banken. De uitgevaardigde kwalitatieve maatregelen zijn gericht op kredietrisico (40%), interne governance (17%), kapitaaltoereikendheid (11%) en operationeel risico (10%). Daartoe behoren kredietrisicomonitoring en het beheer van specifieke portefeuilles, de samenstelling van bestuursorganen, de verbetering van het stresstestkader in het intern proces ter beoordeling van de kapitaaltoereikendheid (ICAAP) en herstelwerkzaamheden in verband met de IT-bedrijfscontinuïteit.
De gemiddelde totaalscore van de SREP is licht verbeterd van 2,6 vorig jaar naar 2,5. Deze verbetering was niet uniform omdat de scores vooral gegroepeerd zijn rond het centrum van de verdeling. Banken die eerder een rating van 3- hadden, behaalden een betere score, en bij banken met een rating van 2 of beter is die licht gedaald. Over het algemeen blijft een kwart van de banken in de zwakste categorieën (scores 3-4).
Wat de kwantitatieve vereisten betreft, bleven de totale tier 1-kernkapitaalvereisten en -aanbevelingen voor 2026 grotendeels stabiel op 11,2%. Dit cijfer omvat de Pijler 1- en Pijler 2-vereisten, gecombineerde buffervereisten en de Pijler 2-aanbeveling (P2G).
De Pijler 2-vereisten voor tier 1-kernkapitaal waaraan banken in 2026 moeten voldoen, zijn min of meer stabiel gebleven op 1,2% van de risicogewogen activa (RWA).
Het gecombineerde buffervereiste, d.w.z. de som van de kapitaalconserveringsbuffer, de systeembuffers en de anticyclische kapitaalbuffer, is licht gestegen door de hogere anticyclische kapitaalbuffer in sommige landen als gevolg van nationale maatregelen.
De niet-bindende P2G, die is gebaseerd op de EU-brede stresstest van 2025 en van toepassing is in 2026, is van 1,3% naar 1,1% gedaald (CET1). Dit is het gevolg van de resultaten van de stresstest van dit jaar: de verliezen waren groter, maar konden beter worden opgevangen dankzij grotere winsten, waardoor de kapitaalafname ten opzichte van de vorige stresstest in 2023 lager was.
De ECB houdt met name toezicht op de niet-renderende posities en hefboomtransacties van banken. Wanneer sprake is van een ongunstige situatie of onvoldoende vooruitgang wordt geboekt bij de herstelmaatregelen, wordt een toeslag toegepast op de Pijler 2-vereisten (P2R). Bij de SREP-besluiten voor 2025 is het aantal banken waarop deze toeslagen van toepassing zijn, afgenomen omdat sommige banken eerdere tekortkomingen hebben hersteld.
Bij de SREP voor 2025 kregen tien banken een toeslag wegens onvoldoende voorzieningen voor niet-renderende posities, tegenover 18 banken bij de vorige SREP-cyclus. Zes banken kregen een P2R-toeslag voor hefboomfinanciering, wat drie banken minder is dan vorig jaar.
Bij 14 banken ziet de ECB een verhoogd risico van buitensporige hefboomwerking en daarom paste ze een Pijler 2-vereiste voor de hefboomratio (P2R-LR) toe op 14 banken, vergeleken met 13 banken bij de vorige evaluatie. Dit vereiste is juridisch bindend en komt bovenop de verplichte minimale hefboomratio van 3% voor alle banken.
Bovendien paste de ECB een niet-bindende P2G-hefboomratio toe bij vijf banken en legde ze aan vier banken kwantitatieve liquiditeitsmaatregelen op.
Toezichtsprioriteiten 2026-2028
De Europese banken moeten nog steeds omgaan met een uitdagend klimaat dat wordt gekenmerkt door grotere geopolitieke risico’s en veranderende concurrentiepatronen als gevolg van de digitalisering en de toegenomen verlening van financiële diensten door niet-banken. Dit vereist toekomstgerichte risicobeoordelingen en voldoende weerbaarheid.
Dit wordt uitgedrukt in de middellangetermijnstrategie van ECB-Bankentoezicht voor 2026-2028, die grotendeels in overeenstemming is met de huidige prioriteiten.
De eerste prioriteit bepaalt dat banken bestand moeten blijven tegen geopolitieke risico’s en macrofinanciële onzekerheden. Dit houdt onder meer in dat banken robuuste criteria voor kredietverlening aanhouden, voldoende kapitaal blijven aanhouden door de verordening kapitaalvereisten (CRR3) op consistente wijze uit te voeren, en klimaat- en natuurgerelateerde risico’s zorgvuldig beheren.
De tweede prioriteit is het waarborgen van een sterke operationele veerkracht en robuuste ICT-capaciteiten. Daarmee wordt bedoeld dat er behoefte is aan veerkrachtig operationeel risicobeheer, zodat tekortkomingen in de risicorapportage en aggregatie van risicogegevens worden hersteld.
Hervorming en methodieken van het toezicht
ECB-Bankentoezicht reageert op het veranderende externe klimaat met een uitgebreide hervorming om efficiënter, doeltreffender en risicogerichter te worden. Die doelstellingen worden toegepast op alle toezichtswerkzaamheden, waarbij de SREP centraal staat. Daarom zijn de definitieve SREP-besluiten of SREP-brieven eind oktober 2025 aan de banken afgeleverd, wat meer dan een maand eerder is dan in voorgaande cycli. Deze besluiten zijn nu korter en richten zich op belangrijke kwantitatieve en kwalitatieve vereisten, de kernresultaten van de SREP en de belangrijkste punten van zorg van de toezichthouders.
In 2026 wordt een transparantere en vereenvoudigde methodiek voor de berekening van de Pijler 2-vereisten van kracht. Nadere informatie over de belangrijkste elementen van deze nieuwe P2R-methodologie is te vinden op de website van ECB-Bankentoezicht.
Ten slotte heeft de ECB vandaag een herziene en bredere methodologie gepubliceerd om het ICAAP van banken te beoordelen. Daarbij gaat het onder meer om een evaluatie van de interne processen van een bank om te zorgen dat ze over voldoende kapitaal beschikt om materiële risico’s te dekken en passende werkwijzen voor risicobeheer hanteert.
De media kunnen met hun vragen terecht bij François Peyratout, tel. +49 172 8632 119.
Toelichting
- Voor de SREP worden vier belangrijke elementen beoordeeld: de levensvatbaarheid en houdbaarheid van bedrijfsmodellen, de toereikendheid van de interne governance en het risicobeheer, kapitaalrisico’s en liquiditeits- en financieringsrisico's. Aan elk element wordt een score toegekend tussen 1 en 4 (waarbij 1 de beste en 4 de slechtste score is). Deze scores worden samengevoegd tot een algehele SREP-score (eveneens van 1 tot 4).
- De SREP-beoordelingscyclus van 2025 was doorgaans gebaseerd op gegevens per ultimo 2024. De uit de SREP van 2025 voortvloeiende besluiten gelden in 2026. Van de 113 instellingen die in september 2025 onder toezicht stonden, maakten 105 banken deel uit van de SREP-beoordeling. Zij zullen een SREP-besluit of een operationele SREP-brief ontvangen. Acht banken krijgen dit jaar geen nieuw SREP-besluit of nieuwe operationele brief door lopende fusies en overnames of door de kenmerken of bijzondere omstandigheden van de instellingen. Zie hier voor meer informatie.
- De toezichthouder verwacht dat banken op basis van de SREP kapitaal aanhouden dat bestaat uit twee delen. Het eerste is het Pijler 2-vereiste (P2R) ter dekking van risico's die in Pijler 1 niet of onvoldoende in aanmerking worden genomen. Het tweede is de Pijler 2-aanbeveling (P2G), die het kapitaalniveau aangeeft dat een bank moet aanhouden om een buffer te hebben die groot genoeg is om stresssituaties het hoofd te kunnen bieden. Dit wordt vooral beoordeeld aan de hand van het ongunstige scenario bij de stresstests die door de toezichthouder worden uitgevoerd. Het P2R is bindend en het niet-naleven ervan kan directe juridisch gevolgen hebben voor banken; de P2G is niet bindend.
- Het totale vereiste en aanbevolen kapitaal bestaat uit de Pijler 1- + Pijler 2-vereisten + het gecombineerde buffervereiste + de Pijler 2-aanbeveling. Zie de toezichtsmethodiek voor nadere informatie over de samenstelling van de kapitaalstapel. Alle cijfers worden weergegeven als percentages van de RWA.
- De gecombineerde buffervereisten omvatten de kapitaalconserveringsbuffer, de anticyclische kapitaalbuffer en de systeembuffers. Dit zijn juridische vereisten die uit de Europese richtlijn kapitaalvereisten voortvloeien of die door de nationale autoriteiten zijn vastgesteld. Systeembuffers omvatten buffers voor mondiaal systeemrelevante instellingen, andere systeemrelevante instellingen en systeemrisico.
- De LCR is een reguleringsnorm en onderdeel van het Bazel III-kader dat banken verplicht voldoende hoogwaardige liquide activa aan te houden om de verwachte uitstroom van kasmiddelen in een 30-daags stressscenario te dekken.
- De NSFR is een indicator waarmee de stabiliteit van de financiering van een bank wordt gemeten door de beschikbare stabiele financiering te vergelijken met de vereiste stabiele financiering om de behoeften in een periode van één jaar te dekken.
Europese Centrale Bank
Directoraat-generaal Communicatie
- Sonnemannstrasse 20
- 60314 Frankfurt am Main, Duitsland
- +49 69 1344 7455
- media@ecb.europa.eu
Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.
Contactpersonen voor de media