- PERSBERICHT
Stresstest laat zien dat de banksector in het eurogebied bestand is tegen een ernstige economische neergang
1 augustus 2025
- Tier 1-kernkapitaalratio (CET1) van het bankenstelsel zou in het ongunstige scenario 12,0% bedragen aan het einde van de projectieperiode, 4 procentpunt lager dan het uitgangspunt
- Sterke winstgevendheid biedt banken solide buffer tegen oplopende geraamde verliezen
- Test heeft betrekking op 96 (51 grote en 45 middelgrote) banken in het eurogebied onder rechtstreeks toezicht van de ECB
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft vandaag de resultaten van haar stresstest van 2025 gepubliceerd. Daaruit blijkt dat het bankenstelsel in het eurogebied bestand is tegen een ernstige economische neergang.
Aan het einde van de in de stresstest beschouwde periode van drie jaar verwachten de 96 deelnemende banken in het ongunstige scenario verliezen van € 628 miljard als gevolg van verslechterend krediet-, markt- en operationeel risico. Dit is een stijging ten opzichte van de € 548 miljard in de stresstest van 2023. Ondanks deze verliezen was de kapitaalafname lager dan bij eerdere stresstests. Dit gunstiger resultaat op het vlak van kapitaalafname is voornamelijk toe te schrijven aan het feit dat banken met een hogere winstgevendheid aan de stresstest begonnen, dankzij de hogere rente en stabiele kwaliteit van de activa. De houdbaarheid van hogere winsten blijft echter onzeker en kan van bank tot bank verschillen.
De totale tier 1-kernkapitaalratio (common equity tier 1 – CET1), een belangrijke maatstaf voor de financiële soliditeit van een bank, zou na drie jaar stress in het voorgeschreven ongunstige scenario dalen tot 12,0%, tegen 10,4% in de test van 2023. Dit komt overeen met een daling van de CET1-ratio met 4,0 procentpunt ten opzichte van het uitgangspunt. Eind 2027 zou de CET1-ratio 5,1 procentpunt lager zijn dan in het basisscenario.
De uitkomsten van de stresstest geven aan dat de huidige kapitaalbuffers bijdragen tot het vermogen van de banksector in het eurogebied om negatieve schokken op te vangen. De stresstest vond plaats tegen een achtergrond van aanzienlijke macrofinanciële onzekerheid, wat het belang onderstreept van voortdurende voorzichtigheid bij de kapitaalplanning en de interpretatie van de resultaten. Banken moeten hun financiële en operationele weerbaarheid blijven versterken, onder meer door te investeren in IT- en cyberweerbaarheid.
De ECB heeft 96 banken onder haar directe toezicht getest. 51 daarvan behoren tot de grootste banken van het eurogebied, die zijn opgenomen in de door de Europese Bankautoriteit (EBA) gecoördineerde EU-brede stresstestresultaten; de 45 andere zijn middelgrote banken die buiten de EBA-steekproef vallen. Samen vertegenwoordigen ze ongeveer 83% van de totale activa van de banksector in het eurogebied. Eerder vandaag publiceerde de EBA gedetailleerde voor de 51 grootste banken. De ECB heeft een selectie van de gegevens voor de 45 middelgrote banken gepubliceerd.
Banken werden onderworpen aan een gemeenschappelijk basisscenario en een hypothetisch ongunstig scenario. Het ongunstige scenario gaat uit van verhoogde geopolitieke spanningen en een intern gericht handelsbeleid, wat leidt tot hogere energieprijzen en gefragmenteerde mondiale toeleveringsketens. Dit zou resulteren in grotere onzekerheid, een afname van het vertrouwen en een aanzienlijke inkrimping van de reële economische groei. De marktrentes zouden in eerste instantie stijgen, met hogere volatiliteit en forse correcties in activaprijzen en vastgoedwaarderingen tot gevolg.
Om de gevolgen van een snel veranderende macrofinanciële omgeving in kaart te brengen, bevat het verslag gevoeligheidsanalyses van de kwetsbaarheden van banken voor veranderingen in belangrijke scenariovariabelen. Veranderende toekomstige rentetarieven zouden bijvoorbeeld de netto rentebaten kunnen doen dalen, en hogere invoerheffingen kunnen leiden tot hogere kredietverliezen in kwetsbare sectoren. Het verslag suggereert echter dat de stresstestmodellen van banken de sectorale kwetsbaarheden slechts tot op zekere hoogte in aanmerking nemen.
De stresstest gaat niet over ‘slagen of zakken’ en er is geen drempel vastgesteld om te bepalen of banken het slecht of goed doen. De test helpt banken om hun risicobeheersingsmethoden te verbeteren en de toezichthouders om de schokbestendigheid van banken te beoordelen.
Belangrijkste factoren van kapitaalafname
De systeembrede afname in het ongunstige scenario wordt voornamelijk veroorzaakt door verliezen in verband met krediet- en marktrisico, samen met verminderde inkomstengroei door banken.
Krediet- en marktrisico liggen aan de basis van de algehele afname, terwijl het compenserend effect van de nettowinst in het ongunstige scenario afneemt. De voorzieningen voor verliezen op leningen en de risicoposten nemen aanzienlijk toe en doen de CET1-ratio aan het einde van 2024 met respectievelijk 5,0 en 1,1 procentpunt dalen, aangezien de negatieve macro-economische schokken inwerken op het vermogen van kredietnemers om aan rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en op de invorderingspercentages. Marktrisico draagt voor 1,3 procentpunt bij aan de afname, vooral door veranderingen in reële waarde bij de overige onderdelen van het totaalresultaat en verliezen door tegenpartijkredietrisico in verband met derivatenhandel. Ten slotte doen het operationeel risico en andere effecten op de winst-en-verliesrekening het CET1-kapitaal met nog eens circa 0,7 procentpunt teruglopen. De netto-inkomsten bedragen 4,8 procentpunt in het ongunstige scenario en fungeren als buffer tegen de verwachte verliezen.
De resultaten van de stresstest houden rekening met de invoering van de nieuwe verordening kapitaalvereisten III (CRR3), waarin de output floor is opgenomen. In het verslag wordt nader ingegaan op de effecten van deze wijziging in de regelgeving op de resultaten van de stresstest.
Integratie in de procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie
De stresstest heeft kwalitatieve en kwantitatieve resultaten opgeleverd. Kwalitatieve resultaten omvatten de tijdigheid, nauwkeurigheid en kwaliteit van de door de banken verstrekte gegevens. De toezichthouders nemen deze aspecten mee in de beoordeling van de governance en het risicomanagement van banken in het kader van de jaarlijkse SREP (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP). Zoals eerder aangekondigd heeft de ECB met name aandacht besteed aan voldoende prudente rapportage door de banken. In de test van dit jaar verstrekten banken over het algemeen toereikende stresstestdata, maar veel banken hebben het nog steeds moeilijk om gedetailleerde, kredietspecifieke gegevens te aggregeren. In 2025 versterkte de ECB haar beoordeling van de ingediende gegevens door tijdens het kwaliteitsborgingsproces korte bezoeken ter plaatse uit te voeren. Zoals bij de start van de stresstest al was aangekondigd, zullen bij een aantal banken na de stresstest meer diepgaande inspecties ter plaatse plaatsvinden, waarbij de nadruk ligt op hun vermogen om stresstests uit te voeren. De inspecties zullen nauw worden afgestemd op andere toezichtactiviteiten.
Tegelijkertijd worden de kwantitatieve uitkomsten van de stresstest gebruikt als uitgangspunt voor de vaststelling van de Pijler 2-aanbeveling (Pillar 2 guidance– P2G). De P2G is een niet-bindende aanbeveling per bank waarmee de ECB haar verwachting uitspreekt voor het door banken naast hun bindende kapitaalvereisten aan te houden kapitaal. De P2G moet ervoor zorgen dat het eigen vermogen van een bank groot genoeg is om potentiële verliezen in verband met stressscenario’s op te vangen.
De ECB past ook een P2G voor de hefboomratio toe om het risico van buitensporige hefboomwerking aan te pakken. De geaggregeerde hefboomratio van de banken in het eurogebied daalde in het ongunstige scenario met 0,9 procentpunt. Aan het einde van de projectieperiode kwam deze ratio uit op 5,0%. Dat is boven het wettelijk vereiste minimum van 3%. De P2G-hefboomratio wordt alleen opgelegd voor bepaalde banken, bijvoorbeeld wanneer de verwachte hefboomratio tot onder het totale vereiste daalt.
Verkennend scenario voor tegenpartijkredietrisico
De ECB heeft de stresstest van 2025 aangevuld met een verkennende scenarioanalyse van het tegenpartijkredietrisico (counterparty credit risk – CCR). Daarbij werd onderzocht hoe geselecteerde banken het CCR modelleren onder uiteenlopende stressomstandigheden en werd ook getracht een beter inzicht te geven in de kwetsbaarheden die voortvloeien uit onderlinge verbanden tussen de banksector en niet-bancaire financiële instellingen (NBFI’s).
Uit de analyse blijkt dat de CCR-posities van banken in stressomstandigheden, na aftrek van onderpand, zeer aanzienlijk zijn in vergelijking met niet-financiële ondernemingen en Amerikaanse NBFI’s. De mate van zekerheidsstelling in problematische CCR-portefeuilles varieert aanzienlijk tussen de banken. Bovendien leidt een scenario van depreciatie van de euro ten opzichte van belangrijke vreemde valuta’s doorgaans tot hogere CCR-verliezen in vergelijking met een scenario van dalende rentes en met het marktrisicoscenario van de EBA. Tegelijkertijd lijkt het specifieke ‘wrongwayrisico’, waarbij de blootstelling aan een bepaalde tegenpartij verband houdt met de eigen kans op wanbetaling in plaats van met algemene marktrisicofactoren, op dit ogenblik relatief beperkt te zijn.
In tegenstelling tot bij de stresstest wordt bij deze test geen kapitaalafname berekend. De testresultaten, onder meer over het beheer van CCR-risico’s, zullen als input dienen voor de toezichtsdialoog met de deelnemende banken.
De media kunnen met hun vragen terecht bij Ettore Fanciulli, tel. +49 172 2570849.
Toelichting
- In de stresstest van 2025 werd de methodologie voor de raming van de nettorentebaten over een periode van drie jaar gecentraliseerd voor alle banken, waarbij gebruik werd gemaakt van een door de toezichthouders voorgeschreven gemeenschappelijke aanpak.
- De bankprojecties werden berekend op basis van de verslagleggingsregels die van toepassing waren per 31 december 2024. Aangezien banken in de EU echter vanaf 1 januari 2025 moeten voldoen aan de herziene CRR3-regels, moesten alle deelnemende banken de uitgangspunten per ultimo 2024 verstrekken met waarden die zijn aangepast overeenkomstig CRR3. Alle hier vermelde CET1-kapitaalratio’s weerspiegelen voornamelijk de ‘overgangsregeling’ volgens CRR3, die tegen 2033 geleidelijk wordt afgeschaft.
- Wijzigingen in de regelgeving met betrekking tot de fundamentele herziening van de handelsportefeuille zijn in de stresstest niet meegenomen, aangezien ze tijdelijk waren uitgesteld voordat de stresstestmethodologie voor 2025 was afgerond.
- Voor de bepaling van de P2G hanteert ECB-Bankentoezicht een tweestappenaanpak. In stap 1 wordt elke bank op basis van haar maximale CET1-kapitaalafname in de stresstest in een categorie ondergebracht. In stap 2 bepalen de toezichthouders de uiteindelijke P2G binnen de bandbreedte van iedere categorie (en in uitzonderlijke gevallen daarbuiten), in overeenstemming met de bijzonderheden van elke bank.
- Om de P2G-hefboomratio vast te stellen, neemt de ECB de projecties voor de hefboomratio uit het ongunstige scenario van de stresstest als uitgangspunt en volgt daarna een tweestappenbenadering vergelijkbaar met die beschreven voor de P2G hierboven.
- De netto-inkomsten bestaan uit de som van het nettobedrijfsresultaat, de nettorentebaten, de nettobaten uit provisies en commissies minus de beheerkosten.
- De output floor is een regelgevende maatstaf die de mate beperkt waarin banken hun eigen interne modellen kunnen gebruiken om hun risicogewogen activa te berekenen. Deze maatstaf stelt in wezen een minimumniveau vast voor de risicogewichten die van deze modellen worden afgeleid, zodat de banken de risico’s waarmee ze worden geconfronteerd, niet onderschatten.
Europese Centrale Bank
Directoraat-generaal Communicatie
- Sonnemannstrasse 20
- 60314 Frankfurt am Main, Duitsland
- +49 69 1344 7455
- media@ecb.europa.eu
Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.
Contactpersonen voor de media