De ECB brengt alle onder toezicht staande banken een jaarlijkse vergoeding voor toezicht (toezichtsvergoeding) in rekening om haar kosten in verband met het bankentoezicht te dekken.
Het totaalbedrag van de jaarlijkse vergoedingen wordt gebaseerd op de werkelijke kosten, die bij de afsluiting van het betreffende boekjaar bekend worden. Dat betekent dat het totaalbedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoedingen en het ECB-besluit dienaangaande in maart van het volgende jaar worden gepubliceerd, tegelijk met het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden.
De vergoeding voor 2020 wordt in 2021 in rekening gebracht, in het tweede kwartaal.
Hoofdstuk 6 van het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden bevat informatie over de werkelijke uitgaven en personele inzet ten behoeve van de toezichtstaken van de ECB, evenals een toelichting op het kader voor toezichtsvergoedingen voor de desbetreffende verslagperiode. Hoofdstuk 6 bevat ook een raming van de jaarlijkse kosten voor de volgende vergoedingsperiode.
Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden
Het totaalbedrag van de toezichtsvergoedingen dekt de kosten die de ECB in de desbetreffende vergoedingsperiode (d.w.z. het desbetreffende jaar) heeft gemaakt in verband met haar toezichtstaken. Het bedrag bestaat uit:
Onder het totaalbedrag vallen ook:
De kosten die de ECB jaarlijks voor het bankentoezicht maakt, bestaan hoofdzakelijk uit kosten die direct verband houden met haar toezichtstaken:
Voor al deze soorten taken worden ook uitgaven gedaan die indirect verband houden met de toezichtstaken van de ECB, zoals de kosten van door ondersteunende functies van de ECB verleende gemeenschappelijke diensten, waaronder huisvesting, humanresourcesmanagement en IT-dienstverlening.
Het totaalbedrag dat de ECB de banken in rekening brengt, moet de door de ECB in de betreffende vergoedingsperiode gemaakte kosten voor toezicht dekken, maar mag deze niet overschrijden. De ECB heeft tot en met de vergoedingsperiode 2019 steeds een vergoeding in rekening gebracht die was gebaseerd op een raming, met als gevolg dat er altijd een (positief of negatief) verschil was met de daadwerkelijke uitgaven. Het overschot of het tekort van het voorgaande jaar werd verrekend met het totaalbedrag voor het volgende jaar. Dat betekent dat de vergoeding voor de periode 2020 weliswaar pas in rekening wordt gebracht zodra de werkelijke kosten bekend zijn, maar dat het overschot van de periode 2019 daarop nog in mindering moet worden gebracht.
Eind 2019 bedroegen de uitgaven van de ECB aan toezichtstaken € 537,0 miljoen. Dit was 4% minder dan geraamd, resulterend in een overschot van € 22,0 miljoen. Dit bedrag wordt afgetrokken van het voor 2020 in rekening te brengen totaalbedrag.
Vanaf de vergoedingsperiode 2021 zullen dergelijke overschotten of tekorten zich niet langer voordoen.
Elke onder toezicht staande bank of bankgroep moet een vergoeding betalen voor het (deel van het) jaar waarin ze onder toezicht staat. Doet zich een verandering voor in de situatie van een bank of bankgroep nadat de ECB de individuele toezichtkennisgeving heeft vastgesteld, dan zal deze worden verwerkt in het totaalbedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoeding voor de daaropvolgende vergoedingsperiode. Onder een verandering van situatie vallen de vergunningverlening voor nieuwe, onder toezicht komende banken, de intrekking van vergunningen en statusveranderingen van belangrijk naar minder belangrijk, of omgekeerd.
De ECB neemt alle nodige maatregelen om de toezichtsvergoeding te innen bij onder toezicht staande banken en bankgroepen. De rente op te laat ontvangen bedragen en eventuele oninbare bedragen worden meegenomen bij het vaststellen van het totaalbedrag van de toezichtsvergoedingen voor het volgende jaar.
Omdat nog niet bekend is of er andere aanpassingen in verband met eerdere vergoedingsperiodes nodig zijn, is daarmee geen rekening gehouden bij de raming van de toezichtsvergoeding voor 2020.
Het totaalbedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt voor de vergoedingsperiode 2020 geraamd op € 581,7 miljoen (zie de onderstaande tabel). Dit is € 5,7 miljoen meer dan de € 576,0 miljoen die in 2019 werd geheven.
Anders dan 2018, dat met een tekort eindigde, bleek de raming voor 2019 € 22,0 miljoen te hoog. Dit bedrag wordt doorgeschoven naar de vergoedingsperiode 2020. De periode 2020 wordt de laatste waarin bij het in rekening brengen van de toezichtsvergoeding voor de ECB sprake zal zijn van een tekort of overschot ten opzichte van eerdere ramingen.
Geraamde jaaruitgaven 2020 |
Geraamde jaaruitgaven 2019 |
Geraamde jaaruitgaven 2018 |
|
---|---|---|---|
Totaalbedrag toezichtsvergoedingen* | 581,7 | 576,0 | 474,8 |
Geraamde uitgaven | 603,7 | 559,0 | 502,5 |
Overschot/tekort van voorgaand jaar | -22,0 | 15,3 | -27,9 |
Overige aanpassingen | Nog niet bekend | 1,7 | 0,2 |
*Alle bedragen zijn in miljoenen euro. Totalen kunnen door afronding enigszins afwijken.
De groei van de uitgaven heeft te maken met het directe toezicht op de belangrijke banken. De raming van de toezichtsvergoedingen voor 2020 is te vinden in hoofdstuk 6.1 van het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden 2019.
Het bedrag dat via de jaarlijkse toezichtsvergoedingen in rekening wordt gebracht, is afhankelijk van het feit of de onder toezicht staande entiteit of bankgroep een belangrijke instelling of een minder belangrijke instelling is, en derhalve van de intensiteit van het toezicht door de ECB.
Vergoedingen 2020 – belangrijke
banken |
Vergoedingen 2020 – minder belangrijke
banken |
Totaal |
|
---|---|---|---|
Totaalbedrag toezichtsvergoedingen* | 521,27 | 60,5 | 581,7 |
Geraamde jaaruitgaven | 544,3 | 59,4 | 603,7 |
Overschot/tekort van voorgaande periode | -23,1 | 1,1 | -22,0 |
Overige aanpassingen | Nog niet bekend | Nog niet bekend | Nog niet bekend |
*Alle bedragen zijn in miljoenen euro. Totalen kunnen door afronding enigszins verschillen.