Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Voorwoord van Mario Draghi, President van de ECB

Vijf jaar na de start van het Europees bankentoezicht tekenen zich de voordelen ervan inmiddels af. Zo zijn de toezichtspraktijken van 19 nationale modellen tot één Europees model versmolten. Dankzij verder geharmoniseerde regelgeving en grotere transparantie is een gelijker speelveld voor banken in het eurogebied ontstaan.

Toezichthouders hebben vandaag de dag de beschikking over een beter totaaloverzicht van het bankwezen. De banken in het gehele eurogebied worden tegenwoordig vergeleken met een groot aantal van hun soortgenoten, wat het benchmarken van bedrijfsmodellen en risicoprofielen effectief maakt. Tegelijkertijd kunnen ook grensoverschrijdende verwevenheden en doorwerkingseffecten eenvoudiger worden bewaakt, waarmee niet alleen ons begrip van risico's op bankniveau is versterkt, maar ook dat van systeemrisico's die hun oorsprong in de bankensector vinden.

Dankzij deze voordelen hebben we de Europese bankensector schokbestendiger kunnen maken. Zo hebben de banken hun CET1-ratio opgevoerd van 11,3% eind 2014 tot 14,1% in 2018. Ook met het afbouwen van problematische activa uit het verleden is voortgang geboekt, waarbij in dezelfde periode de niet-renderende leningen (non-performing loans – NPL's) met circa € 300 miljard zijn afgenomen. De financiering en de liquiditeit zijn bovendien stabieler dan voorheen.

De banken worden nog wel steeds met een aantal belangrijke uitdagingen geconfronteerd. Zo bleef in 2018 de winstgevendheid laag, wat gevolgen heeft voor de mate waarin banken aan de economie kunnen lenen. Tussen 2016 en 2018 hebben de banken in het eurogebied die het beter deden de lagere rentemarges gecompenseerd door hun kredietverlening te verruimen, terwijl banken die slechter presteerden die juist inkrompen.

Door overcapaciteit en hoge kosten terug te brengen, wordt de winstgevendheid verbeterd. Om hetzelfde doel te bereiken is het noodzakelijk het resterende niveau van NPL’s verder te verlagen en de verborgen verliezen en de onzekerheid in verband met de waardering van bepaalde complexe financiële activa (met inbegrip van maar niet beperkt tot niveau 3-activa) te verminderen. Het is dan ook van belang dat banken, toezichthouders en regelgevers de handen ineen blijven slaan om deze vraagstukken aan te pakken en er daarbij voor zorgen dat banken hoge normen voor risicobeheer naleven.

Van niet minder groot belang is het om te komen tot een consistent regelgevend en institutioneel kader voor robuuste grensoverschrijdende integratie. Van een verder geïntegreerde bankensector gaat immers een stimulans uit tot grensoverschrijdende consolidatie en diepgaander private risicodeling binnen het eurogebied, waardoor een stabieler macro-economisch klimaat ontstaat. Het is zaak dat regelgevers en toezichthouders verder op een uniformer prudentieel kader aansturen, zodat afbakening van toetsingsvermogen en liquiditeit wordt belemmerd.

Deze inspanningen gaan hand in hand met het benodigde proces dat gericht is op de voltooiing van de bankenunie. Het Europees bankentoezicht dient te worden ondersteund door een sterk afwikkelingskader en een effectief depositogarantiestelsel, zodat de integriteit van de gemeenschappelijke bankenmarkt onbetwist blijft.

Inleidend interview met Andrea Enria, Voorzitter van de Raad van Toezicht

U bent in januari 2019 Voorzitter van de Raad van Toezicht van de ECB geworden. Hoe gaat u deze belangrijke taak invullen?

Om te beginnen hebben Danièle Nouy, Sabine Lautenschläger en al onze collega's, zowel hier bij de ECB als bij de nationale bevoegde autoriteiten, al geweldig werk verricht door een goed functionerende organisatie op te zetten. Ik hoef dus het wiel niet opnieuw uit te vinden. Er zullen hoge toezichtsnormen moeten worden gehandhaafd, volgens de rigoureuze en veeleisende aanpak die in het oprichtingsstadium is geformuleerd.

De oprichting van een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme is natuurlijk een flinke stap voorwaarts, maar laten we wel zijn, we hebben nog steeds geen werkelijk geïntegreerde Europese bankenmarkt. Voor vooruitgang op dit gebied is het nodig dat de hindernissen op het gebied van wetgeving worden weggenomen, maar dat is natuurlijk niet aan ons. Toch vind ik dat we al het mogelijke moeten doen om voortgang te boeken richting de bankenunie als een gemeenschappelijk rechtsgebied, en daarmee bedoel ik een gemeenschappelijk rechtsgebied wat betreft regelgeving en toezicht. Dit zou de basis vormen voor een echte binnenlandse markt voor Europese banken.

Het belangrijkste dat we voor ogen moeten houden is voor wie we ons werk doen: de Europese burgers, spaarders, beleggers, leningnemers en de economie als geheel. Aan hen moet ons werk ten goede komen, en aan hen zijn we verantwoording verschuldigd. Ik vat dat heel serieus op en ik vind dat er goede redenen zijn om zo transparant mogelijk te zijn. Het moet de mensen duidelijk zijn wat wij doen en wat zij daaraan hebben. Banken moeten ons beleid en onze daden begrijpen en erop kunnen anticiperen. En voor beleggers geldt hetzelfde. Tegenwoordig leven we in een ‘bail-inwereld’: als een bank in de problemen komt, komen de verliezen voor rekening van zijn investeerders. Daarom moeten zij beter kunnen begrijpen welke risico's ze nemen.

U kreeg direct aan het begin van uw termijn te maken met een bank die in de problemen kwam. Wat waren uw eerste ervaringen met het nieuwe Europese kader voor crisisbeheersing?

Wat me het meeste opviel, was de totale inzet van onze medewerkers. Iedereen heeft keihard gewerkt, ook tijdens de kerstdagen en de jaarwisseling. En iedereen was zich bewust van wat er op het spel stond en hoezeer de perikelen van een bank het leven van mensen kunnen raken. Dat is waar het om gaat bij een crisis. Alle processen zijn soepel verlopen en alle betrokken autoriteiten hebben goed samengewerkt.

Wat niet wil zeggen dat er geen verbetering mogelijk is. Wanneer wij als toezichthouders met een crisis te maken hebben, hebben we te werken binnen de grenzen van de bestaande regelgeving. En die verschilt nog steeds van land tot land. Zo is de Richtlijn herstel en afwikkeling van banken (Bank Recovery and Resolution Directive – BRRD) niet eenduidig in de nationale wetgeving omgezet. En ieder land heeft zijn eigen insolventiewetgeving, wat inhoudt dat we bij een crisis niet in ieder land dezelfde instrumenten kunnen inzetten. En dat we niet altijd zeker weten of we in alle gevallen een soepele exit uit de markt kunnen garanderen. Dat is best een probleem, zeker voor grensoverschrijdende banken. Een andere kwestie die onlangs naar voren is gekomen, is het gebrek aan afspraken over liquiditeit tijdens afwikkeling. We hebben dus nog wel wat werk te verzetten om ons op toekomstige crises voor te bereiden.

De eerstvolgende grote verandering die eraan komt is de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Wat vindt u daarvan?

Persoonlijk vind ik de brexit een bijzondere droevige aangelegenheid, al is het maar omdat ik in het Verenigd Koninkrijk heb gestudeerd en er vervolgens, in Londen, twaalf jaar heb gewoond. En ik kan ook uit ervaring zeggen dat er in het Verenigd Koninkrijk niet altijd een juist beeld van de Europese Unie wordt geschetst. Het lijkt erop dat veel mensen de kosten van een verenigd Europa overschatten en de voordelen ervan onderschatten.

Binnen de bankensector gaat de brexit voor nogal wat verandering zorgen. Een flink aantal banken gaat naar het eurogebied verhuizen, wat tot een gedaanteverandering van het bankenlandschap zal leiden. En dat brengt weer volop vragen met zich mee, alleen al hoe het reguleren van en het toezicht houden op bijkantoren of beleggingsondernemingen uit derde landen plaats moet vinden. In voorbereiding op de brexit hebben banken, regelgevers en toezichthouders al veel werk moeten verzetten en ook na de brexit wacht ons nog flink wat werk. En toch heb ik er alle vertrouwen in dat we de uitdaging aankunnen, ook dankzij onze effectieve samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk.

Welke andere uitdagingen zijn er voor de banken?

Nou, aan uitdagingen voor banken is geen gebrek. Het is zaak dat ze hun balans nog verder opschonen, hun bedrijfsmodel aanscherpen, hun governance beter op orde brengen en hun afwikkelbaarheid goed regelen. En dat zijn dan nog maar de uitdagingen van heden en verleden.

Wat de toekomst betreft, moeten banken ook scherp in de gaten houden wat er op de markten gebeurt. Er is nu al geruime tijd liquiditeit in overvloed, tegen een lage prijs. En in combinatie met lage winsten heeft dat banken ertoe aangezet grotere risico's te nemen. Maar ze moeten wel oplettend blijven: hoge activawaarderingen en lage risicopremies zijn nu eenmaal niet vanzelfsprekend. Op enig moment kan een omslag plaatsvinden, en die kan heel abrupt zijn. Een plotselinge stijging van risico- en termijnpremies kan banken op vele manieren schaden, waardoor hun winst, liquiditeit en kapitaal mogelijk gevaar loopt. De financierings- en marktrisico's gaan dan waarschijnlijk ook groter worden. Als toezichthouders nemen wij deze risico's bijzonder serieus, en dat dienen banken ook te doen.

U noemde zojuist de governance van banken als iets waaraan gewerkt moet worden. Hoe belangrijk is dat?

Vandaag de dag houden banken meer kapitaal aan van hogere kwaliteit en meer liquiditeiten, en ze beschikken weer over stabielere financieringsbronnen. Toch is dat allemaal niet zo veel waard als een bank te lijden heeft onder een slechte governance, een kortzichtige leiding en een tekortschietende cultuur. Bankiers moeten zich het volgende goed realiseren. Kortetermijnwinsten mogen nooit de drijfveer voor de activiteiten van een bank zijn; het gaat erom dat banken ook op de lange termijn levensvatbaar blijven. Duurzaamheid is waar het om draait. Kortetermijnwinsten die op de lange termijn schade toebrengen aan klanten, aandeelhouders en belastingbetalers zijn niet alleen maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook niet in het belang van de banken zelf. De recente reeks schandalen en witwasaffaires tonen dat nog maar eens aan.

Het is iedereen inmiddels wel duidelijk dat banken het tegenwoordig moeilijk hebben. Wat kunnen we leren van de banken die nog wel floreren?

Het klopt dat er in het eurogebied een aantal banken zijn die het beter doen dan hun soortgenoten. Wat hebben deze banken dan precies gemeen? Op het eerste gezicht niet veel, want ze verschillen onderling sterk. Het lijkt erop dat er niet zoiets bestaat als een 'gouden strategie’ om weer winstgevend te worden. Maar het is wel van essentieel belang om er überhaupt een strategie op na te houden. Het enige dat deze succesvolle banken wel verbindt, is dat ze uitblinken in wat we betitelen als ‘strategische aansturing’. Ze formuleren niet alleen een strategie, maar het lukt hen ook die uit te voeren. Het gaat er dus niet alleen om wat ze doen, maar hoe ze het doen. Die les kunnen we dus van hen leren.

Ook moeten we het feit onder ogen zien dat er op de Europese bankenmarkten nog steeds een structureel probleem is: er zijn wel veel banken gered met een bail-out, maar er zijn er niet veel die daadwerkelijk van de markt zijn verdwenen. Daardoor lijkt het erop dat Europa nog steeds teveel banken heeft, wat zijn weerslag heeft op de winstgevendheid. In andere bedrijfstakken was consolidatie cruciaal om de overcapaciteit die in de aanloop naar de crisis was ontstaan weg te werken.

Wat veranderingen in de marktstructuur betreft – hoe beoordeelt u de digitalisering? Als een bedreiging, een kans, of beide?

Technologische verandering is altijd een ingewikkeld proces dat lastig te voorspellen is. En toch zie ik wel degelijk kansen. Met behulp van digitalisering kunnen banken efficiënter worden en nieuwe bronnen van omzet genereren. Er zijn flexibelere en snellere processen mogelijk waarmee banken hun klanten van betere diensten en nieuwe producten kunnen voorzien. Als banken deze kansen kunnen aangrijpen, zullen ze daarvan profiteren. Maar als ze niet in beweging komen, zullen anderen dat doen, of het nu kleine, wendbare startende fintechbedrijven zijn of gevestigde technologiereuzen. Dáár ligt de uitdaging voor banken.

Uiteraard is het niet aan regelgevers en toezichthouders om gevestigde banken tegen efficiënter opererende concurrenten te beschermen. Niettemin hebben we wel te maken met nieuwe risico's, waarvan cyberrisico's het duidelijkste voorbeeld vormen. We moeten dergelijke nieuwe risico's dan ook goed in de gaten houden en nagaan of we de regelgeving erop moeten aanpassen. Tegelijkertijd kan digitalisering regelgevers en toezichthouders helpen efficiënter te opereren en de kosten voor naleving terug te dringen, met name voor kleinere en minder complexe ondernemingen. Met andere woorden, ook voor ons liggen er kansen.

Al sinds de crisis is aanpassing van de regels een terugkerend thema. Hoe beoordeelt u de hervorming van de regelgeving? Is die, zoals sommigen beweren, te ver doorgeschoten, of gaat die juist niet ver genoeg?

De hervorming was hard nodig. Door de crisis kwamen er heel wat gaten in het regelgevingskader aan het licht, en die moesten worden gedicht. Ik ben van mening dat het pakket dat op het niveau van de G20 is ontwikkeld, evenwichtig is: het heeft banken aanmerkelijk veiliger en solider gemaakt, terwijl de eisen zijn herijkt en gefaseerd ingevoerd om ongewenste effecten op de kredietverlening en de reële groei te vermijden. Sommige rechtsgebieden zijn verder gegaan dan de eisen volgens internationale standaarden en komen daar nu geleidelijk op terug. In algemene zin vind ik dat we de druk moeten weerstaan om in goede tijden de eisen te verlichten. Want zoals gezegd moeten banken zich niet door kortetermijndenken laten leiden, en dat geldt evenzeer voor regelgevers. We moeten over de stabiliteit van het stelsel op lange termijn nadenken en een procyclische aanpak van de regelgeving zien te vermijden.

Nu is het natuurlijk wel zo dat het herziene single rulebook nogal complex is. Dus we moeten de effecten ervan in de gaten houden en het waar nodig aanpassen. Maar onze prioriteit moet nu eerst liggen bij het consistent verder invoeren van de hervormingen overal ter wereld.

In Europa wordt binnenkort een pakket regelgeving voor de banken afgerond dat bepaalt hoe het bankenlandschap er de komende jaren uitziet. Bent u tevreden met het resultaat?

Het bankenpakket is een heel belangrijk stuk wetgeving, al was het maar omdat de Bazel-normen ermee in de Europese wetgeving worden vastgelegd. Grosso modo is het oordeel dus positief, maar er zijn ook gebieden waarop de voorgestelde wetgeving van internationale standaarden afwijkt. Dat geldt voor een aantal technische details van de leverage ratio, de net stable funding ratio en de nieuwe regels voor het handelsboek van de banken. Het mondiale speelveld is dus minder gelijk dan het had kunnen zijn.

Wat de Europese Unie betreft ben ik van mening dat het bankenpakket ambitieuzer had mogen zijn bij het streven naar een werkelijk geïntegreerde bankensector, althans binnen de bankenunie. Als we de ambitie hebben tot een gemeenschappelijk rechtsgebied voor het bankwezen te komen, moeten we onze neiging tot afbakening zien te overwinnen. Bankengroepen moeten hun toetsingsvermogen en hun liquiditeiten vrijelijk binnen het eurogebied kunnen toewijzen. Helaas hanteert het bankenpakket nog steeds een beperkte, nationale benadering waar het gaat om vrijstellingen van kapitaal- en liquiditeitseisen binnen bankengroepen. Ik hoop dan ook dat de wetgevers in de nabije toekomst op hun benadering terugkomen als verdere stappen worden genomen om de bankenunie te voltooien.

Wat moet er verder nog gebeuren om dichter bij een echte Europese bankensector te komen?

Het is wel duidelijk dat de nationale autoriteiten grensoverschrijdend opererende groepen in de bankenunie nog steeds niet zonder meer zullen toestaan om hun kapitaal en liquiditeiten geïntegreerd te beheren zolang er geen werkelijk Europees vangnet bestaat. Weliswaar is er enige voortgang geboekt met het opzetten van een achtervang voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds, maar het politieke debat over de oprichting van de derde pijler van de bankenunie, het Europese depositogarantiestelsel, blijft een heikele kwestie. Naar mijn mening is de polarisatie tussen het ‘risicoverlagingskamp’, dat vindt dat risico's eerst omlaag moeten voordat er gezamenlijke garanties worden ingesteld, en het 'risicodelingskamp’, dat vindt dat de tijd nu rijp is voor een geïntegreerde depositogarantie, misleidend. Beide doelstellingen zijn namelijk met elkaar verbonden. De Europese Unie moet dus doen waar zij goed in is en met een duidelijke routekaart komen. Op die routekaart moet tot uitdrukking komen hoe nauw verbonden de resterende onderdelen van de hervorming eigenlijk zijn. Aan de hand daarvan kunnen we met al die onderdelen tegelijk voortgang boeken.

1 Invoering van het toezichtsmodel van het SSM

1.1 Kredietinstellingen: de belangrijkste risico's en algehele prestaties

De grootste risico's in de bankensector

In 2018 ondervonden de winstgevendheid en de balansen van de banken steun van een breed gedragen expansie van de economische bedrijvigheid in het eurogebied

ECB-Bankentoezicht heeft in nauwe samenwerking met de nationale toezichthouders de jaarlijkse risico-identificatie en -beoordeling uitgevoerd en de uitkomsten verwerkt in de SSM-risicokaart, waarop de belangrijkste risico's voor banken in het eurogebied voor de komende twee tot drie jaar zijn weergegeven. Tijdens de verslagperiode ondervonden de winstgevendheid en de balansen van de banken steun van een breed gedragen expansie van de economische bedrijvigheid in het eurogebied. Mede hierdoor is de weerbaarheid van de bankensector in het eurogebied verbeterd en zijn een aantal van de hiermee verband houdende risico’s afgenomen, met name die inzake NPL's uit het verleden en het klimaat van lage rentes. Dit neemt niet weg dat het huidige totale NPL-niveau in het eurogebied naar internationale maatstaven nog veel te hoog is.

De geopolitieke onzekerheden en het risico van herinschatting van risico's op de financiële markten zijn daarentegen sinds 2017 fors toegenomen. Bovendien versterkt de immer toenemende digitalisering de risico's die verband houden met de veelal verouderde IT-systemen van banken en met cybersecurity (zie Grafiek 1).

Grafiek 1

SSM-risicokaart voor 2019

Bron: ECB en nationale toezichthoudende autoriteiten.
Toelichting: De waarschijnlijkheid en het effect van risicofactoren zijn gebaseerd op de uitkomsten van een kwalitatieve beoordeling. Hierbij worden de voornaamste ontwikkelingen vastgesteld die zich op korte tot middellange termijn (twee tot drie jaar) zouden kunnen voordoen en die het bankwezen in het eurogebied nadelig zouden kunnen beïnvloeden.

Geopolitieke onzekerheden vormen een groeiend risico

In de verslagperiode deed zich een sterke toename voor van de geopolitieke onzekerheden, onder andere met betrekking tot de politieke situatie in sommige eurolanden, toenemend handelsprotectionisme en nadelige ontwikkelingen in bepaalde opkomende markteconomieën. Al deze ontwikkelingen kunnen negatieve gevolgen hebben voor financiële markten en de economische vooruitzichten voor het eurogebied. Wat de brexit betreft, blijft het onzeker of er op de datum van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie een uittredingsovereenkomst is en dus of er van een overgangsperiode sprake zal zijn, wat betekent dat banken en toezichthouders op alle scenario's voorbereid moeten zijn.

De banken hebben hun NPL's uit het verleden flink teruggebracht

Ondanks een aanzienlijke verbetering van de activakwaliteit in de afgelopen jaren blijven de hoge NPL-niveaus voor een flink aantal banken in het eurogebied een punt van zorg. Door de voortgaande uitvoering van strategieën gericht op terugdringing van NPL's hebben die banken inmiddels de omvang van hun NPL's uit het verleden fors kunnen afbouwen, zodat de NPL-ratio van belangrijke instellingen (significant institutions – SI’s) is gedaald van 8% in 2014 tot 4,2% in het derde kwartaal van 2018. Dit neemt niet weg dat het huidige totale NPL-niveau in het eurogebied nog altijd hoog is. Er zijn dan ook verdere inspanningen nodig om ervoor te zorgen dat dit vraagstuk afdoende wordt aangepakt.

De mogelijke groei van het NPL-niveau in de toekomst dient nauwgezet te worden bewaakt

Verder zou de aanhoudende zoektocht naar meer rendement door banken het potentieel voor een opbouw van NPL’s in de toekomst kunnen vergroten. Banken in het eurogebied rapporteerden een versoepeling van de acceptatiecriteria in geheel 2018, een ontwikkeling die in het laatste kwartaal van het jaar vertraagde.[1] Bovendien lijken de banken zich op risicovollere sectoren te richten en lagere beschermingsniveaus te accepteren. De verstrekking van leningen met hefboomfinanciering steeg in 2017 tot grote hoogten, waarbij “covenant lite”-leningen een recordaandeel van het bedrag aan verstrekte leningen uitmaakten.

De immer toenemende digitalisering verhoogt de risico's op het gebied van IT en cybercriminaliteit

Tegen de achtergrond van de digitaliseringstrend vormen cybercriminaliteit en IT-verstoringen een toenemende uitdaging voor banken. Zij staan onder steeds meer druk om te moderniseren en te investeren in hun IT-kerninfrastructuur, om zo hun efficiency te verhogen, de klantervaring te verbeteren en met de fintech- en big tech-ondernemingen te kunnen concurreren. Bovendien hebben ze met steeds meer cyberdreigingen te maken.

Het risico van herinschatting van risico's op financiële markten is toegenomen

Door de mondiale jacht op rendement, ruime liquiditeitscondities en lage risicopremies is het risico van een abrupte herinschatting van risico's op financiële markten toegenomen. Het hoge niveau van de geopolitieke onzekerheid versterkt dit nog. De houdbaarheid van de overheidsschuld is in het eurogebied verbeterd, mede dankzij de positieve conjuncturele dynamiek. Niettemin zijn in diverse landen de onevenwichtigheden nog hoog, waardoor ze kwetsbaar zijn voor een potentiële herinschatting van het landenrisico.

De winstgevendheid van banken is verbeterd, maar nog altijd laag

Onder invloed van de positieve economische ontwikkelingen tijdens de verslagperiode is de winstgevendheid van banken toegenomen, maar nog altijd laag. De langdurig aanhoudende lage rente stimuleert weliswaar de economie, maar drukt ook op de rentemarge van de banken. Over het geheel genomen voorzien SI’s aantrekkende rentebaten in 2019 en 2020. Veel van hen verwachten echter dat hun winst in de zin van het rendement op het eigen vermogen de komende jaren laag blijft.

De SI's in het eurogebied gingen de stresstest van 2018 in met een hogere kapitaalratio

De uitkomsten van de EU-brede stresstest van 2018 onder regie van de Europese Bankautoriteit (EBA) laat zien dat de 33 grootste banken onder rechtstreeks toezicht van de ECB hun weerbaarheid in de afgelopen twee jaar verder hebben vergroot. Doordat zij hun problematische activa uit het verleden hebben aangepakt en consequent kapitaal hebben opgebouwd, begonnen ze hun stresstest met een veel robuustere gemiddelde kapitaalbasis: de CET1-ratio voorafgaand aan de stresstest bedroeg 13,7%, tegen 12,2% van 2016.

Een nog ongunstiger scenario en een striktere methodologie leidden tot een sterkere kapitaalvermindering

Voor de 33 grootste banken onder rechtstreeks toezicht van de ECB leidde het ongunstige scenario tot een totale afname van de CET1-ratio met 3,8 procentpunten op ‘fully loaded’-basis[2]. Dit is 0,5 procentpunt meer dan bij de stresstest van 2016. Hierin is een effect van 0,3 procentpunt begrepen van de eerste toepassing van de nieuwe verslaggevingsstandaard IFRS 9, die op 1 januari 2018 in werking trad. Daarnaast komt het gebruik van een nog ongunstiger macro-economisch scenario tot uitdrukking, evenals een risicogevoeligere methodologie dan in 2016. De positieve effecten van de verbeterde activakwaliteit na de geslaagde afbouw van NPL’s zijn hiermee tenietgedaan.

De uitkomsten van de stresstest laten zien dat de banken over het algemeen weerbaarder zijn, maar dat er sprake blijft van kwetsbaarheden

Ondanks de sterkere kapitaalvermindering was de totale kapitaalratio na de stresstest met 9,9% tegen 8,8% hoger dan in het ongunstige scenario van 2016. Dit vormt een bevestiging van het feit dat de deelnemende banken nu beter bestand zijn tegen macro-economische schokken. Niettemin zijn er bij afzonderlijke banken ook kwetsbaarheden aan het licht gekomen, waar de toezichthouders in 2019 hun aandacht op zullen richten.

De uitkomsten van de stresstest laten zien dat nog eens 54 banken die niet in de EBA-groep vallen nu beter gekapitaliseerd zijn

Naast de 33 banken binnen de EBA-groep heeft de ECB heeft haar eigen stresstest uitgevoerd voor nog eens 54 banken die onder haar rechtstreekse toezicht vallen. De uitkomst laat zien dat deze 54 banken eveneens beter gekapitaliseerd zijn, waardoor ze financiële schokken beter kunnen opvangen. Doordat zij de afgelopen jaren voortdurend kapitaal hebben aangelegd, begonnen ze met een hogere gemiddelde CET1-ratio aan de stresstest: 16,9% tegenover 14,7% in 2016. Na uitvoering van de test bedroeg de gemiddelde uiteindelijke CET-ratio 11.8%, tegen 8,5% in 2016.[3]

Kader 1
De stresstests van 2018

Algehele inrichting van de stresstest van 2018 en de betrokkenheid van de ECB

De EU-brede stresstest van 2018 vond plaats onder regie van de EBA, en evenals in voorgaande jaren was de ECB nauw betrokken bij zowel de voorbereiding als de uitvoering ervan. Zo speelde de ECB een rol bij de vormgeving van de stresstestmethodiek en de opzet van het basisscenario en het ongunstige scenario. Het ongunstige scenario is een gezamenlijk product van de ECB, het Europees comité voor systeemrisico’s (European Systemic Risk Board – ESRB) en de EBA, in nauwe samenwerking met de NCA's. Dankzij de medewerking van deskundigen van de EBA en de NCA's heeft de ECB ook de officiële benchmarks voor het kredietrisico in de stresstest op kunnen stellen. Banken dienen deze benchmarks te hanteren voor portefeuilles waarvoor zij zelf niet over passende kredietrisicomodellen beschikken.

Na de start van de EU-brede stresstest op 31 januari 2018 heeft de ECB samen met de NCA's het kwaliteitsborgingsproces uitgevoerd voor de banken onder haar rechtstreekse toezicht. Het voornaamste doel hiervan was ervoor te zorgen dat de banken de door de EBA ontwikkelde gezamenlijke methodologie op de juiste wijze toepasten. Van de 48 banken die aan de stresstest deelnamen, vallen er 33 onder het rechtstreekse toezicht van ECB-Bankentoezicht. Deze banken nemen samen 70% van de bancaire activa in het eurogebied voor hun rekening. Op 2 november 2018 heeft de EBA de afzonderlijke uitkomsten voor alle 48 deelnemende banken gepubliceerd, evenals uitgebreide gegevens over balans en risicoposities per ultimo 2017.[4]

De ECB heeft daarnaast haar eigen stresstest uitgevoerd voor 54 banken die onder haar rechtstreekse toezicht vallen, maar niet in de EBA-groep vielen. Eerder in 2018 had de ECB al de vier Griekse banken onder haar rechtstreekse toezicht aan een stresstest onderworpen. Deze stresstest maakt gebruik van dezelfde methodologie, scenario's en kwaliteitsborging, maar is vervroegd uitgevoerd, zodat deze vóór het aflopen van het derde economisch aanpassingsprogramma voor Griekenland in het kader van het Europees Stabiliteitsmechanisme kon worden afgerond.

Scenario’s

Het ongunstige scenario voor de stresstest van 2018 is gebaseerd op een consistente verzameling macrofinanciële schokken die zich in een crisis kunnen voordoen, zoals een bbp-krimp van 2,4%, een daling van de vastgoedprijzen met 17% en een abrupte daling van de aandelenkoersen in het eurogebied als geheel met 31%. In dit scenario kwamen de voornaamste systeemrisico's tot uitdrukking die bij de start waren vastgesteld, te weten (i) een plotselinge en omvangrijke herinschatting van risicopremies op de mondiale financiële markten, (ii) een negatieve wisselwerking tussen de lage winstgevendheid van banken en een lage nominale bbp-groei, (iii) zorgen omtrent de houdbaarheid van de overheidsschuld en de schuld van de private sector, en (iv) liquiditeitsrisico's binnen de niet-bancaire financiële sector, met mogelijke doorwerkingseffecten op het bredere financiële stelsel.

Belangrijkste factoren achter de uitkomsten van de stresstest van 2018

Een van de bepalende factoren achter de kapitaalvermindering in het ongunstige macro-economische scenario was de waardevermindering van kredieten, die merendeels toe te schrijven was aan het nog ongunstigere macro-economische scenario dan in de test van 2016, hoewel uitstaande NPL's ditmaal een minder grote rol speelden dan in 2016 dankzij de kwaliteitsverbetering van de bancaire activa. De tweede bepalende factor was een schok in de funding spread, die deels teniet werd gedaan door het positieve effect van de hogere lange rente. De derde bepalende factor was het gevolg dat marktprijs- en liquiditeitsschokken hadden op tegen fair value gewaardeerde portefeuilles. Voor de mondiaal systeemrelevante banken (global systemically important banks – G-SIB's) kwam de volledige herwaardering van deze portefeuilles het hardst aan. Deze banken konden de verliezen echter grotendeels compenseren met klantomzetten. Ook het stresseffect van het scenario op de liquiditeitsreserve en de modelonzekerheid was voor de G-SIB’s sterker dan voor de andere banken. Daarnaast was een forse druk op de provisiebaten een bepalende factor.

Integratie van de stresstest in het lopend toezicht

Zowel de kwalitatieve uitkomsten, dat wil zeggen de kwaliteit en tijdigheid van de door banken aangeleverde gegevens, en de kwantitatieve uitkomsten, ofwel de kapitaalvermindering en de weerbaarheid van banken tegen nadelige marktomstandigheden, zijn meegenomen in de jaarlijkse procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (supervisory review and evaluation process - SREP). In het kader van het SREP zijn de uitkomsten van de stress test eveneens meegewogen bij de vaststelling van de prudentiële kapitaaleis.

De toezichtsprioriteiten van het SSM

Elk jaar worden de toezichtsprioriteiten van het SSM door de Raad van Toezicht van de ECB besproken en goedgekeurd. Dit zijn de onderwerpen waaraan het toezicht in een bepaald jaar extra aandacht besteedt. Deze worden gebaseerd op een beoordeling van de belangrijkste risico's voor onder toezicht staande banken, waarbij rekening wordt gehouden met de meest recente ontwikkelingen in de economie, de regelgeving en het toezicht. De prioriteiten, die jaarlijks worden herzien, vormen een essentieel hulpmiddel om de toezichtsacties voor alle banken op een geharmoniseerde, evenredige en proportionele wijze te coördineren en zo bij te dragen aan een gelijk speelveld en een grotere impact van het toezicht (zie Figuur 1).

Figuur 1

Toezichtsprioriteiten voor 2019

Bron: ECB.
1 Niet-renderende leningen

2 Gerichte toetsing van interne modellen
3 Intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid (internal capital adequacy assessment process - ICAAP)
4 In 2018 is de EU-brede stresstest uitgevoerd
5 Onder de ingeplande werkzaamheden zijn een campagne van inspecties ter plaatse gewijd aan waarderingsrisico’s en een horizontale analyse die bestaat uit een gegevensuitvraag waarmee de JST's worden voorzien van gedetailleerdere informatie over tegen fair value gewaardeerde complexe activa, zoals activa van niveau 2 en 3.

Algemene prestaties van belangrijke banken in 2018

Na een verbetering in 2017 is de winstgevendheid van banken in het eurogebied in 2018 min or meer gelijk gebleven

De winstgevendheid van banken in het eurogebied is in 2018 na een verbetering in 2017 min of meer gelijk gebleven. Bij SI's was slechts sprake van een lichte verandering in het rendement op het eigen vermogen op jaarbasis, dat gemiddeld uitkwam op 6,9%, tegenover 7,0% in 2017 en 5,4% in 2016. Achter dit per saldo stabiele winstpeil gaan echter aanzienlijke verschillen tussen afzonderlijke banken schuil. Bovendien wijst het feit dat veel beursgenoteerde banken nog steeds worden verhandeld tegen een koers/boekwaarde lager dan 1 erop dat verdere verbetering noodzakelijk is om aan de verwachtingen van beleggers te kunnen blijven voldoen.

In 2018 was een tweetal belangrijke factoren van invloed op de totale winsten van de banken. Na een verbetering in 2017 daalde het bedrijfsresultaat exclusief bijzondere waardeverminderingen in de eerste negen maanden van 2018 aanzienlijk, te weten met 7,1%. Deze daling werd grotendeels gecompenseerd door een sterke afname van de bijzondere waardeverminderingen (-31,8% ten opzichte van 2017).

De verslechtering van het bedrijfsresultaat exclusief bijzondere waardeverminderingen is hoofdzakelijk te wijten aan het lagere handelsresultaat (−50%)[5] ten opzichte van de eerste drie kwartalen van 2017. De provisiebaten gaven daarentegen een verdere verbetering te zien en bedroegen 1,4% meer dan in de eerste drie kwartalen van 2017, terwijl de rentebaten in de dezelfde periode ruwweg gelijk bleven (-0,1%).

Grafiek 2

Gelijkblijvend rendement op het eigen vermogen (cijfers op jaarbasis) in 2018: lager bedrijfsresultaat exclusief bijzondere waardeverminderingen gecompenseerd door daling van bijzondere waardeverminderingen

(Alle posten zijn uitgedrukt als percentage van het eigen vermogen)

Bron: Statistieken over het bankentoezicht van de ECB.
Toelichting: Cijfers voor alle jaren betreffen de gecumuleerde cijfers voor het tweede kwartaal, op jaarbasis.

De stabiele ontwikkeling van de rentebaten verhult een tweetal onderliggend trends: het effect van een toenemend kredietverleningsvolume werd tenietgedaan door dat van lagere rentemarges. Het kredietverleningsvolume nam tussen het derde kwartaal van 2017 en het derde kwartaal van 2018 met 2,1% toe, waarbij de leningen aan financiële instellingen (leningen aan kredietinstellingen: +3,7%; leningen aan overige financiële ondernemingen: +12,1%) en leningen aan niet-financiële ondernemingen (+3,3%) de meeste groeidynamiek te zien gaven. Gemeten over de eerste drie kwartalen van 2018 gaven de rentebaten voor ruwweg de helft van de belangrijke instellingen een verbetering te zien, terwijl zij voor de resterende helft daalden.

In de eerste drie kwartalen van 2018 lagen de bedrijfskosten 2,0% hoger dan in dezelfde periode van 2017, ondanks de herstructureringsmaatregelen die onlangs door diverse banken in het eurogebied zijn genomen.

1.2 Niet-renderende leningen (non-performing loans – NPL’s)

1.2.1 De situatie in Europa

De uitstaande NPL’s zijn sinds 2015 afgenomen …

De omvang van de NPL's op de balansen van belangrijke instellingen bedroeg € 628 miljard in het derde kwartaal van 2018, tegenover € 1 biljoen begin 2015. Tussen het derde kwartaal van 2017 en het derde kwartaal van 2018 is de omvang € 131 miljard gedaald, terwijl de bruto NPL-ratio met 1 procentpunt afnam tot 4,2%. De daling van de NPL’s is de afgelopen twee jaren versneld, met name in landen met hoge NPL-ratio’s.

Het totale niveau van de NPL’s in de Europese bankensector blijft naar internationale maatstaven echter hoog, en het opschonen van de balansen zal nog meer tijd vergen.

… maar het totaalniveau blijft naar internationale maatstaven hoog

Het aanpakken van de NPL's was een van de belangrijkste toezichtsprioriteiten van ECB-Bankentoezicht in 2018. Ook in 2019 blijft dit een aandachtsgebied, waarbij wordt voortgebouwd op de tot dusverre bereikte resultaten en binnen een geharmoniseerd raamwerk in overleg met de betreffende instellingen de bank-specifieke toezichtsverwachtingen worden geformuleerd. Het doel is om consequente voortgang te boeken bij het wegwerken van risico’s uit het verleden en het beheersen van zowel de uitstaande NPL’s als de nieuwe NPL’s op de middellange termijn.

Met betrekking tot de NPL-statistieken publiceert de ECB ieder kwartaal haar statistieken over het bankentoezicht[6] met daarin informatie over de activakwaliteit bij SI’s. Tabel 1 toont de daling in het NPL-niveau tussen 2017 en 2018.

Tabel 1

NPL’s en voorschotten – bedragen en percentages per referentieperiode

(EUR miljard; procenten)

Bron: ECB.
Toelichting: De tabel betreft belangrijke instellingen op het hoogste consolidatieniveau waarvoor gemeenschappelijke rapportages over kapitaaltoereikendheid (COREP) en financiële rapportage (FINREP) beschikbaar zijn. Specifiek waren er 114 belangrijke instellingen in het derde kwartaal van 2017, 111 in het vierde kwartaal van 2017 en 109 in het eerste, tweede en derde kwartaal van 2018. Het aantal entiteiten per referentieperiode verandert als gevolg van ijkingen door ECB-Bankentoezicht, die doorgaans op jaarbasis plaatsvinden, plus fusies en overnames.

1) De leningen en voorschotten in de activakwaliteitstabellen worden weergegeven in brutoboekwaarde. Overeenkomstig FINREP: (i) zijn de voor handelsdoeleinden aangehouden posities niet meegerekend, (ii) maar de tegoeden bij centrale banken en de overige direct opvraagbare deposito's wel. De EBA definieert NPL's als leningen en voorschotten aangehouden voor handelsdoeleinden die voldoen aan een van de volgende criteria of aan beide: (a) materiële leningen die meer dan 90 dagen achterstallig zijn; (b) het wordt onwaarschijnlijk geacht dat de debiteur zijn kredietverplichtingen volledig zal nakomen zonder onderpand te gelde te maken, ongeacht het bestaan van enig achterstallig bedrag en ongeacht het aantal achterstallige dagen. De dekkingsgraad is de verhouding tussen opgebouwde bijzondere waardeverminderingen op leningen en voorschotten en de uitstaande NPL's.

Het percentage NPL's varieert behoorlijk binnen het eurogebied

Als we binnen het eurogebied kijken, blijft het percentage NPL's van land tot land behoorlijk variëren, zoals Tabel 2 laat zien. Griekse, Cypriotische en Portugese belangrijke instellingen hadden de hoogste NPL-percentages (met landgewogen gemiddelden van respectievelijk 43,4%, 20,7% en 14,5% in het derde kwartaal van 2018). Trendmatig daalde het NPL-percentage aanzienlijk op jaarbasis voor de belangrijke instellingen op Cyprus (−13,3 procentpunten), Slovenië (−5,3 procentpunten), Ierland (−3,7 procentpunten), Portugal (−3,6 procentpunten), Griekenland (−3,2 procentpunten) en Italië (−2,5 procentpunten). In het derde kwartaal van 2018 lag het niveau van de NPL’s het hoogst bij Italiaanse belangrijke instellingen (€ 153 miljard), gevolgd door die in Frankrijk (€ 130 miljard), Spanje (€ 95 miljard) en Griekenland (€ 90 miljard).

Tabel 2

NPL’s en voorschotten – bedragen en percentages per land (referentieperiode: derde kwartaal van 2018)

(in € miljard; in %; in procentpunten)

Bron: ECB.
Toelichting: Belangrijke instellingen op het hoogste consolidatieniveau waarvoor gemeenschappelijke rapportage over kapitaaltoereikendheid (COREP) en financiële rapportage (FINREP) beschikbaar zijn.

V: deze waarde is niet opgenomen om vertrouwelijkheidsredenen.
1) De leningen en voorschotten in de activakwaliteitstabellen worden weergegeven in brutoboekwaarde. Overeenkomstig FINREP: (i) zijn de voor handelsdoeleinden aangehouden posities niet meegerekend, (ii) maar de tegoeden bij centrale banken en de overige direct opvraagbare deposito's wel.
2) De toename van de NPL-ratio in Litouwen werd veroorzaakt door een gewijzigde consolidatiemethode ten aanzien van één belangrijke instelling.
3) Slowakije kent geen belangrijke instellingen op het hoogste consolidatieniveau.

1.2.2 De rol van ECB-Bankentoezicht bij de integrale strategie voor het oplossen van het NPL-probleem

ECB-Bankentoezicht heeft een toezichtsraamwerk voor NPL’s ontwikkeld

Het is voor de gehele economie van belang dat de risico’s die met grote volumes uitstaande NPL’s verband houden, worden aangepakt. NPL’s drukken de winstgevendheid van banken en leggen beslag op waardevolle middelen, waardoor de uitleencapaciteit wordt beperkt. Problemen in de bancaire sector kunnen zich snel naar andere delen van de economie verspreiden, wat de vooruitzichten voor de werkgelegenheid en de groei kan schaden. De ECB beveelt banken dan ook aan, in overeenstemming met haar mandaat om de veiligheid en soliditeit van het Europese bankwezen te helpen waarborgen, meer te doen om hun uitstaande NPL’s aan te pakken.

ECB-Bankentoezicht heeft een toezichtsraamwerk voor NPL’s ontwikkeld dat een drietal strategische elementen omvat. Deze zijn ofwel rechtstreeks op NPL’s uit het verleden gericht ofwel op het voorkomen van de toekomstige opbouw van nieuwe NPL’s:

  • De NPL-leidraad voor alle belangrijke instellingen, waarin de verwachtingen van de toezichthouder ten aanzien van het beheer en de vermindering van NPL's worden beschreven;
  • Een raamwerk voor de aanpak van uitstaande NPL's in het kader van de toezichtsdialoog, bestaande uit: (i) een beoordeling van de eigen reductiestrategieën van banken, en (ii) bank-specifieke toezichtsverwachtingen met het oog op de vorming van adequate voorzieningen voor NPL’s uit het verleden;
  • Een Addendum bij de NPL-leidraad waarin kwantitatieve toezichtsverwachtingen uiteengezet worden om de tijdige vorming van voorzieningen voor nieuwe NPL’s te bevorderen.

NPL-taskforce heeft in 2018 zijn werk afgerond

Het raamwerk is door een speciaal opgerichte taskforce ontwikkeld, die bestaat uit vertegenwoordigers van NCA's en de ECB. De EBA was als waarnemer vertegenwoordigd. Een NPL-groep op hoog niveau – onder voorzitterschap van Sharon Donnery (Vice-President van Central Bank of Ireland) – gaf sturing aan de werkzaamheden van de taskforce. Tussen 2015 en 2018 is de groep 16 maal bijeen geweest om voorstellen voor de ontwikkeling en invoering van een toezichtsraamwerk voor NPL’s te bespreken. De voorzitter heeft 14 maal aan de Raad van Toezicht verslag uitgebracht en vijfmaal aan de Raad van Bestuur. Aangezien de taskforce zijn mandaat had vervuld, werd deze eind 2018 ontbonden. De toepassing van het NPL-toezichtsraamwerk is vervolgens overgedragen aan de lijnfuncties van ECB-Bankentoezicht.

Een overkoepelende strategie om uitstaande NPL's aan te pakken vraagt een inspanning van alle stakeholders, inclusief de EU en de nationale overheden

Om het NPL-vraagstuk op te lossen is echter veel meer nodig dan toezichtsmaatregelen. Nationale autoriteiten en Europese instellingen moeten dan ook de handen ineen slaan om tot een oplossing te komen. Dit was ook een van de belangrijkste bevindingen van de NPL-inventarisatie van de ECB, waarvan de meest recente versie in juni 2017 werd gepubliceerd. Dit werd ook in juli 2017 door de Raad voor Economische en Financiële Zaken erkend, toen de ministers van financiën een Actieplan voor het aanpakken van niet-renderende leningen in Europa overeenkwamen. Dit plan beschrijft de noodzaak voor maatregelen op een drietal gebieden: bankentoezicht, hervorming van insolventie en schuldinvorderingskaders, en de ontwikkeling van secundaire markten. In november 2018 heeft de Europese Commissie de Derde Voortgangsrapportage over het actieplan gepubliceerd, waarin wordt gemeld dat met de uitvoering ervan aanmerkelijke voortgang is geboekt. ECB-Bankentoezicht heeft in 2018 actief bijgedragen aan talloze NPL-initiatieven op de drie bovengenoemde gebieden, waaronder die in het actieplan, en heeft daarbij nauw samengewerkt met de relevante initiatiefnemers.

ECB-Bankentoezicht heeft daarbij nauw overlegd met Europese instellingen als de Europese Commissie over de noodzaak de complementaire aard vast te stellen van (i) het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen en (ii) het Addendum bij de ECB-leidraad voor banken inzake niet-renderende leningen.

Verder heeft ECB-Bankentoezicht de EBA ondersteund bij de publicatie van algemene richtsnoeren inzake het beheer van niet-renderende en respijtblootstellingen en richtsnoeren inzake de niet-renderende en respijtblootstellingen. Deze richtsnoeren dienen door alle kredietinstellingen in de gehele EU te worden toegepast. Minder belangrijke instellingen (less significant institutions – LSI’s) dienen ze proportioneel toe te passen, zoals in de richtlijnen uiteengezet. Daarnaast heeft de ECB in nauwe samenwerking met de EBA en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (Single Resolution Board – SRB ) de diensten van de Europese Commissie bijgestaan bij het opstellen van een technische blauwdruk voor het opzetten van nationale vermogensbeheervennootschappen (asset management companies – AMC's), die in maart 2018 is gepubliceerd.

Tot slot is ECB-Bankentoezicht in overleg met de EBA om de kredietacceptatienormen voor nieuwe leningen te verbeteren. Ook werd deelgenomen aan de ESRB-werkgroep die het rapport over macroprudentiële benaderingen van niet-renderende leningen heeft opgesteld, dat zich richt op de rol die macroprudentieel beleid bij het voorkomen van systeembrede toenamen van NPL’s kan spelen.

1.2.3 Kernelementen van de toezichtsaanpak van NPL's door ECB-Bankentoezicht

Reductiestrategieën van banken – voortgang en beoordeling

In maart 2017 heeft de ECB haar leidraad voor banken inzake NPL’s gepubliceerd. Op basis hiervan dienen SI’s met een verhoogd niveau aan NPL's en activa uit executies hun reductiestrategie ter vermindering van beide aan ECB-Bankentoezicht voor te leggen. De NPL-leidraad vormt in dit opzicht de basis voor de doorlopende toezichtsdialoog met afzonderlijke banken. De banken zelf zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van een adequate NPL-strategie en het beheer van hun NPL- portfolio waarbij zij verschillende strategische middelen kunnen inzetten, zoals een NPL-workout, servicing, verkoop van portfolio's, enz.

Een dergelijke NPL-strategie dient de reductietargets op portefeuilleniveau voor een periode van drie jaar te bevatten, die een bank zelf formuleert en bij het JST indient. Hoofdstuk 2 van de NPL-leidraad beschrijft best practices voor het formuleren van een NPL-reductiestrategie en noemt daarbij een aantal instrumenten zoals forbearance, actieve portefeuilleafbouw, wijzigingen in de aard van de risicopositie en juridische stappen. Verder wordt aangegeven dat banken ervoor dienen te zorgen dat zij in hun NPL-strategie “niet slechts inzetten op één optie, maar kiezen voor een combinatie van strategieën/mogelijkheden waarmee zij hun doelstellingen op korte en (middel)lange termijn zo goed mogelijk kunnen realiseren”. De ideale combinatie van deze mogelijkheden hangt af van de kenmerken van de portefeuille van een bank, de marktomstandigheden en de juridische omgeving waarin de bank opereert. Van belang is dat het management van de bank op grond van een gedegen beoordeling en naar eigen inzicht een combinatie van mogelijkheden kiest. De ECB spreekt dus geen voorkeur uit voor bepaalde NPL-reductiemogelijkheden.

Het is de rol van de Joint Supervisory Teams (JST's) om de voortgang van de banken ten opzichte van hun NPL-reductietargets te beoordelen, te bewaken en ter discussie te stellen. Deze rol is een integraal onderdeel van de normale toezichtswerkzaamheden en van het SREP. Daarbij richt de beoordeling van de strategie door het JST zich op een drietal overkoepelende elementen: (i) ambitieniveau, (ii) de geloofwaardigheid van de strategie (iii) governanceaspecten. De beoordelingen vinden plaats op basis van zeer gedetailleerde analyses van de bancaire portefeuilles met niet-renderende blootstellingen en activa uit executies op brutobasis, die samen onder het begrip “niet-renderende activa” kunnen worden geschaard.

Banken met een verhoogd NPL-niveau dienen op kwartaalbasis specifieke NPL-gegevens aan de JST’s te rapporteren en daarbij aan te geven hoe zij hun NPL-reductie hebben bewerkstelligd. Aan de hand van deze kwartaalrapportages bewaken de JST’s de voortgang van de banken en meten ze deze af tegen the reductietargets in de strategie, zowel over het geheel genomen als op portefeuilleniveau. Daarnaast bewaken zij de voortgang van banken ten opzichte van targets, zowel inclusief als exclusief voorzieningen, om een holistische aanpak bij het maken van de analyse te waarborgen. Van de banken wordt op hun beurt verwacht dat zij tweemaal per jaar bij hun JST een uitvoeringsverslag indienen binnen hun reguliere interactie met het JST.

Het doel van een dergelijk verslag is om de kwantitatieve en kwalitatieve prestaties van banken ten opzichte van hun NPL-strategie vast te kunnen stellen. De kwalitatieve voortgang kan worden gemeten op basis van de NPL-kwartaalgegevens en uitgesplitst naar de specifieke reductiemethoden, zoals afbetalingen, verkopen, afboekingen, enz. Een bank dient zich dus niet alleen te richten op een analyse van de totale reductie, maar ook op het aangeven van de achterliggende factoren op portefeuilleniveau en de redenen voor het beter of slechter presteren. Hierbij is het achterliggende idee dat er een nauw verband bestaat tussen de prestaties tot nog toe en de toekomstige mogelijkheden van een bank om de NPL’s terug te dringen.

Aanbevolen wordt dat banken ter vastlegging van deze kwantitatieve aspecten een gerichte analyse en beoordeling uitvoeren op specifieke problematische activacategorieën of -portefeuilles, met inbegrip van het effect op kapitaal op portefeuilleniveau. Ook dienen ze hun NPL-strategie voortdurend te actualiseren, gebruikmakend van alle input en analyses die ertoe bijdragen dat deze geloofwaardig, geschikt en praktisch uitvoerbaar is.

Ook de kwalitatieve aspecten van de voortgang die een bank boekt, zijn van groot belang. De NPL-strategie dient dan ook te voorzien in een welomschreven operationeel plan dat aan kwalitatieve mijlpalen, acties en doelstellingen van de strategie ten grondslag ligt. Bij de beoordeling van de kwalitatieve voortgang dient de bank dan ook eventuele hindernissen voor de geslaagde uitvoering van de strategie proactief te signaleren. Zo zijn er voor de verschillende instrumenten waarmee NPL-reductie gerealiseerd wordt, specifieke randvoorwaarden. Het herstel van leningen vereist een solide operationeel raamwerk, adequate middelen en een integraal kader voor forbearance, terwijl de verkoop van portefeuilles gegevens van hoge kwaliteit vergt, evenals een geavanceerde IT-infrastructuur, een ervaren management en geschikte financieel adviseurs. De JST’s beoordelen de kwalitatieve aspecten van de strategie van de bank en geven feedback over eventuele geconstateerde lacunes.

De NPL-leidraad wijst nadrukkelijk op het belang van speciale NPL-workout units, duidelijke beleidsregels en procedures en een welomschreven set van forbearanceproducten. Ook wordt de noodzaak benadrukt van een sterke en actieve betrokkenheid van het leidinggevend orgaan. De banken dienen hun interne governancestructuur en operationele afspraken dan ook te beoordelen op het beheer van NPL’s. Het leidinggevend orgaan dient bijvoorbeeld de volledige verantwoordelijkheid voor het probleem op zich te nemen.

Een sterkere nadruk op herstel, workout en herstructurering kan een prudentere werkwijze rond kredietrisico's stimuleren, zodat banken op den duur bij hun kredietverstrekking criteria en governance kunnen hanteren die beter aansluiten op de risico's.

De aanmerkelijke daling van de uitstaande NPL's in veel landen en banken in Europa in de afgelopen paar jaar laat zien dat de banken over het geheel genomen een behoorlijke vooruitgang hebben geboekt. Niettemin is het niveau nog steeds hoog. De JST’s blijven daarom de vinger aan de pols houden om de verdere voortgang van de banken te waarborgen. Banken die hun eigen targets niet behalen, dienen tijdig voldoende passende herstelmaatregelen te treffen.

De methoden die banken hanteren om uitstaande NPL's terug te dringen, variëren zowel per instelling als per land. Zo kan het gaan om forbearance en daarmee verband houdende afbetalingen, verkopen van portefeuilles, afboekingen en uitwinningsprocedures. In sommige landen gelden specifieke omstandigheden en genieten bepaalde methoden de voorkeur. Toch blijken er ook binnen afzonderlijke landen verschillende benaderingen te worden gevolgd, afhankelijk van de omstandigheden van de betreffende bank.

De NPL-strategie is inmiddels een integraal onderdeel van de processen van banken met een hoog NPL-gehalte en van de toezichtsprocessen van ECB-Bankentoezicht. De werkzaamheden met betrekking tot deze toezichtsprioriteit worden in 2019 dan ook voortgezet.

Bankspecifieke toezichtsverwachtingen voor het vormen van voorzieningen voor uitstaande NPL's

Door verdere stappen te zetten bij de toezichtsaanpak van de uitstaande NPL’s komt een consistent raamwerk tot stand waarmee het vraagstuk in het kader van de toezichtsdialoog aan de orde gesteld kan worden

Op 11 juli 2018 heeft de ECB verdere stappen bekendgemaakt voor de toezichtsaanpak van uitstaande NPL’s (dat wil zeggen die blootstellingen die volgens de definitie van de EBA van 31 maart 2018 niet-renderend zijn). Door middel van bankspecifieke toezichtsverwachtingen met betrekking tot het vormen van voldoende voorzieningen voor uitstaande NPL’s uit het verleden kan dit vraagstuk op consistente wijze binnen de toezichtsdialoog worden aangepakt, en wordt de veerkracht van het bankwezen in het eurogebied als geheel versterkt.

Daarom heeft ECB-Bankentoezicht nader contact gehad met de afzonderlijke banken om deze toezichtsverwachtingen vast te stellen. Dat is gedaan aan de hand van de huidige NPL-ratio’s van de afzonderlijke banken, hun belangrijkste financiële kenmerken en eventuele NPL-reductiestrategie en het benchmarken van vergelijkbare instellingen, om zo tot een consistente aanpak te komen. Ook is rekening gehouden met de meest recente gegevens en de ruimte die de banken hebben om nog extra voorzieningen te vormen.

Alle SI’s onder het rechtstreekse toezicht van de ECB zijn beoordeeld. Het doel van het formuleren van bankspecifieke verwachtingen is te zorgen voor blijvende voortgang bij het afbouwen van risico's uit het verleden bij afzonderlijke banken en om op middellange termijn te zorgen voor hetzelfde dekkingsniveau van de uitstaande NPL's en een gelijke in- en uitstroom.

Addendum bij de NPL-leidraad afgerond

Aan de publicatie van het addendum ging een uitgebreide openbare consultatie van alle relevante stakeholders vooraf

Begin 2018 heeft de ECB haar addendum bij de ECB-leidraad voor banken inzake niet-renderende leningen afgerond. De publicatie werd voorafgegaan door een openbare consultatie, die plaatsvond tussen 4 oktober 2017 en 8 december 2017. Op 15 maart 2018 heeft de ECB het addendum gepubliceerd, samen met uitgebreide commentaren uit de consultatie en een feedbackdocument van de ECB in reactie op die commentaren.

Het addendum vormt een aanvulling op de kwalitatieve NPL-leidraad die op 20 maart 2017 is gepubliceerd en verduidelijkt de toezichtsverwachtingen van de ECB inzake een prudent niveau van de voorzieningen voor nieuwe NPL’s. Het is niet bindend, dient als basis voor een toezichtsdialoog tussen SI’s en ECB-Bankentoezicht, en richt zich op leningen die, conform de definitie van de EBA, na 1 april 2018 als NPL zijn geclassificeerd.

Het addendum is opgesteld omdat dat toezichthouders in overeenstemming met de Richtlijn Kapitaalvereisten (Capital Requirements Directive – CRD IV) instellingsspecifieke risico's dienen te beoordelen en aan de orde te stellen voorzover deze nog niet of onvoldoende worden bestreken door de prudentiële vereisten in de Verordening Kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation – CRR), die vaak Pijler 1-regels worden genoemd. Met name het bestaande prudentiële raamwerk verlangt van toezichthouders dat zij beoordelen en beslissen of de voorzieningen van banken uit prudentieel oogpunt adequaat en tijdig gevormd zijn. Het addendum zet uiteen wat ECB-Bankentoezicht in dit opzicht verwacht en verduidelijkt daarmee het uitgangspunt voor de toezichtsdialoog. Evenals andere toezichtsverwachtingen vormt het addendum een aanvulling op bindende wetgeving, inclusief het voorstel voor een verordening tot wijziging van de CRR wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen. De ECB heeft ten aanzien van het addendum dan ook nauw samengewerkt met de betreffende Europese instellingen, zoals de Europese Commissie.

Figuur 2

Kwantitatieve toezichtsverwachtingen in het NPL-addendum

Bron: ECB.

Bij de toezichtsverwachtingen in het addendum wordt rekening gehouden met de mate waarin onderpand voor NPL’s voorhanden is. Voor volledig ongedekte blootstellingen en ongedekte delen van deels gedekte blootstellingen, wordt van instellingen verwacht dat binnen twee jaar na classificatie als NPL een dekking van 100% wordt bereikt. Voor volledig gedekte blootstellingen en gedekte delen van deels gedekte blootstellingen, wordt van instellingen verwacht dat binnen zeven jaar na classificatie als NPL volgens een geleidelijk pad een dekking van 100% wordt bereikt. Bij de verwachtingen voor gedekte blootstellingen geldt het beginsel dat de bescherming tegen kredietrisico's tijdig moet kunnen worden uitgewonnen.

Het addendum kan binnen het kader van de toezichtsdialoog met de verschillende banken uitgevoerd worden

De praktische uitwerking van het addendum zal een onderdeel vormen van de toezichtsdialoog, waarbij de JST’s met iedere bank afwijkingen bespreken van de prudentiële verwachtingen die het addendum ten aanzien van de vorming van voorzieningen formuleert. Vervolgens besluit ECB-Bankentoezicht per geval, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de bank, of en zo ja welke toezichtsmaatregelen passend zijn. De uitkomsten van deze dialoog zullen voor de eerste maal worden opgenomen in het SREP voor 2021. De banken dienen de nog resterende tijd te benutten om zich voor te bereiden en hun kredietacceptatiebeleid en -normen onder de loep te nemen om zo het ontstaan van nieuwe NPL’s terug te dringen, met name onder de huidige gunstige economische omstandigheden.

1.3 Verdere ontwikkeling van de SREP-methodiek

1.3.1 Grotere rol voor ICAAP/ILAAP bij toezichtsbeoordeling

ICAAP en ILAAP gaan in de toekomst naar verwachting een nog grotere rol bij het SREP gaan spelen om banken ertoe aan te zetten hun interne processen te blijven verbeteren

In het bankwezen worden financiële schokken vaak versterkt of zelfs veroorzaakt doordat de hoeveelheid en kwaliteit van door banken aangehouden kapitaal of liquiditeit onvoldoende is. Voor het versterken van de veerkracht van banken is een tweetal kernprocessen van essentieel belang: het Internal Capital Adequacy Assessment Process (ICAAP) en het Internal Liquidity Adequacy Assessment Process (ILAAP). De vereisten voor hun ICAAP en ILAAP staan vermeld in de Richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV).

Zowel ICAAP als ILAAP stimuleren instellingen door middel van een instellingsspecifieke aanpak om hun kapitaal- en liquiditeitsrisico's structureel te meten en te beheersen. Het gaat dus niet zozeer om een rapportage voor de toezichthouders, maar om gedetailleerde, waardevolle interne processen gericht op het vaststellen, beoordelen en steeds effectief beheren en afdekken van kapitaal- en liquiditeitsrisico’s. De banken zijn verantwoordelijk voor een proportionele invulling van hun ICAAP en ILAAP, wat inhoudt dat deze moeten aansluiten op onder meer hun bedrijfsmodellen, omvang, complexiteit, risico en op de marktverwachtingen.

Zoals in de toezichtsprioriteiten van het SSM wordt gesteld, zijn ICAAP en ILAAP belangrijke instrumenten waarmee instellingen de toereikendheid van hun kapitaal en liquiditeit in het oog kunnen houden. Daarom dienen de toezichthouders hier eveneens specifieke aandacht aan te besteden. Zij houden in het kader van het SREP rekening met de kwaliteit en de uitkomsten van ICAAP en ILAAP bij de vaststelling van maatstaven voor kapitaal, liquiditeit en kwaliteit. Een goed uitgevoerde ICAAP en ILAAP verminderen de onzekerheid voor zowel de instelling als de toezichthouder over de feitelijke risico's waar de instelling aan blootstaat. Bovendien verkrijgt de toezichthouder hiermee nog meer zekerheid over het vermogen van de instelling om voor voldoende kapitaal en liquiditeit te zorgen en dus levensvatbaar te blijven.

ICAAP en ILAAP gaan in de toekomst een nog grotere rol in het SREP spelen, om banken ertoe aan te zetten hun interne processen te blijven verbeteren Zo worden zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve aspecten van het ICAAP belangrijker bij het bepalen van de eigenvermogensvereisten per afzonderlijk risico op grond van Pijler 2.

1.3.2 Gidsen voor kapitaals- en liquiditeitsbeheer voor banken afgerond

De banken worden gestimuleerd om de gidsen te gebruiken om zo snel mogelijk eventuele lacunes ongedaan te maken en tekortkomingen in hun kapitaal- en liquiditeitsbeheer te herstellen

Bij de recente SREP-beoordelingen concludeerde ECB-Bankentoezicht dat meer dan de helft van de ICAAP's en meer dan een derde van de ILAAP's van SI's ernstige tekortkomingen vertoonde, afgaande op totaalbeoordelingen als “onvoldoende” of “zwak”. Dergelijke ICAAP’s en ILAAP’s vormen geen solide basis voor een prudent beheer van kapitaal en liquiditeit of het vaststellen van additionele vereisten voor het eigen vermogen. Het is dan ook noodzakelijk dat instellingen hun ICAAP en ILAAP (verder) verbeteren.

In november 2018 heeft ECB-Bankentoezicht ICAAP- en ILAAP-gidsen gepubliceerd om de banken te helpen bij het doorvoeren van de noodzakelijke verbeteringen. Het zijn belangrijke onderdelen in het streven van de ECB naar een betere aanpak van kapitaal- en liquiditeitsbeheer door de banken, dat begon met het publiceren van haar toezichtsverwachtingen ten aanzien van ICAAP en ILAAP in januari 2016. Vervolgens is begin 2017 een meerjarenplan voor ICAAP’s en ILAAP’s gelanceerd om deze verwachtingen nader te specificeren en de instellingen vroegtijdig de juiste richting aan te geven. De verwachtingen uit 2016 dienden als basis voor de gidsen en zijn in een drietal ronden verder verbeterd, waarbij middels twee openbare consultatieronden rond de 800 commentaren zijn verwerkt. Gedurende het gehele proces is de algehele koers van de verwachtingen echter niet gewijzigd.

De zeven ICAAP- en ILAAP-principes

De zeven ICAAP- en ILAAP-principes gaan over:

  • Governance: het leidinggevend orgaan neemt de volledige verantwoordelijkheid voor het ICAAP en het ILAAP.
  • Integratie: ICAAP en ILAAP vormen een integraal onderdeel van het algehele managementkader, en van de operationele besluitvorming. Beide processen zijn intern, onderling en met andere strategische processen op elkaar afgestemd.
  • Kwantitatief kader: met het oog op een blijvende levensvatbaarheid verzekert de instelling de kapitaal- en liquiditeitstoereikendheid vanuit een tweetal perspectieven: een “normatief” perspectief, waarin externe vereisten en beperkingen tot uitdrukking komen, en een “economisch” perspectief, waarin de onverhulde economische situatie tot uitdrukking dient te komen.
  • Risico-identificatie: alle materiële risico's worden geïdentificeerd en beheerst.
  • Interne kapitaal- en liquiditeitsdefinities: vanuit het economisch perspectief dienen de kapitaal- en liquiditeitsbuffers van hoge kwaliteit en duidelijk gedefinieerd te zijn, zodat economische verliezen kunnen worden opgevangen zodra deze zich voordoen.
  • Risicokwantificeringsmethoden: risico's worden op conservatieve wijze beoordeeld en gekwantificeerd, waarbij van eigen grondig gevalideerde risicokwantificeringsmethoden worden gehanteerd.
  • Stresstests: de ECB verwacht van de banken dat zij solide en uitgebreide kaders voor stresstests opzetten om ervoor te zorgen dat zij ook tijdens zeer ernstige en langdurige perioden van ongunstige doch aannemelijke omstandigheden zelfstandig kunnen overleven.

De in de gidsen geformuleerde verwachtingen zijn veel uitgebreider, en de ECB is in januari 2019 met de toepassing ervan begonnen. De gidsen zijn echter niet bedoeld als een complete leidraad voor alle aspecten die van belang zijn voor een gedegen ICAAP en ILAAP. Ze gaan uit van zeven principes, waarbij de nadruk ligt op bepaalde aspecten die vanuit het perspectief van de toezichthouder belangrijk zijn. ECB-Bankentoezicht benadrukt dat het ICAAP en het ILAAP in de eerste plaats interne, instellingsspecifieke processen zijn. De instelling blijft derhalve zelf verantwoordelijk voor de implementatie van een ICAAP en ILAAP die zijn toegesneden op de eigen specifieke omstandigheden waarin de individuele instelling verkeert. Bij wijze van handreiking hierbij beschrijven de gidsen de verwachtingen omtrent ICAAP en ILAAP in zeven heldere principes en bevatten ter illustratie verschillende grafieken en voorbeelden.

De toezichthouders zullen, als een belangrijk onderdeel van het SREP, maar ook bij andere toezichtswerkzaamheden zoals inspecties ter plaatse, per geval beoordelen of een instelling haar verantwoordelijkheden nakomt en haar kapitaal en liquiditeit op een wijze beheert die aansluit op de eigen bedrijfsactiviteiten, het risicoprofiel en andere relevante omstandigheden. De conclusies van deze beoordelingen zullen naar verwachting steeds belangrijker worden voor het SREP en de toezichtsmaatregelen die daaruit voortvloeien. Wanneer een bank over een goede en solide ICAAP/ILAAP beschikt, zal dit blijken in het SREP.

Aangezien een solide, effectief, uitgebreid en toekomstgericht ICAAP en ILAAP belangrijke instrumenten zijn om hun veerkracht te verbeteren, worden banken gestimuleerd om de gidsen te gebruiken om eventuele lacunes zo snel mogelijk ongedaan te maken en tekortkomingen in hun kapitaal- en liquiditeitsbeheer te herstellen. De algehele filosofie en koers van de toezichtsverwachtingen van de ECB zijn sinds de eerste publicatie in januari 2016 niet gewijzigd. SI's dienen er dan ook alles aan te doen om zich aan deze verwachtingen te houden. De gidsen zijn in de loop van meerdere jaren ontwikkeld en de ECB is steeds zeer transparant geweest over het geleidelijk opvoeren van haar verwachtingen. De korte tijd tussen de publicatie van de gidsen in november 2018 en de start van de toepassing ervan in januari 2019 is geen reden om nog niet tot actie over te gaan.

1.3.3 Stappen die zijn ondernomen om het IT-risico aan te pakken

IT-risico's, met inbegrip van cyberrisico's, vormen al vanaf het begin een aandachtsgebied van ECB-Bankentoezicht. Voor 2019 vormen zij een van de toezichtsprioriteiten.

In het kader van het reguliere operationele risicotoezicht houden de JST’s toezicht op IT-risico's. In 2018 hebben zij additionele training ontvangen over alle relevante IT-risicogebieden om zo hun bewustzijn en kennis te vergroten ten behoeve van zowel het lopend toezicht als het jaarlijkse SREP. Op basis van de Richtsnoeren inzake beoordeling ict-risico in het kader van SREP van de EBA heeft ECB-Bankentoezicht een gemeenschappelijke en gestandaardiseerde methodiek voor de beoordeling van IT-risico's ingevoerd. Aan de hand van een uitgebreide vragenlijst voor zelfbeoordeling door banken en de uitkomsten van de IT-risicobeoordelingen van de JST's is een gedetailleerde verzameling horizontale analyses uitgevoerd. Hieruit is een schat aan bevindingen voortgekomen ten behoeve van de toezichtswerkzaamheden van de JST's en de thematische feedback over de algehele stand van zaken bij het risicomanagement van de SI's. In algemene zin heeft de analyse de voorgaande aandachtsgebieden van ECB-Bankentoezicht bevestigd, te weten IT-beveiliging, afhankelijkheid van derden en beheer door derden, en IT-activiteiten.

Ook in 2018 zijn op IT-risico's gerichte inspecties ter plaatse uitgevoerd, in aanvulling op het lopend toezicht van de JST's. Op basis van de ECB-methodiek voor inspecties ter plaatse zijn op verzoek van de JST's specifieke IT‑risicodoelstellingen onderzocht, zodat de door de JST's uitgevoerde IT‑risicobeoordelingen konden worden toegelicht en onderbouwd en een beter idee kon worden verkregen van hoe SI's IT-risico's beheersen. In 2019 wordt voor een aantal IT-risico-inspecties ter plaatse een campagneaanpak gehanteerd. Hetzelfde onderwerp wordt dan bij diverse SI's op een vergelijkbare schaal onderzocht. Hiermee kan de voorbereiding en uitvoering efficiënter plaatsvinden en kunnen de uitkomsten worden vergeleken.

Evenals in voorgaande jaren dienden alle SI's in de 19 eurolanden significante cyberincidenten onmiddellijk na de ontdekking te rapporteren. Aan de hand hiervan kan ECB-Bankentoezicht ontwikkelingen van cyberincidenten bij SI's vaststellen en bewaken. Ook kan zij daarmee snel reageren wanneer een of meer SI's met een significant incident te maken heeft.

Om een onderling afgestemde aanpak van IT- en cyberrisico's en uitwisseling van kennis en best practices mogelijk te maken, bleef ECB-Bankentoezicht middels bilateraal overleg en deelname in internationale werkgroepen nauw overleg plegen met alle relevante stakeholders, zoals NCA’s, interne ECB-stakeholders, deskundigen op het gebied van betalingsverkeer en marktinfrastructuur, overige toezichthouders binnen en buiten de EU, en de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (European Securities and Markets Authority – ESMA).

1.4 Themaonderzoeken

Themaonderzoek bedrijfsmodellen en winstgevendheidsfactoren

In 2018 is het thematische meerjarenonderzoek naar bedrijfsmodellen en winstgevendheidsfactoren afgerond

In 2018 heeft ECB-Bankentoezicht haar themaonderzoek naar bedrijfsmodellen en winstgevendheidsfactoren afgerond en een rapport gepubliceerd. Het onderzoek is in 2016 gestart en bestond uit een diepgaande analyse per afzonderlijke bank om te onderzoeken in hoeverre SI's in staat zijn zwakke punten in hun bedrijfsmodellen te verbeteren, maar ook hoe de geringe winstgevendheid uitwerkt op het gedrag van banken. Bovendien is de horizontale analyse hiermee verrijkt, doordat inzichten die JST’s bij alle banken hebben opgedaan consistent worden verwerkt. Tijdens deze twee eerste jaren zijn er instrumenten ontwikkeld en gegevens verzameld en hebben de JST’s diepgaande analyses uitgevoerd.

Begin 2018 hebben de JST’s de SI’s van de bevindingen en voornaamste conclusies van het themaonderzoek op de hoogte gesteld. In het kader van een speciale toezichtsdialoog hebben zij eventuele geconstateerde tekortkomingen besproken en de bedrijfsplannen van de SI's ter discussie gesteld. In vervolgbrieven zijn de bevindingen samengevat en de uitkomsten van de toezichtsdialoog geformaliseerd. De bevindingen zijn gebruikt bij de beoordeling van de bedrijfsmodellen ten behoeve van de SREP-cyclus van 2018. In september 2018 heeft ECB-Bankentoezicht op haar website de algemene conclusies uit het themaonderzoek bekendgemaakt.

Het gaat langzamerhand beter met de banken in het eurogebied na de crisis, maar de winstgevendheid verschilt enorm tussen de SI's

Uit het onderzoek kwam naar voren dat hoewel de economische situatie van de banken in het eurogebied over het algemeen is verbeterd, de winstgevendheid en het bedrijfsmodel onder druk blijven staan. Los van de algemene ontwikkelingen varieert de winstgevendheid enorm tussen de verschillende SI's, waarbij banken enige mate van convergentie richting het gemiddelde voorspellen doordat de slechtst presterende banken een flinke verbetering van hun winstgevendheid verwachten (zie Grafiek 3) De banken die het in voorgaande jaren beter deden dan hun soortgenoten zijn geografisch verspreid, zijn van uiteenlopende omvang en hebben verschillende bedrijfsmodellen.

Grafiek 3

Driejaarsontwikkeling van het rendement op het eigen vermogen

(procenten)

Bron: FINREP en raming winstgevendheid.
Toelichting: De onderzochte groep bevat geen dochterondernemingen van niet-SSM-banken. Best presterende SI's: 22 banken met een gemiddeld rendement op het eigen vermogen van meer dan 6% in de afgelopen drie jaar. Slechtst presterende SI's: 22 banken met een negatief gemiddeld rendement op het eigen vermogen in de afgelopen drie jaar.

Het vermogen tot strategische sturing is een belangrijke winstgevendheidsfactor

Wanneer afzonderlijke banken meer risico's gaan nemen, wordt dit door hun JST nauwgezet gevolgd

Uit de analyse bleek inderdaad dat het vermogen tot strategische sturing[7] van grote invloed op de winstgevendheid is. Ook hebben JST's waargenomen dat veel banken de winstgevendheid trachten op te stuwen door zich op activiteiten te richten die meer risico's met zich mee kunnen brengen, met name kredietrisico's[8] of operationele risico's[9]. Aangezien er goede bedrijfseconomische redenen kunnen zijn om zich op dergelijke activiteiten te richten, zijn bankspecifieke aanbevelingen niet bedoeld om een bepaalde strategie ter discussie te stellen, maar om ervoor te zorgen dat de strategische sturing en het risicomanagement worden verbeterd door de risico's te bewaken en in te perken. De JST's zijn betrokken geweest bij het vaststellen en beoordelen van deze risico's en volgen ze ook op binnen hun doorlopende toezicht, waarbij ze alle hen ter beschikking staande instrumenten inzetten.

Themaonderzoek naar IFRS 9

IFRS 9 moet een oplossing bieden voor accuratere en tijdigere berekening van voorzieningen

De nieuwe norm voor financiële verslaglegging (IFRS 9) is in januari 2018 van kracht geworden. IFRS is het antwoord op de geleerde lessen uit de financiële crisis, namelijk dat voorzieningen op basis van geleden verliezen vaak leidt tot het in aanmerking nemen van verliezen op een wijze die het beste kan worden omschreven als “te weinig en te laat”. IFRS 9 introduceert een nieuw model voor verwachte kredietverliezen met daarin toekomstgerichte informatie over de resterende looptijd van een lening. Naar zijn aard vergt de implementatie van een dergelijk model een forse inspanning, waarbij zich mogelijk risico's voordoen omdat de effectiviteit van het model voor verwachte kredietverliezen in de praktijk nog niet bekend is.

De uitkomsten van het in 2016 gestarte themaonderzoek laten ruimte voor verbetering zien

De ECB besloot in 2016 dan ook om als een van haar toezichtsprioriteiten een themaonderzoek naar IFRS 9 uit te voeren. Het doel was om na te gaan in hoeverre de instellingen voorbereid zijn en een hoogwaardige en consistente invoering van de nieuwe standaard te bevorderen. Daartoe zijn de instellingen op basis van hun voortgang bij de invoering van IFRS 9 in twee groepen verdeeld. De uitkomsten van het themaonderzoek voor de eerste groep zijn in 2017 gepubliceerd in een rapport op website van het bankentoezicht van de ECB. Die voor de tweede groep zijn in 2018 in een artikel in de Supervision Newsletter bekendgemaakt.

Mede dankzij het themaonderzoek zijn de uitdagingen die banken bij de invoering van IFRS 9 ervaren aan het licht gebracht. Tegelijkertijd lieten de resultaten zien dat er nog steeds ruimte voor verbetering is.

ECB-Bankentoezicht volgt de uitvoering van herstelacties door de banken nauwgezet

De betreffende instellingen is aanbevolen om herstelmaatregelen te nemen om de in 2017 en 2018 in het themaonderzoek gesignaleerde tekortkomingen te verhelpen. Momenteel volgt ECB-Bankentoezicht de voortgang bij de uitvoering van deze maatregelen nauwgezet. Uit het themaonderzoek kwamen onder andere forse verschillen tussen banken in het treffen van voorzieningen naar voren. De JST's hebben hier gedurende 2018 opvolging aan gegeven en ook in 2019 wordt er uitgebreid aandacht aan besteed. Een ander aspect waaraan in 2018 aandacht werd besteed, is het effect van de eerste toepassing van IFRS 9, met inbegrip van de herrubricering van blootstellingen, het toewijzen van voorzieningen en de migratie van blootstellingen tussen de diverse fasen. Hiertoe buigt de ECB zich over de boekhoudkundige praktijken van de banken, met bijzondere aandacht voor het toetsingsvermogen en de verslaglegging.

Waar het om boekhoudtechnische onderwerpen gaat, werkt ECB-Bankentoezicht bij de vervoIgactiviteiten ten aanzien van de invoering van IFRS 9 samen met de ESRB, de EBA en de ESMA om zo een hoogwaardige, consistente invoering van IFRS 9 en een hoge mate van transparantie voor beleggers in de gehele EU te bewerkstelligen.[10]

Het potentiële negatieve effect van de introductie van IFRS 9 op het toetsingsvermogen van de banken wordt verzacht door middel van een overgangsperiode

Verder wordt nauwgezet gevolgd hoe banken van de overgangsregelingen voor IFRS 9 gebruikmaken. Deze zijn door de medewetgevers van de EU in het prudentiële raamwerk opgenomen om het effect van de implementatie van de IFRS 9-vereisten op het gebied van bijzondere waardevermindering op het CET1-kapitaal van de banken te verzachten. Aangezien de regels rond het infaseren van deze vereisten de kapitaalratio's van sommige banken kunnen beïnvloeden, bewaakt de ECB de juiste toepassing van deze regels.

Themaonderzoek BCBS 239

In mei 2018 is een rapport over het themaonderzoek naar de effectieve aggregatie van risicogegevens en de risicorapportage gepubliceerd

De door het Bazels Comité voor Bankentoezicht (Basel Committee on Banking Supervision – BCBS) vastgestelde beginselen voor de effectieve aggregatie van risicogegevens en risicorapportage zijn in januari 2013 gepubliceerd. Tegen deze achtergrond is van 2016 tot 2018 een themaonderzoek naar de aggregatie van risicogegevens en risicorapportage uitgevoerd onder een groep van 25 SI's. De uitkomsten zijn in mei 2018 in de vorm van een speciaal rapport op de website van de ECB gepubliceerd. Uit het rapport bleek dat de onderzochte SI's de BCBS 239-principes onvoldoende hadden geïmplementeerd. De resultaten van het onderzoek werden gedeeld met de betrokken banken en in vervolgbrieven is hun om herstelmaatregelen verzocht. De banken werd verzocht om eenduidige, correcte en gedetailleerde actieplannen aan te leveren. Om de consistentie te bewaken, zijn deze plannen beoordeeld door de centrale werkgroep, ondersteund door de JST's, die de voortgang van de banken bij de uitvoering nauwgezet volgen.

De bij het themaonderzoek gehanteerde methode is een verrijking van de beoordelingsmethodiek voor het toezicht op de aggregatie van risicogegevens en risicorapportage. Deze methode wordt dan ook door een speciaal redactieteam opgenomen in de SREP-methodologie, die in de toekomst voor alle SI's gehanteerd gaat worden.

Het onderzoek was gebaseerd op de principes voor effectieve aggregatie van risicogegevens en risicorapportage van de BCBS. Aangezien de ECB bijhoudt hoe de aggregatie van risicogegevens en de rapportagevaardigheden van de instellingen verbeteren, overlegt zij regelmatig met het Risk Data Network van de BCBS over relevante inzichten.

Themaonderzoek uitbesteding

In de afgelopen jaren is de wijze waarop bankdiensten overal ter wereld worden aangeboden onder invloed van technologische ontwikkelingen veranderd. Zo kan uitbesteding banken helpen om efficiënter te opereren, terwijl het hen ook voor uitdagingen stelt op het gebied van risicomanagement en de aansturing van uitbestede diensten. Ook gaan banken steeds vaker over tot het uitbesteden van activiteiten aan clouddienstverleners. Clouddiensten kunnen enerzijds inderdaad voordelen bieden, zoals schaalvoordelen en kostenbesparing, maar anderzijds zijn er ook uitdagingen op het gebied van gegevensbescherming en opslaglocaties.

Tegen deze achtergrond heeft ECB-Bankentoezicht uitbesteding aangemerkt als een van de toezichtsprioriteiten van het SSM voor 2017. Hiertoe heeft in 2017 een themaonderzoek onder een gerichte steekproef van SI's plaatsgevonden, waarbij eventuele vervolgstappen in het kader van het lopend toezicht zijn voortgezet in 2018. Het onderzoek bestond uit een inventarisatie van de uitbestedingspraktijken van banken, waarbij forse verschillen in governance en beheer naar voren kwamen. Ook heeft ECB-Bankentoezicht best practices vastgesteld om verdere verbeteringen te bewerkstelligen. Op basis van het themaonderzoek heeft zij eveneens bijgedragen aan de werkzaamheden van de EBA ten aanzien van (i) de EBA-aanbevelingen inzake de uitbesteding aan aanbieders van clouddiensten[11], en (ii) de nieuwe EBA-richtlijnen inzake uitbesteding, die na inwerkingtreding later in 2019 in de plaats komen van de Richtlijnen van het Committee of European Banking Supervisors (CEBS) en de genoemde aanbevelingen.

In deze documenten behandelt EBA een aantal relevante vraagstukken die tijdens het themaonderzoek van ECB-Bankentoezicht naar voren zijn gekomen. In zijn algemeenheid gaan de EBA-richtlijnen in op specifieke kenmerken van materiële clouduitbesteding, zoals de beveiliging en locatie van gegevens en systemen. In de herziene richtlijnen komen andere aspecten aan de orde, zoals het recht op toegang en op audits in schriftelijke uitbestedingsovereenkomsten, zaken rondom vertrouwelijkheid, exitstrategieën en onderuitbesteding of “ketenuitbesteding”. Verder is de verplichting tot het bijhouden van een informatieregister van alle uitbestedingsactiviteiten ingevoerd, dat op verzoek aan de toezichthouders moet worden verstrekt.

In overeenstemming met het herziene raamwerk van de EBA wil ECB-Bankentoezicht bewerkstelligen dat banken ten volle van innovatieve toepassingen kunnen profiteren, terwijl zij daarbij een beveiligde omgeving waarborgen en de risico's voldoende bewaken en verminderen. Daarom heeft zij de EBA-aanbevelingen in haar toezichtsnormen verankerd en worden deze binnen het lopend toezicht terdege meegenomen. ECB-Bankentoezicht zet zich eveneens in voor de implementatie van de richtlijnen en bewaakt de actie die de banken ondernemen om hun uitbestedingsafspraken aan te passen. Daarnaast houdt zij de uitdagingen in verband met uitbesteding in de gaten die voortkomen uit de brexit en eventuele verhuisplannen van banken, om ervoor te zorgen dat afspraken rondom uitbesteding een effectief toezicht niet in de weg staan.

1.5 Lopend toezicht

ECB-Bankentoezicht streeft naar risicogebaseerd en proportioneel toezicht op SI's, dat tegelijkertijd doortastend en consequent is. Daartoe worden jaarlijks een aantal kernactiviteiten voor het lopend toezicht geformuleerd. Deze zijn gebaseerd op de bestaande vereisten in de regelgeving, de Toezichtshandleiding van het SSM en de toezichtsprioriteiten van het SSM. Deze worden opgenomen in het lopende programma voor onderzoek door de toezichthouder (supervisory examination programme – SEP) voor iedere SI.

Naast deze centraal vastgestelde kernactiviteiten kunnen de JST's hun toezichtswerkzaamheden waar nodig toespitsen op de specifieke kenmerken van banken. Hierdoor kunnen zij adequaat reageren op snel veranderende risico's voor afzonderlijke instellingen of voor het hele stelsel.

In 2018 bestonden de lopende SEP-werkzaamheden uit: (i) werkzaamheden gericht op risico's (bijv. SREP en stresstest); (ii) overige werkzaamheden gericht op organisatorische, administratieve of juridische vereisten (bijv. de jaarlijkse significantiebeoordeling); en (iii) additionele werkzaamheden die de JST's plannen om het lopende SEP aan te passen aan de specifieke kenmerken van de onder toezicht staande groep of entiteit (bijv. analyses van specifieke onderwerpen als geselecteerde kredietportefeuilles en activacategorieën).

Proportioneel toezicht

Bij de toezichtswerkzaamheden in 2018 is het proportionaliteitsbeginsel gehanteerd, waarbij de toezichtsintensiteit is afgestemd op de systeemrelevantie en het risicoprofiel van de onder toezicht staande banken

Het SEP volgt het het proportionaliteitsbeginsel, waarbij de toezichtsintensiteit wordt afgestemd op de omvang, systeemrelevantie en complexiteit van de instelling. Deze factoren zijn dan ook bepalend voor het aantal lopende activiteiten dat in het toezicht op een instelling wordt uitgevoerd (zie Grafiek 4).

Grafiek 4

Gemiddeld aantal taken per SI in 2018

Bron: ECB.

Risicogebaseerd toezicht

Het SEP volgt tevens een risicogebaseerde aanpak, waarbij de nadruk ligt op de risicocategorieën die voor de SI het meest relevant zijn. Een goed voorbeeld zijn banken met veel NPL’s. Bij deze banken zijn in 2018 bijzondere taken uitgevoerd, zoals het beoordelen van NPL-reductiestrategieën ten opzichte van de verwachtingen van de ECB. Voor banken met veel NPL's lag het percentage toezichtstaken op het gebied van kredietrisico's dan ook hoger dan gemiddeld. Hetzelfde geldt voor instellingen met grote blootstellingen aan markt- en handelsactiviteiten, waar de toezichtsintensiteit groter was ten aanzien van marktgerelateerde vraagstukken (zie Grafiek 5).

Grafiek 5

SEP-werkzaamheden in 2018: nadruk op krediet- en marktrisico's

Bron: ECB.
Toelichting: Het betreft uitsluitend ingeplande werkzaamheden ten aanzien van de genoemde risicocategorieën.

Belangrijke werkzaamheden in het lopend toezicht in 2018

Voor de JST's waren in het kader van het lopende SEP in 2018 met name de werkzaamheden van belang met betrekking tot de SREP-beoordeling, de EU-brede stresstest en de opvolging van de gevoeligheidsanalyse van het renterisico in het bankenboek (interest rate risk in the banking book – IRRBB).

Het SREP vormt een van de belangrijkste taakgebieden van de JST's. De JST's waren in geheel 2018 betrokken bij de uitvoering van de SREP's, waarbij zich rond enkele belangrijke mijlpalen een piek in de werkzaamheden voordeed, zoals bij de voorlopige beoordeling van kapitaal en liquiditeit en kwalitatieve maatregelen en bij het opstellen van conceptbesluiten. De verzendtermijn voor de definitieve besluiten is verlengd tot januari 2019 om de uitkomsten van de EU-brede stresstest mee te kunnen nemen.

Ook de stress-tests op toezichtsgebied vergden de intensieve betrokkenheid van de JST's. Hierbij gaat het om de EU-brede stresstest bij 33 SI's uit de EBA-groep en de stresstest van de ECB zelf bij 54 SI's die geen deel van de EBA-groep vormden.[12]

Een andere belangrijke activiteit van de JST's in 2018 was de opvolging van de in 2017 uitgevoerde IRRBB-gevoeligheidsanalyse. De JST's hebben die banken waarbij de analyse mogelijke kwetsbaarheden aan het licht bracht in het eerste kwartaal van 2018 benaderd. In het kader van de lopende toezichtsdialoog met de banken zijn de herstelmaatregelen die werden genomen in reactie op de afzonderlijke bevindingen het hele jaar door gevolgd.

Diepgaande onderzoeken ('deep dives')

In het kader van het lopend toezicht hebben JST's de handelingsvrijheid om instellingsspecifieke risico's aan de orde te stellen. Dat doen ze bijvoorbeeld bij de reikwijdtebepaling van hun deep dives, analyses van instellingsspecifieke kwesties die een onderdeel vormen van het SEP. In 2018 hebben de JST's zich hoofdzakelijk gericht op governance, kredietrisico's, en bedrijfsmodellen en winstgevendheid. Dit kwam in brede zin overeen met de toezichtsprioriteiten voor 2018 (zie Grafiek 6).

Grafiek 6

Deep dives en analyses naar risicocategorie in 2018

Bron: ECB.

Status van de SEP-werkzaamheden

De SEP's voor 2018 zijn met succes afgerond, waarbij het uitvoeringspercentage 95% bedroeg

De SEP's voor 2018 zijn met succes afgerond. Per jaarultimo was 95% van alle werkzaamheden uitgevoerd. Hiervan was 82% afgerond, terwijl 13% nog volgens planning werd uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld de beoordeling van herstelplannen, die in 2018 aanving en in 2019 wordt afgerond. Nog eens 3% van de werkzaamheden wordt met enige vertraging afgerond, en 2% van de werkzaamheden is vervallen, in de meeste gevallen vanwege wijzigingen in de structuur van een bank of ingetrokken vergunningen (zie Grafiek 7). De voornaamste werkzaamheden zijn echter volgens de planning uitgevoerd, waarmee de belangrijkste risico's voor het bankwezen zijn bestreken. Het lage aandeel vertraagde en vervallen werkzaamheden bevestigt het feit dat de lopende SEP’s over het algemeen geschikt en stabiel zijn en dat de JST's in staat zijn om hun werkzaamheden volgens de planning uit te voeren.

Grafiek 7

Percentage afgeronde werkzaamheden in 2018

Bron: ECB.

Bevindingen uit het toezicht

Een van de voornaamste producten van de reguliere toezichtswerkzaamheden zijn de bevindingen, dat wil zeggen tekortkomingen die de banken moeten herstellen. De JST's zijn verantwoordelijk voor het bewaken van de opvolging door de banken van deze bevindingen. Na een stijging in de eerste jaren van het SSM is het aantal geregistreerde bevindingen nu stabiel. In 2018 kwam het merendeel van de bevindingen voort uit onderzoeken naar interne modellen (deels vanwege het TRIM-project, waardoor de toezichtsintensiteit versterkt werd), inspecties ter plaatse en themaonderzoeken (zoals naar bedrijfsmodellen en winstgevendheid, zie Grafiek 8).

Grafiek 8

Bevindingen uit het toezicht

Bron: ECB.

1.6 Toezicht ter plaatse

In 2018 zijn in totaal 156 inspecties ter plaatse gehouden

Het SEP voor inspecties ter plaatse voor 2018 doorliep de vierde jaarlijkse inspectiecyclus sinds de oprichting van het SSM. Er zijn in 2018 in totaal 156 inspecties bij SI’s gehouden, evenveel als in 2017 (zie Grafiek 9). Per 31 december 2018 waren de meeste inmiddels afgerond (het definitieve inspectieverslag was met de betreffende entiteit gedeeld) of in het verslags- of onderzoeksstadium.

De stabiliteit van het SEP voor inspecties ter plaatse is in 2018 verbeterd dankzij een betere prioritering van missies. In totaal is 95% van alle missies volgens planning gestart, tegen 84% in 2017. Doordat het SEP gedurende het jaar steeds is geactualiseerd, was er voldoende flexibiliteit om op spoedeisende situaties en onverwachte gebeurtenissen in te gaan.

Grafiek 9

Inspecties ter plaatse in 2018 en 2017: uitsplitsing naar risicotype

Bron: ECB.

Bij de planning en personele bezetting van inspecties ter plaatse wordt nauw samengewerkt met de NCA's, die de meeste missieleiders en teamleden leveren. In 2018 stond bij 88% van de inspecties een nationaal bevoegde autoriteit aan het hoofd, waarbij het voornamelijk bankgroepen betrof die gevestigd zijn in de respectievelijke landen van de NCA's. De overige 12% werd geleid door de centrale afdeling voor inspecties ter plaatse van de ECB (ECB Centralised On-Site Inspections Division – COI).

Binnen het Europese bankentoezicht wordt gewerkt aan meer internationale en gemengde missieteams

In 2018 heeft ECB-Bankentoezicht haar doelstelling behaald om het aantal missies met internationale en gemengde teams te vergroten. Deze doelstelling is onderdeel van een meerjarenplan om het aandeel van dergelijke missies ten opzichte van het totaal uit te breiden. Een inspectieteam wordt beschouwd als “internationaal” als de missieleider en minstens één teamlid niet worden geleverd door de NCA van het betrokken thuis- of gastland. Daarnaast wordt een team beschouwd als “gemengd” als de missieleider geleverd wordt door de bevoegde autoriteit van het betrokken thuis- of gastland en ten minste twee teamleden niet worden geleverd door de bevoegde autoriteit van het betrokken thuis- of gastland. In totaal werden 44 van de 156 in 2018 gestarte inspecties ter plaatse (28%) uitgevoerd door gemengde/internationale teams, een forse stijging ten opzichte van 2017 (zie Tabel 3).

Tabel 3

Personele bezetting bij inspecties ter plaatse: missies met internationale en gemengde teams

Bron: ECB.

Circa een derde van de missieteamleden nam deel aan een speciaal trainingsprogramma

In 2018 heeft ongeveer een derde van de 1.150 SSM-toezichthouders die inspecties ter plaatse uitvoeren, deelgenomen aan de door COI ontwikkelde training voor inspecties ter plaatse. Er zijn ruim 25 trainingsbijeenkomsten gehouden over een tiental uiteenlopende onderwerpen, zoals alle belangrijke SREP-risicosoorten en de processen die bij missies ter plaatse komen kijken. Het trainingsprogramma berust op nauwe samenwerking tussen de ECB en de NCA's. Iedere cursus is ontwikkeld en gepresenteerd door toezichthouders die inspecties ter plaatse uitvoeren. Van de cursussen vond 75% plaats bij NCA's.

1.6.1 Belangrijkste bevindingen van inspecties ter plaatse

De volgende analyse geeft een overzicht van de belangrijkste bevindingen uit de 154 inspectierapporten die betrekking hebben op het SEP voor 2017 en 2018, die in 2018 in definitieve vorm zijn opgesteld.[13]

Kredietrisico

Meer dan de helft van de kredietrisico-inspecties was hoofdzakelijk gericht op het doorlichten van de kwaliteit van de activa door middel van dossieronderzoeken. De overige inspecties waren hoofdzakelijk gericht op de kwalitatieve aspecten van het processen van banken voor de beheersing van het kredietrisico. Er zijn in 2018 drie onderling afgestemde inspectiecampagnes gericht op kredietrisico van start gegaan bij een aantal banken waarbij de nadruk lag op (i) niet-commercieel vastgoed, (ii) commercieel vastgoed, en (iii) banken met een hoog NPL-gehalte. De belangrijkste bevindingen zijn:

  • Zwakke kredietverleningsprocessen: onvoldoende inschatting van debiteurenrisico's, ontoereikende autorisatieniveaus en onjuiste acceptatiecriteria en goedkeuringsprocessen voor uitzonderingen.
  • Onjuiste rubricering en monitoring van debiteuren: tekortkomingen in de definitie van en/of de signalering van leningen in verzuim en niet-presterende blootstellingen, zwakke processen voor het monitoren van kredietnemers met hoog risico.
  • Verkeerde berekening van voorzieningen: overwaardering van onderpand en verdisconteringstijd, onjuiste kasstroomramingen, tekortkomingen in de onderpandsurpluspercentages en collectieve parameters voor voorzieningen.
  • Wettelijke ratio’s: verkeerde berekening van risicogewogen activa, schendingen van de grotepostenregeling.

Governancerisico

Bij inspecties ter plaatse die zich uitsluitend op interne governance en risicobeheer richtten, maar ook bij inspecties op andere risicoterreinen zijn bevindingen op dit gebied gedaan. Zeer ernstige bevindingen kwamen naar voren op de volgende gebieden:

  • Ondernemingsstructuur en organisatie: tekortkomingen in het interne beheersingskader, onvoldoende personele bezetting en gebrek aan coördinatie binnen de groep.
  • Rollen en verantwoordelijkheden van het bestuursorgaan: tekortkomingen in delegatie van bevoegdheden en zwakke plekken bij de uitvoering van de strategie en governanceregelingen van de instelling.
  • Interne beheersingsfuncties, waaronder compliance, risicobeheersing en interne audit: zeer ernstige bevindingen ten aanzien van de status, de middelen en het werkgebied van alle interne beheersingsfuncties.

Operationeel risico

De zeer ernstige bevindingen hadden voor het merendeel betrekking op de meting van het operationele risico (tekortkomingen in de processen voor verzameling van gegevens over operationeel risico, ontoereikende actieplannen voor het omgaan met operationele incidenten) en de reikwijdte van het risicomanagement en risico-identificatie (onvolledige verslaglegging en definitie van significante operationele risico's, inconsistent gebruik van indicatoren door verschillende groepsonderdelen).

IT-risico

Van de zeer belangrijke bevindingen hadden de meeste betrekking op IT-systeembeheer (ontoereikende processen voor incidentmanagement, onvoldoende volledige en nauwkeurige inventarisatie van middelen), beheer van toegangsrechten (ondoelmatige hercertificeringsprocessen, onvoldoende functiescheiding), datakwaliteitsmanagement (zwakke operationele processen voor het valideren van handmatige invoer), en IT-beveiligingsbeheer (vertraagde en niet-geëigende maatregelen voor risicodetectie en -vermindering).

Kapitaalrisico

De bevindingen ten aanzien van het toetsingsvermogen (Pijler 1) hielden verband met tekortkomingen bij de toekenning van de juiste risicogewichten aan blootstellingen, waardoor de risicogewogen activa ondergewaardeerd waren, voornamelijk in verband met het kredietrisico vanwege een onjuiste toewijzing van blootstellingscategorieën en het niet signaleren van speculatieve vastgoedfinanciering.

Bij de ICAAP-missies hadden de meeste ernstige bevindingen betrekking op onderontwikkelde stresstestkaders (het niet benoemen van alle materiële risico's en uitvoeren van reverse stress testing), het kwantificeren van zwakke punten (vooral bij het modelleren van kredietrisico's) en materiële tekortkomingen bij het inbedden van het ICAAP-proces in de managementstructuur.

Renterisico in het bankenboek

De zeer ernstige bevindingen inzake IRRBB hadden voor het grootste deel betrekking op meting en beheer van risico's, met name een onvoldoende fundering bij het modelleren van niet-aflopende deposito's en het niet regelmatig valideren van IRRBB-modellen.

Liquiditeitsrisico

Het grootste gedeelte van de bevindingen betreffende het liquiditeitsrisico heeft betrekking op risicometingen en stresstests. De kwesties die het meest voorkwamen, gingen over tekortschietende risicomodellering, zwakke punten in de raming van het run-offprofiel van financiële producten, fouten bij de berekening van de liquidity coverage ratio (LCR), en het gebruik van scenario's voor stresstests die niet aansloten op de complexiteit van de instelling.

Bedrijfsmodellen en winstgevendheid

De meeste zeer ernstige bevindingen hadden te maken met de analyse van de daadwerkelijke winstgevendheid (ontoereikende analyse van belangrijke winstgevendheidsfactoren en bedrijfsonderdelen, tekortschietende prijsstellingsinstrumenten in de zin van het opnemen van alle kosten en risico's) en de analyse van financiële prognoses (te rooskleurige financiële prognoses en scenario’s, en onvoldoende analyse en inbedding in de toekomstgerichte bedrijfsstrategie van het nieuwe landschap in termen van regelgeving, verslagleggingsnormen en concurrentie).

Marktrisico

De zeer ernstige bevindingen betroffen grotendeels kwesties inzak risicometing, zowel vanuit het oogpunt van boekhoudkundige verwerking als vanuit prudentieel perspectief, met name waar het gaat om fair value-schattingen. Daarbij gaat het om een gebrekkig classificatiekader, waardoor activa onterecht worden geclassificeerd, onvoldoende fair value-reserves en ontoereikende additionele waardeaanpassingen.

1.7 Gerichte toetsing van interne modellen (TRIM)

TRIM (Targeted review of internal models) is een meerjarig project, dat wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de NCA's. Na voorbereidende analyses in 2016 is het 2017 gestart met het doel om ongewenste variabiliteit in de risicogewogen activa van instellingen te verminderen en na te gaan of de gehanteerde interne modellen toereikend en passend zijn. In algemene zin draagt het project bij aan het waarborgen van een gelijk speelveld, doordat het consistentie bevordert tussen toezichtsmethoden die zich richten op de juiste en consistente naleving van de regelgevingsvereisten voor interne modellen. Daarmee fungeert TRIM als aanvulling op de Bazel III-maatregelen.

TRIM is het omvangrijkste project van ECB-Bankentoezicht tot dusver en is een uiterst belangrijk initiatief in het streven naar harmonisatie in het toezicht op interne modellen. In 2018, nog midden in de uitvoeringsfase, heeft TRIM al belangrijke resultaten opgeleverd op weg naar het bereiken van de doelstellingen.

Allereerst zijn er met TRIM geharmoniseerde methoden voor het toezicht op interne modellen van SI's gedefinieerd en ingericht. Dat is een eerste vereiste om binnen het SSM een gelijk speelveld te waarborgen. Dankzij TRIM is onder de NCA's een gemeenschappelijk begrip gegroeid van de Europese regelgeving over interne modellen, zoals die is opgenomen in de ‘ECB guide to internal models’ van de ECB en het gemeenschappelijke methodologische raamwerk dat bij TRIM-inspecties ter plaatse wordt gehanteerd. Hiervan zal het SSM-toezicht op interne modellen ook na de looptijd van het project nog de vruchten plukken.

De gids is dan ook een levend document dat steeds wordt aangepast en bijgewerkt. In 2018 is een belangrijke mijlpaal bereikt, toen na een tweetal consultatieronden een herziene versie[14] is uitgebracht. Hierin is feedback opgenomen van instellingen vanuit de TRIM-exercitie, evenals ervaringen opgedaan tijdens de TRIM-inspecties ter plaatse en reguliere ontwikkelingen in de regelgeving.

Met het oog op harmonisatie van de toezichtsmethoden is een tweede belangrijke prestatie binnen het TRIM-project de transparantie die wordt geboden over de tekortkomingen die in de interne modellen van SI's zijn geconstateerd. Aangezien de ter plaatse-fase van TRIM inmiddels voor 60% van de circa 200 in 2017 tot 2019 uit te voeren inspecties is afgerond, konden al op systematische wijze horizontale analyse en collegiale vergelijkingen worden opgesteld. Zo is een overzicht verkregen van de meest materiële of veelvoorkomende tekortkomingen bij de onderzochte instellingen. Mede hierdoor is de consistentie van de toezichtsbeoordeling van de betreffende instellingen gewaarborgd.[15]

Juist die toezichtsbeslissingen naar aanleiding van de TRIM-inspecties ter plaatse zijn de derde belangrijke prestatie binnen het TRIM-project, omdat mede daardoor verbeteringen aan modellen kunnen worden afgedwongen en de geconstateerde tekortkomingen kunnen worden hersteld. Dit wordt bereikt door een systematische en consistente inzet van toezichtsmaatregelen om zo de mogelijke onderschatting van risico's te compenseren. Dankzij dit maatwerk in de opvolging van de inspectie, draagt TRIM bij aan het terugdringen van ongewenste variabiliteit in de risicogewogen activa binnen de interne modellen van banken.

Om dit te kunnen bereiken is de inzet van forse toezichtscapaciteit noodzakelijk. Om het gebruikelijke onderhoud van de modellen van de instellingen niet te verstoren, zijn de materiële aanpassingen in de modellen en de initiële goedkeuring ervan ook nog steeds ter plaatse beoordeeld, naast en soms tegelijkertijd met de TRIM-inspecties. Naast de 59 inspecties ter plaatse onder TRIM werden er in de loop van het verslagjaar 85 inspecties naar interne modellen bij belangrijke instellingen opgestart (waarvan 55 ter plaatse)[16]. In totaal zijn er in 2018 121 toezichtsbesluiten over onderzoeken van interne modellen[17] verzonden.

De werkzaamheden in het kader van het TRIM-project, evenals de reguliere toezichtsbeoordeling van materiële modelwijzigingen of initiële goedkeuringen worden in 2019 voortgezet. Met name de fase van de inspecties ter plaatse wordt naar verwachting in de tweede helft van 2019 afgesloten, zodat het TRIM-project in de eerste maanden van 2020 kan worden afgerond.

1.8 Indirect toezicht op minder belangrijke instellingen

Krachtens de SSM-Verordening[18] is de ECB verantwoordelijk voor de effectieve en consistente werking van het SSM en heeft zij daarmee een oversightfunctie ten aanzien van de minder belangrijke instellingen (less significant institutions – LSI's). De NCA's blijven primair verantwoordelijk voor het toezicht op deze instellingen. De overkoepelende doelstelling van deze oversightfunctie is het waarborgen dat hoge toezichtsnormen consequent in het hele eurogebied worden toegepast. Hiertoe ontwikkelt ECB-Bankentoezicht in nauwe samenwerking met NCA's een operationeel kader voor het overkoepelende toezicht op LSI's.

Gemeenschappelijke toezichtsnormen en beleidslijnen

De ECB en de NCA's hebben de afgelopen jaren in nauwe samenwerking gemeenschappelijke toezichtsnormen (joint supervisory standards – JSS) ontwikkeld voor het toezicht op LSI's. Dit zijn de belangrijkste instrumenten om consistent en hoogwaardig toezicht op LSI's te kunnen garanderen.

De werkzaamheden gericht op bevordering van de consistentie van toezichtspraktijk en -processen zijn in 2018 voortgezet

Bestaande JSS zijn gedurende het jaar bijgesteld[19] en nieuwe zijn afgerond. Verder zijn initiatieven genomen om best practices uit te wisselen en de consequente toepassing van normen op bepaalde gebieden te bevorderen. Zo zijn er diverse workshops met NCA's gehouden om best practices bij NCA's te signaleren in het toezicht op de interne governance van LSI's, en hun ervaringen te delen bij de toepassing van de nieuwe EBA-Richtsnoeren voor de communicatie tussen, enerzijds, bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en, anderzijds, de wettelijke auditor(s) en auditkantoren die de wettelijke controle van de financiële overzichten van kredietinstellingen uitvoeren[20] evenals hun ervaringen met crisismanagement. Met betrekking tot crisismanagement zijn een drietal nieuwe JSS afgerond.[21]

Na een openbare consultatie in het najaar van 2017 is in maart 2018 de definitieve versie van de Gids inzake de beoordeling van aanvragen voor een vergunning als fintechkredietinstelling verschenen. Deze wordt nu waar van toepassing ingezet bij het beoordelen van nieuwe vergunningaanvragen. Met het werk gericht op de implicaties van financiële technologie voor het bankentoezicht is verdere voortgang gemaakt.

Met het oog op een effectieve uitvoering van de JSS voor instellingen voor autofinanciering (car financing institutions – CFI's) zijn in nauwere samenwerking tussen de toezichthouders op de CFI's van zowel de ECB als de NCA's initiatieven opgezet voor het delen van informatie en het bevorderen van onderlinge vergelijkingen. Bovendien is door middel van workshops de dialoog met de sector voortgezet. In 2018 richtten deze zich op herstelplannen, digitalisering en andere structurele ontwikkelingen waarmee de automobielindustrie te maken heeft en waarschijnlijk in de loop van de tijd ook op CFI's effect zullen hebben.

Ook is in 2018 het themaonderzoek naar IFRS9 voortgezet om ervoor te zorgen dat de banken in het eurogebied de nieuwe verslaggevingsstandaard op een consistente wijze invoeren. Zo zijn er diverse initiatieven gestart om toezichthouders te helpen om te beoordelen in hoeverre LSI's klaar zijn voor IFRS 9.

Nadat het IMF zijn Financial Sector Assessment Program (FSAP)[22] voor het eurogebied had afgerond, dat zich op belangrijke instellingen richt, heeft ECB-Bankentoezicht actief bijgedragen aan de beoordeling van het toezicht op de minder belangrijke instellingen voor de nationale FSAP’s van sommige eurolanden[23]. Hierbij gaat het om de oversightfunctie van de ECB ten aanzien van het toezicht op de minder belangrijke instellingen, waarbij uitleg is gegeven over de rol van de ECB en de samenwerking met de NCA's.

SREP-methodiek voor LSI's

2018 was het eerste jaar waarin de NCA's een gemeenschappelijke geharmoniseerde methodiek hanteerden voor het uitvoeren van de SREP voor LSI's. In januari 2018 heeft de Raad van Toezicht de eerste versie van de SREP-methodiek voor LSI's goedgekeurd. Deze is vanaf 2015 gezamenlijk door medewerkers van NCA's en de ECB ontwikkeld. De invoering zal getrapt plaatsvinden over een periode van drie jaar, zodat de overgang van de nationale methodieken op de gemeenschappelijke versie zo soepel mogelijk kan verlopen. De NCA's hebben toegezegd de methodiek in 2018 in ieder geval toe te passen op LSI's met hoge prioriteit en deze tot en met 2020 voor alle LSI's te introduceren.

De methodiek is gebaseerd op de door de EBA ontwikkelde SREP-richtsnoeren en bestaande nationale methodieken en bouwt voort op de aanpak van de ECB voor SI's. De SREP-methodiek is flexibel en proportioneel. Daarmee hebben de NCA's de mogelijkheid om intensiteit en frequentie van de toezichtswerkzaamheden af te stemmen op de intrinsieke risico's van de banken en hun potentiële impact op het financiële stelsel. Bij deze proportionele benadering kan worden gevarieerd qua frequentie en diepgang bij het beoordelen van de risico's en risicobeheersing van een bank en bij het nagaan hoe een bank onder normale en ongunstige omstandigheden de eigen kapitaal- en liquiditeitsbehoeften inschat. Daarbij hebben de NCA's de flexibiliteit om met specifieke nationale kenmerken rekening te houden, zoals verslaggevingsnormen en regelgeving, en het SREP-besluitvormingsproces uit te voeren. De SREP-methodiek voor minder belangrijke instellingen wordt regelmatig geactualiseerd en zal dan ook blijven veranderen.

Om de markttransparantie te vergroten en de toezichtsverwachtingen aan de banken over te brengen, heeft de ECB een overzicht van de LSI-SREP-methodiek op de website van het bankentoezicht geplaatst. Dit overzicht gaat in op de algemene aspecten van de methodiek en op de aspecten die met name voor minder belangrijke instellingen relevant zijn, zoals proportionaliteit. Verder heeft de ECB in bijeenkomsten met Europese verenigingen van banken standpunten uitgewisseld over de LSI-SREP-methodiek.

Samenwerking bij het toezicht op de afzonderlijke LSI's

Voor consistent en hoogwaardig toezicht op LSI's is effectieve samenwerking tussen de ECB en de NCA's onontbeerlijk. De samenwerking tussen de ECB en de NCA's is gedurende geheel 2018 dan ook op een drietal belangrijke gebieden versterkt: (i) samenwerking op senior- en technisch niveau, (ii) oversight van LSI's, en (iii) sectorale en thematische analyses.

Samenwerking op senior- en technisch niveau: Er bestaat een programma voor regelmatige uitwisseling (inclusief meetings en calls) tussen medewerkers van de ECB en de NCA's op seniorniveau. Ook op technisch niveau is de samenwerking over afzonderlijke LSI's en toezichtsuitoefening bevorderd. De landendesks van de ECB[24] hebben hierbij een sleutelrol vervuld voor de uitwisseling van informatie en best practices op toezichtsgebied tussen NCA's.

Oversight van LSI’s: Conform de in eerdere jaren gehanteerde aanpak en het proportionaliteitsbeginsel zijn LSI's op basis van een prioriteringskader gevolgd[25]. De samenwerking tussen de ECB en NCA's richtte zich op het geregeld volgen van LSI's met hoge prioriteit en LSI's waarbij zich specifieke toezichtsvraagstukken voordoen, met name instellingen waarmee het financieel slechter gaat. Waar in autorisatiebesluiten over bijvoorbeeld een vergunning of de verwerving van een gekwalificeerde deelneming bijkomende voorschriften[26] waren opgenomen die nog om nadere toezichtsacties vroegen, hebben de ECB en de betreffende NCA samengewerkt om de naleving van de voorschriften te bewerkstelligen. Daarnaast was 2018 het eerste jaar waarin de leidraad voor meldingen[27] volledig is ingevoerd. De standpunten van de ECB over meldingen werd uitgebracht binnen het algehel kader van de voortgaande samenwerking tussen de ECB en NCA's, met name ten aanzien van de informatie-uitwisseling over afzonderlijke LSI's en over de toezichtsaanpak van de betreffende NCA's.

Sectorale en thematische analyses: Met de invoering van sectorale en thematische analyses is het hoogwaardige oversight op het LSI-toezicht eveneens verbeterd. Gezien het grote belang van de coöperatiesector in bepaalde landen, hebben de ECB en de betreffende NCA's de afgelopen twee jaar deze sectoren in een tweetal landen gezamenlijk beoordeeld. Er is een Coöperatiegroep met deelnemers vanuit de ECB en de betreffende NCA's opgezet, die in één van de landen de hervorming van de coöperatiesector volgt met het oog op een consistente uitvoering. Met betrekking tot institutionele protectiestelsels (IPS), is voor de derde maal de jaarlijkse controle van “hybride” IPS[28] uitgevoerd. Er is ondersteuning verleend aan NCA's in landen waar banken een aanvraag om erkenning van een IPS indienden of dit overwogen te doen. Verder is in 2018 een benchmarkanalyse van de Pijler 2-vereisten voor LSI's met hoge prioriteit uitgevoerd om de aanpak bij verschillende NCA's met betrekking tot SREP-vereisten te vergelijken en tot consistente toezichtsuitkomsten te komen. Tot slot hebben de ECB en de betreffende NCA's de jaarlijkse sectoranalyse uitgevoerd voor financiële marktinfrastructuren (FMI’s) met een bankvergunning.

1.9 Macroprudentiële taken

Over het macroprudentieel beleid in het eurogebied bleef de ECB in 2017 actief in overleg met de NCA's in overeenstemming met de taken die op grond van Artikel 5 van de SSM-Verordening aan haar zijn opgedragen. Binnen dit gestelde macroprudentiële beleidskader kan de ECB: (i) striktere eisen voor kapitaalbuffers hanteren dan die welke door de nationale autoriteiten worden toegepast, en (ii) strengere maatregelen nemen om systeemrisico's of macroprudentiële risico's aan te pakken. De micro- en macroprudentiële gezichtspunten vanuit het gehele SSM worden samengebracht in het Macroprudentieel Forum, dat fungeert als discussieplatform voor de leden van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht.[29] Dit zorgt ervoor dat micro- en macroprudentiële acties goed op elkaar aansluiten.

In 2018 zijn meer dan 100 meldingen over macroprudentieel beleid ontvangen van nationale autoriteiten

In 2018 ontving de ECB meer dan honderd meldingen over het macroprudentieel beleid van de NCA's. Het merendeel van die meldingen had betrekking op driemaandelijkse besluiten over de hoogte van de anticyclische kapitaalbuffers en besluiten omtrent de vaststelling en kapitaalbehandeling van mondiaal en andere systeemrelevante kredietinstellingen. Ook heeft zij meldingen ontvangen over andere maatregelen, zoals die ingevoerd onder artikel 458 van de CRR, het voorschrijven van systeemrisicobuffers en de uitwisseling van macroprudentiële maatregelen die in andere lidstaten zijn genomen.

Met gebruik van de BCBS-methodiek hebben de ECB en de nationale autoriteiten acht mondiaal systeemrelevante banken aangemerkt[30] die extra kapitaalbuffers dienen aan te houden van 1,0% tot 2,0% in 2020. De ECB ontving tevens meldingen over de kapitaalbuffers van 107 overige systeemrelevante instellingen. Deze waren in overeenstemming met de floor-methodiek die de ECB sinds 2016 hanteert voor het vaststellen van hun buffers.[31] Deze methodiek wordt momenteel herzien.

Ook was de ECB betrokken bij de werkzaamheden van het ESRB, dat verantwoordelijk is voor het overkoepelende macroprudentiële toezicht op het financiële stelsel in de EU. De JST's gebruikten de informatie van de ESRB samen met de macroprudentiële analyses van de ECB om te zorgen dat alle relevante risico's aan de orde kwamen. Omgekeerd maken de ESRB en de overige macroprudentiële autoriteiten gebruik van de input van de JST's om te verzekeren dat de informatie over de afzonderlijke instellingen wordt opgenomen in de systeembrede risicoanalyse en om mogelijke herstelmaatregelen te formuleren.

2 Bijdrage aan het EU-kader voor crisisbeheersing en afwikkeling

2.1 Crisisgevallen in 2018

2.1.1 ABLV Bank als (waarschijnlijk) faillerend aangemerkt

Op 23 februari 2018 werden ABLV Bank AS en haar dochteronderneming als (waarschijnlijk) faillerend aangemerkt

Op grond van het EU-kader voor crisisbeheersing kan de ECB, na overleg met de SRB, besluiten dat een bank (waarschijnlijk) faillerend (failing or likely to fail - FOLTF) is.[32] Op 23 februari 2018 besloot ECB-Bankentoezicht de Letse SI ABLV Bank AS als FOLTF aan te merken in overeenstemming met artikel 18, lid 4, onder c), van de Verordening inzake het Gemeenschappelijk Afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism Regulation - SRMR), omdat deze bank in de nabije toekomst waarschijnlijk niet in staat zou zijn haar schulden te betalen of aan andere verplichtingen te voldoen wanneer deze opeisbaar werden. De ECB stelde ook vast dat ABLV Bank’s Luxemburgse dochteronderneming ABLV Bank, S.A. FOLTF was.

Wat voorafging aan de FOLTF-vaststelling

Als gevolg van de liquiditeitsuitstromen die werden veroorzaakt door een antiwitwasprocedure in de VS werd een moratorium opgelegd

Op 13 februari 2018 stelde het Financial Crimes Enforcement Network (FinCEN) van het Amerikaanse ministerie van Financiën een maatregel voor waarbij ABLV Bank krachtens sectie 311 van de USA PATRIOT Act werd beschuldigd van directe betrokkenheid bij witwaspraktijken ("institution of primary money laundering concern"). Door de abrupte terugtrekking van deposito's en de verslechtering van de toegang tot financieringsmiddelen in Amerikaanse dollar die daaruit voortvloeiden, kon de bank geen betalingen meer verrichten in Amerikaanse dollar. Op 19 februari 2018 legde de Letse Financial and Capital Market Commission (FCMC) een moratorium[33] op aan ABLV Bank AS, op instructie van ECB-Bankentoezicht. Het moratorium hield voor ABLV Bank AS een verbod in om uitgaven te doen voor financiële verplichtingen. Een moratorium werd noodzakelijk geacht om de bank de tijd te geven om haar liquiditeitssituatie te verbeteren. Op dezelfde dag werd in Luxemburg een opschorting van betalingen opgelegd aan ABLV Bank, S.A.

Door de urgentie van de situatie werd de FOLTF-beoordeling afgerond in twee dagen

ABLV Bank AS en haar dochteronderneming ABLV Bank, S.A. beschikten niet over voldoende middelen om weerstand te bieden aan de uitstroom van deposito's die zich waarschijnlijk zou hebben voorgedaan indien het moratorium was opgeheven. Op 22 februari 2018 besloot de Raad van Toezicht bijgevolg om het FOLTF-proces op te starten en nam hij het initiatief tot een formele overlegprocedure met de SRB. Vervolgens keurden de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur van de ECB de FOLTF-beoordelingen voor ABLV Bank AS en ABLV Bank, S.A. goed. Op 23 februari werden de FOLTF-beoordelingen zowel naar de SRB als naar de Europese Commissie verstuurd, in overeenstemming met artikel 18 van de SRMR. ECB-Bankentoezicht bracht ook alle betrokken autoriteiten op de hoogte van zijn besluiten, in overeenstemming met artikel 81 van de BRRD en CRD IV.

Samenwerking en uitwisseling van informatie met de SRB

Nauwe samenwerking tussen ECB-Bankentoezicht en de SRB droeg bij tot succes van crisisbeheersingsproces

ECB-Bankentoezicht bracht de SRB op de hoogte zodra hij kennis kreeg van de ontwerpmaatregel van het FinCEN. De verslechterende liquiditeitssituatie van de banken werd uitvoerig besproken met vertegenwoordigers van de SRB op door de ECB georganiseerde crisisbeheersingsvergaderingen. De SRB werd ook uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan de relevante vergaderingen van de Raad van Toezicht van de ECB. Daarnaast nam een vertegenwoordiger van de ECB deel aan alle bestuursvergaderingen van de SRB over deze zaak, met inbegrip van de vergadering waarop de SRB besloot geen afwikkelingsmaatregelen te nemen.

Acties naar aanleiding van de FOLTF-beoordeling

Naar aanleiding van het besluit van de SRB om geen afwikkelingsmaatregelen te nemen, diende ABLV Bank AS een verzoek tot vrijwillige liquidatie in

Op 24 februari 2018 besloot de SRB geen afwikkelingsmaatregelen te nemen ten aanzien van ABLV Bank AS en ABLV Bank, S.A. Hij concludeerde dat weliswaar voldaan was aan de voorwaarden voor afwikkeling van artikel 18, lid 1, onder a) en b), van de SRMR, maar dat de in artikel 18, lid 1, onder c), genoemde voorwaarde, die betrekking heeft op het openbaar belang, niet vervuld was. Daarnaast stelden de FCMC en de Luxemburgse Commission de Surveillance du Secteur Financier (CSSF), in hun rol van overeenkomstig Richtlijn 2014/49/EU[34] aangewezen autoriteiten, vast dat de gedekte deposito's van respectievelijk ABLV Bank AS en ABLV Bank, S.A. niet-beschikbaar waren geworden.[35] Vervolgens diende ABLV Bank AS een verzoek tot vrijwillige liquidatie in overeenkomstig de Letse wet op de kredietinstellingen. In juli 2018 trok ECB-Bankentoezicht de vergunning van ABLV Bank AS in op voorstel van de FCMC, die toezicht blijft houden op het proces van vrijwillige liquidatie. In het geval van ABLV Bank, S.A. heeft de bevoegde rechtbank in Luxemburg besloten dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het inleiden van een nationale insolventieprocedure. Bijgevolg heeft zij op grond van het nationaal recht aan de bank een opschorting van betalingen opgelegd en twee curatoren aangesteld om het beheer van de activa van de bank te controleren.[36]

Uit de zaak-ABLV blijkt dat de BRRD/SRMR en de nationale insolventiewetten op elkaar moeten worden afgestemd en dat de AML-autoriteiten nauwer moeten samenwerken

Belangrijkste lessen

Uit de zaak-ABLV is gebleken dat het EU-kader voor crisisbeheersing en de nationale insolventiewetten mogelijk niet op elkaar zijn afgestemd.. Volgens de BRRD/SRMR is niet alleen daadwerkelijke illiquiditeit, maar ook in de nabije toekomst te verwachten illiquiditeit voldoende reden om te besluiten dat een bank FOLTF is. De insolventiewetgeving daarentegen vereist doorgaans dat er sprake is van daadwerkelijke illiquiditeit voordat er om liquiditeitsredenen een insolventieprocedure kan worden opgestart. Om die reden heeft ECB-Bankentoezicht aangezet tot en ingestemd met een wijziging van het EU-rechtskader om te verzekeren dat de nationale liquidatieprocedures automatisch worden opgestart wanneer een bank als FOLTF wordt aangemerkt en de SRB besluit dat niet is voldaan aan het criterium van openbaar belang, wat vereist is om afwikkelingsmaatregelen te kunnen nemen.

Wat de bestrijding van het witwassen van geld (anti-money laundering - AML) betreft, is het van belang om op te merken dat de handhaving van de nationale AML-wetgeving tot de bevoegdheid van de betrokken nationale autoriteiten behoort. Niettemin houdt het SSM, binnen de grenzen van zijn bevoegdheid en in het licht van de beschikbare informatie, rekening met witwasaangelegenheden. Het doet dit bijvoorbeeld via de SREP-beoordeling, aangezien ernstige inbreuken op de vereisten inzake AML en de bestrijding van terrorismefinanciering (combating the financing of terrorism - CFT) uiteindelijk een risico kunnen vormen voor de levensvatbaarheid van een bank. In dit verband speelt de uitwisseling van informatie tussen de betrokken autoriteiten een sleutelrol (zie Kader 2).

2.1.2 Communicatie over FOLTF-gevallen

Communicatie vormt een essentieel onderdeel van crisisbeheersing. Door duidelijk te maken dat de verantwoordelijke autoriteiten een crisis aan het aanpakken zijn, kunnen de reacties van de markt worden getemperd en dus de besmettingsrisico's worden beperkt. Wanneer een bank (waarschijnlijk) faillerend is, is het niet alleen van cruciaal belang dat een oplossing wordt gevonden voor de crisis, maar ook dat deze oplossing effectief aan het publiek wordt meegedeeld.

Coördinatie tussen de verschillende belanghebbenden is van essentieel belang om een duidelijke en uitvoerige boodschap aan het publiek over te brengen.

In het geval van ABLV Bank hebben de ECB, de SRB en de FCMC nauw samengewerkt op het gebied van de communicatie. Op zondag 18 februari 2018 kondigde ECB- Bankentoezicht aanvankelijk aan dat er een moratorium was opgelegd.[37] Zes dagen later, op zaterdag 24 februari, na het besluit van de ECB om ABLV Bank AS en ABLV Bank, S.A. als FOLTF aan te merken, kondigde de SRB aan dat hij had besloten dat de afwikkeling niet in het openbaar belang was.[38] Hierop volgden gecoördineerde aankondigingen van ECB-Bankentoezicht[39] en de FCMC betreffende het FOLTF-besluit van de ECB. Ook de FCMC en de CSSF publiceerden kennisgevingen over hun respectieve besluiten tot vaststelling van de niet-beschikbaarheid van de deposito's.[40]

Na het FOLTF-besluit ontving de ECB vragen van een lid van het Europees Parlement en van de voorzitter van de Duitse Bundestag over aangelegenheden die verband hielden met de zaak-ABLV Bank. De ECB beantwoordde deze vragen met inachtneming van de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels en publiceerde de antwoorden op de website van ECB-Bankentoezicht.[41]

Publicatie van niet-vertrouwelijke FOLTF-beoordelingen

FOLTF-beoordelingen zijn onderworpen aan de verplichtingen inzake beroepsgeheim en de vertrouwelijkheidsvoorschriften die van toepassing zijn op alle beslissingen die de ECB als toezichthouder neemt.

Omwille van de transparantie en de verantwoordingsplicht en gelet op het algemeen openbaar belang publiceerde de ECB op de website van ECB-Bankentoezicht niet-vertrouwelijke versies van haar twee FOLTF-beoordelingen voor ABLV Bank AS en ABLV Bank, S.A., in overeenstemming met haar aanpak in eerdere zaken. Om te voldoen aan de verplichtingen inzake het beroepsgeheim, werd geen vertrouwelijke informatie bekendgemaakt. ECB-Bankentoezicht publiceerde deze beoordelingen kort nadat de SRB de niet-vertrouwelijke versies van zijn afwikkelingsbesluiten had gepubliceerd. De publicatie van niet-vertrouwelijke FOLTF-beoordelingen vormt een uitzondering op het algemeen communicatiebeleid van de ECB, dat overeenkomstig de wettelijke vereisten niet voorziet in de publicatie van individuele toezichtsbesluiten of -beoordelingen, die beschermd zijn door de regels inzake het beroepsgeheim.

Kader 2
De rol van de ECB in de bestrijding van het witwassen van geld

Bij de totstandbrenging van het SSM-kader hebben de EU-wetgevers ervoor gekozen de verantwoordelijkheid voor de bestrijding van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering op nationaal niveau te behouden. De nationale AML-autoriteiten zijn ook verantwoordelijk voor het onderzoeken van inbreuken op de AML-regelgeving door kredietinstellingen.

Het is echter van belang dat de ECB rekening houdt met de resultaten van het AML/CFT-toezicht bij de uitvoering van haar toezichtstaken overeenkomstig artikel 127, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de SSM-verordening[42]. Met name het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering zijn relevant voor het prudentieel toezicht dat door de ECB wordt uitgeoefend met het oog op de beoordeling van de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen in onder toezicht staande entiteiten (met inbegrip van het proces voor het verlenen van vergunningen aan kredietinstellingen), voor beoordelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van bestaande of toekomstige bestuurders van onder toezicht staande entiteiten en voor het dagelijks toezicht. Ernstige inbreuken op de AML/CFT-regelgeving zijn een teken van zwak bestuur en van zwakke interne controles. Zij kunnen de reputatie van een kredietinstelling schaden en kunnen ook leiden tot het opleggen van aanzienlijke administratieve of strafrechtelijke sancties aan onder toezicht staande entiteiten of hun personeel. Aldus vormen zij een risico voor de levensvatbaarheid van de onder toezicht staande entiteiten. In de afgelopen maanden zijn er op Europees niveau diverse initiatieven genomen om voorstellen uit te werken om de samenwerking tussen de AML-autoriteiten en de prudentiële toezichthouders te versterken en om aangelegenheden in verband met AML beter in het prudentieel toezicht te integreren.

De vijfde antiwitwasrichtlijn[43], meer bepaald artikel 57bis, lid 2, introduceerde twee belangrijke nieuwe elementen met betrekking tot de rol van de ECB in AML. In de eerste plaats stelt de wijziging van artikel 56 van CRD IV de ECB in staat vertrouwelijke informatie uit te wisselen met nationale AML-toezichthouders. Ten tweede verplicht de Richtlijn de ECB om, met de steun van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's), een overeenkomst te sluiten over hoe er in de praktijk een soepeler uitwisseling van informatie tot stand kan worden gebracht met alle bevoegde AML-autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en financiële instellingen. De ECB heeft met de hulp van het subcomité voor AML van het gemengd comité van de ESA's een dergelijke overeenkomst tot stand gebracht, onder coördinatie van de EBA. Deze overeenkomst werd door de ECB ondertekend op 10 januari 2019.

Verwacht wordt dat de intensievere uitwisseling van informatie tussen de ECB en de Europese AML-toezichthouders een gunstige invloed zal hebben op de uitvoering van zowel het AML-toezicht als het prudentieel toezicht op EU-niveau. Als bankentoezichthouder is de ECB niet verantwoordelijk voor het rechtstreekse AML-toezicht maar zal zij wel profiteren van de uitwisseling van ter zake dienende informatie door de nationale AML-toezichthouders.

ECB-Bankentoezicht is met inachtneming van de bestaande verdeling van de AML-verantwoordelijkheden binnen het huidige rechtskader een AML-coördinatiefunctie aan het inrichten, die drie belangrijke rollen zal vervullen. Ten eerste zal deze functie als enig contactpunt dienen voor de rechtstreekse uitwisseling van informatie over AML tussen de ECB als prudentieel toezichthouder en de nationale AML-autoriteiten. Ten tweede zal ze een AML-netwerk opzetten en voorzitten van JST's van banken waarvan het bedrijfsmodel gevoelig is voor witwasrisico's. Het doel van dit netwerk is om aangelegenheden in verband met AML sterker te integreren in het prudentieel toezicht. Ten derde zal deze functie dienen als expertisecentrum voor AML/CFT-aangelegenheden die relevant zijn voor het SSM. Op basis hiervan zal de nieuwe AML-coördinatiefunctie bijdragen aan de ontwikkeling van standpunten van de ECB over het AML-beleid. De nieuwe functie zal samenwerken met de AML/CFT Task Force van de ECB, die alle relevante organisatie-eenheden van de ECB groepeert.

2.2 Het crisisbeheersingskader van de ECB

Het kader voor crisisbeheersing van de ECB werd in 2018 verder ontwikkeld, rekening houdend met de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer

De ECB heeft een kader voor crisisbeheersing opgezet, namelijk het noodplan (Emergency Action Plan) van het SSM, om tijdig en doeltreffend op een crisis te reageren via een adequate informatiestroom en deugdelijke besluitvorming. Dit kader omvat drie escalatiefasen, afhankelijk van de specifieke situatie van de betrokken kredietinstelling, namelijk: (i) versterkt toezicht op een instelling, (ii) voorbereiding op vroegtijdige interventie, en (iii) voorbereiding op een mogelijke FOLTF-beoordeling. Het kader stelt de ECB in staat om op maat gesneden maatregelen te nemen om de verslechterende financiële situatie van een instelling aan te pakken, door een escalatieproces in drie fasen te volgen (zie verder).

In de loop van 2018 werd het crisisbeheersingskader van de ECB verder verbeterd, om gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer. De escalatieprocedures waarin het kader voorziet, werden verfijnd met een uitgebreide reeks kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren die bepalen wanneer van de ene fase naar de andere wordt overgegaan. De indicatoren zijn in overeenstemming met de EBA-richtsnoeren voor vroegtijdige interventie en FOLTF en hebben dus betrekking op kapitaal en liquiditeit evenals op belangrijke gebeurtenissen. Voor de kwantitatieve indicatoren zijn duidelijke drempelwaarden vastgesteld die gehanteerd moeten worden om te bepalen wanneer er een mogelijke verslechtering van de financiële situatie van een kredietinstelling optreedt. Deze indicatoren worden centraal gemonitord door de afdeling Crisisbeheersing van de ECB. Instellingsspecifieke indicatoren en drempelwaarden, zoals die welke in het herstelplan van elke bank zijn vastgelegd, worden in het kader in aanmerking genomen. Buiten de indicatoren kan de escalatie ook gebaseerd zijn op het oordeel van deskundigen van de JST's en de afdeling Crisisbeheersing van de ECB.

Het escalatieproces in drie fasen

In elk van de drie fasen van het escalatieproces worden specifieke maatregelen genomen om passend te reageren op de situatie. Met name de liquiditeitssituatie van de instellingen wordt nauwlettend bewaakt, bijvoorbeeld door frequent het compenserend vermogen en de liquiditeitsstromen te beoordelen. Om ervoor te zorgen dat de instellingen voorbereid zijn op mogelijke crisissituaties, heeft de ECB in september 2018 (net als in voorgaande jaren) een “dry run” (simulatieoefening) uitgevoerd met betrekking tot hun liquiditeit, waarbij middels een specifiek liquiditeitsbewakingssjabloon gegevens moesten worden gerapporteerd. Binnen ECB-Bankentoezicht brengt de afdeling Crisisbeheersing regelmatig verslag uit aan het senior management, de leden van de Raad van Toezicht en de SRB over de instellingen die onder het crisisbeheersingskader vallen.

De eerste fase (verscherpt toezicht) wordt ingezet als de financiële situatie van een kredietinstelling verslechtert. Het JST reageert hierop door de passende toezichtsmaatregelen vast te stellen en het toezicht op de instelling op te voeren (bv. door verdere diepgaande analyses uit te voeren, inspecties ter plaatse te laten uitvoeren en/of de liquiditeitsbewaking te intensiveren). Daarnaast wordt de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen het JST en de afdeling Crisisbeheersing, alsook tussen de ECB, de NCA en de SRB, geïntensiveerd. Het liquiditeitsbewakingssjabloon wordt gebruikt om waar nodig een minimum aan gegevens over de liquiditeit te verzamelen.

Als de financiële situatie blijft verslechteren, moet worden overwogen om een beoordeling uit te voeren om na te gaan of aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie is voldaan (overeenkomstig artikel 27 van de BRRD) (tweede fase). Het JST en de afdeling Crisisbeheersing werken nauw samen om de situatie te beoordelen en maatregelen voor te stellen in overeenstemming met de toepasselijke nationale omzettingen van de artikelen 27, 28 of 29 van de BRRD. Indien de betrokken instelling actief is in lidstaten buiten het eurogebied of in derde landen, kunnen de betrokken toezichthouders met elkaar van gedachten wisselen in toezichthoudende colleges. De afdeling Crisisbeheersing licht de monetairbeleidsfunctie van de ECB ook in overeenkomstig het beginsel van scheiding en in overeenstemming met het besluit van de Raad van Bestuur inzake de uitwisseling van informatie tussen de monetairbeleidsfunctie en de toezichthoudende functies van de ECB.

Indien de financiële situatie verder verslechtert (derde fase), zal een instellingsspecifiek crisisbeheersingsteam worden opgezet om ervoor te zorgen dat de toezichthouders, de afwikkelingsautoriteiten en de centralebankfuncties in een crisissituatie volledig op elkaar zijn afgestemd. Dit team bestaat uit senior managers van de ECB, leden van de Raad van Toezicht van de betrokken NCA's, de voorzitter van de SRB en andere ad-hocleden. Het fungeert als een centraal coördinatieorgaan voor de noodzakelijke toezichtsacties, de noodplanning en het toezicht op de voortgang, effectiviteit en efficiëntie van de crisisbeheersing. Dit kan de voorbereiding van FOLTF-beoordelingen omvatten in het kader van lopende noodplannen. Elk FOLTF-besluit wordt ter kennis gebracht van de SRB en, zonder onnodig uitstel, van de relevante bevoegde autoriteiten in de lidstaat van ontvangst en afwikkelingsautoriteiten, de bevoegde ministeries, de centrale banken en het (de) depositogarantiestelsel(s), in overeenstemming met het rechtskader.

In geval van een systeemcrisis kan een toezichthoudende groep op hoog niveau worden opgericht om de mogelijke liquiditeits- en solvabiliteitsgerelateerde problemen die zich gelijktijdig kunnen voordoen bij zowel SI's als LSI's, te bewaken en op te sporen.

In alle fasen van het noodplan dat als crisisbeheersingskader is opgezet, werkt de ECB samen met de SRB, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving en interinstitutionele regelingen, zoals het memorandum van overeenstemming (MoU) tussen de ECB en de SRB. Zo informeert de afdeling Crisisbeheersing, in samenwerking met het JST, de SRB over de aanmerkelijke verslechtering van de financiële situatie van de betrokken onder toezicht staande entiteit/groep en wisselt het met de SRB standpunten en kennis uit. Daarnaast heeft de SRB directe toegang tot de relevante gegevens over individuele banken in de IT-systemen van de ECB.

Wanneer een kredietinstelling als FOLTF is aangemerkt, coördineert het crisisbeheersingsteam van ECB-Bankentoezicht de uitwisseling van informatie tussen het SSM en de SRB/de nationale afwikkelingsautoriteiten (NRA’s) en de voorbereiding van de noodzakelijke vervolgmaatregelen, zoals de vergunning voor een overbruggingsbank en de intrekking van de vergunning van de “oude” instelling. In geval van afwikkeling (nadat het FOLTF-besluit is genomen) zijn de belangrijkste besluitvormers de afwikkelingsautoriteiten, namelijk de SRB en de NRA's. De ECB vervult dan een adviserende rol.

2.3 Uitwisselingen met de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

ECB-Bankentoezicht en de SRB hebben in 2018 wederom nauw samengewerkt

Net als in voorgaande jaren hebben ECB-Bankentoezicht en de SRB in 2018 wederom nauw samengewerkt op alle niveaus. Een vertegenwoordiger van de ECB nam gedurende heel 2018 deel aan de bestuursvergaderingen en plenaire vergaderingen van de SRB. Voorts nodigde de Raad van Toezicht van de ECB de voorzitter van de SRB uit om in 2018 relevante vergaderingen bij te wonen teneinde de samenwerking en de uitwisseling van informatie over thema’s van gemeenschappelijk belang te bevorderen. ECB-Bankentoezicht en de SRB werkten ook nauw samen op beleidsterreinen die relevant zijn voor het toezicht en de afwikkeling.

Op technisch niveau vond er een uitstekende en nauwere samenwerking plaats binnen de respectieve comités en tussen de relevante horizontale functies bij ECB-Bankentoezicht en de SRB. De JST's en de interne afwikkelingsteams (Internal Resolution Teams - IRT's) die verantwoordelijk zijn voor individuele kredietinstellingen, hebben hun samenwerking op het gebied van verschillende thema’s die verband houden met herstel- en afwikkelingsplanning verdiept. In overeenstemming met het memorandum van overeenstemming hebben de JST's en IRT's ook hun uitwisseling van relevante gegevens over individuele banken verbeterd. Daarnaast hebben zij, waar nodig, gezamenlijke workshops en vergaderingen met SI's georganiseerd.

ECB-Bankentoezicht raadpleegde de SRB over herstelplannen

In overeenstemming met het rechtskader raadpleegde ECB-Bankentoezicht de SRB over de herstelplannen die werden ingediend door SI's waarvoor de ECB de consoliderende toezichthouder is. ECB-Bankentoezicht hield rekening met de feedback van de SRB bij de beoordeling van de herstelplannen en de voorbereiding van zijn eigen feedback aan de banken.

ECB-Bankentoezicht werd geraadpleegd over afwikkelingsplannen

Ook in 2018 werd ECB-Bankentoezicht geraadpleegd over de afwikkelingsplannen van de SRB, waaronder de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (MREL) en beoordelingen van de afwikkelbaarheid van SI's. ECB-Bankentoezicht beoordeelde de afwikkelingsplannen en gaf feedback aan de SRB vanuit een toezichthoudend perspectief. ECB-Bankentoezicht richtte zich voornamelijk op de wijze waarop de afwikkelingsplannen (met inbegrip van de MREL en de beoordelingen van de afwikkelbaarheid) van invloed zouden kunnen zijn op SI's vanuit een going-concern perspectief enerzijds, en op zijn eigen toezichtsbenadering anderzijds.

Net als in voorgaande jaren heeft de SRB ECB-Bankentoezicht ook geraadpleegd over de berekening van de ex ante bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds. ECB-Bankentoezicht heeft de berekening herzien om mogelijke gevolgen voor SI's vanuit een going-concern perspectief te beoordelen.

In 2018 legden ECB-Bankentoezicht en de SRB de laatste hand aan de herziening van hun bilateraal memorandum van overeenstemming (memorandum of understanding - MoU). In dit MoU, dat aanvankelijk in 2015 werd gesloten, wordt uiteengezet hoe de SRB en ECB-Bankentoezicht in overeenstemming met de SRMR moeten samenwerken en informatie moeten uitwisselen. De ECB en het SRB zijn in 2017 gestart met hun evaluatie van de werking en effectiviteit van de samenwerking en informatie-uitwisseling op grond van het MoU. Zij blikten terug op de ervaring die zij in de eerste twee jaar van de tenuitvoerlegging van het MoU hebben opgedaan en pakten de praktische problemen aan waarmee ze werden geconfronteerd. Om een ruimere samenwerking te bevorderen, hebben zij zich vooral gericht op de uitwisseling van informatie. De SRB en ECB-Bankentoezicht publiceerden het MoU, met inbegrip van de bijlage over informatie-uitwisseling, op hun respectieve websites, om de transparantie voor de sector en het publiek te garanderen.[44]

2.4 Werkzaamheden inzake herstelplanning

De banken stellen herstelplannen op om ervoor te zorgen dat ze veerkrachtig zijn in perioden van ernstige financiële stress. Bij de beoordeling van de herstelplannen heeft de ECB als hoofddoel ervoor te zorgen dat deze plannen operationeel zijn en tijdig en op doeltreffende wijze ten uitvoer kunnen worden gelegd door de instellingen. Gedegen herstelplannen zijn van essentieel belang om de effectiviteit van het Europese crisisbeheersingskader te waarborgen.

In 2018 waren de herstelplanwerkzaamheden er vooral op gericht een systeembreed beeld te geven, om de banken in het eurogebied te helpen hun eigen herstelplannen te verbeteren. Nadat zij drie herstelplancycli (2015-2017) had beoordeeld, publiceerde de ECB op 3 juli 2018 een verslag over herstelplannen dat aan de banksector was gericht en waarin de best practices werden vastgesteld voor vijf belangrijke gebieden: (i) herstelmaatregelen, (ii) totale herstelcapaciteit, (iii) herstelindicatoren, (iv) draaiboeken (implementatiehandleidingen voor herstelplannen) en (v) dry runs (simulatieoefeningen).

Hoewel de meeste banken vooruitgang hebben geboekt met hun herstelplannen, is er nog ruimte voor verbetering. Dit geldt met name voor de vaststelling van haalbare en geloofwaardige herstelmaatregelen en de ontwikkeling van een kader van indicatoren voor de meest relevante risico's en kwetsbaarheden van banken.

Een adequate raming van de totale herstelcapaciteit (overall recovery capacity – ORC) is van cruciaal belang voor toezichthouders. Dit stelt hen in staat te beoordelen of een bank kan herstellen van een crisissituatie door de in haar herstelplan beschreven herstelmaatregelen uit te voeren. Deze raming is ook nuttig voor afwikkelingsautoriteiten, als input voor de afwikkelingsplanning en de vaststelling van MREL-doelstellingen. De ervaring met de vorige beoordelingscycli heeft echter geleerd dat banken de neiging hebben om hun ORC te overschatten. Het verslag van de ECB laat de banken zien hoe zij hun ORC kunnen voorstellen (bv. door rekening te houden met wederzijdse exclusiviteit of onderlinge afhankelijkheden tussen opties, toepasbaarheid in verschillende soorten stressscenario’s en operationele beperkingen bij gelijktijdige toepassing van meerdere opties). In de volgende cycli zal de ECB aandacht besteden aan het verkrijgen van geloofwaardige ORC-ramingen van de banken en zal zij de banken met beperkte herstelopties aanmoedigen om hun herstelcapaciteit te vergroten.

Een andere belangrijke vraag is of banken hun herstelplannen tijdig en op een doeltreffende wijze ten uitvoer kunnen leggen in ernstige stresssituaties. De ECB heeft twee best practices vastgesteld om de banken te helpen dit doel te bereiken: draaiboeken en dry runs. Draaiboeken zijn beknopte implementatiehandleidingen die de banken in staat stellen hun herstelplannen snel ten uitvoer te leggen in crisissituaties. Dry runs zijn "live" simulatieoefeningen die de banken helpen belangrijke onderdelen van hun herstelplannen te testen, personeel op te leiden om te reageren op crisissituaties en een inventaris te maken van de gebieden waarop verbetering wenselijk is.

2.5 Crisissituaties bij minder belangrijke instellingen

Om een crisissituatie bij een LSI te kunnen beheersen, moeten de betrokken NCA en de ECB intensief informatie uitwisselen en nauw samenwerken - de NCA in haar hoedanigheid van rechtstreekse toezichthouder op de LSI en de ECB in haar toezichtsfunctie en in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit voor beslissingen over gemeenschappelijke procedures. De noodzaak tot intensievere samenwerking ontstaat wanneer een LSI dicht bij het punt van niet-levensvatbaarheid komt. In dat geval moeten de ECB en de NCA de liquidatie of afwikkeling van de bank gezamenlijk overwegen en overleg plegen over het intrekken van de vergunning, het beoordelen van verwervingen of vergrotingen van gekwalificeerde deelnemingen en het verlenen van nieuwe vergunningen (bijvoorbeeld voor een overbruggingsinstelling).

Deze samenwerking op het gebied van crisisbeheersing ondersteunt de NCA's en de ECB bij de uitvoering van hun respectieve taken en zorgt ervoor dat de vereiste informatie beschikbaar is wanneer dringende beslissingen snel moeten worden genomen. De uitgewisselde informatie, de getroffen maatregelen en de samenwerking tussen de ECB en de NCA's staan in verhouding tot de risico's die een LSI met zich meebrengt en daarbij wordt ook rekening gehouden met de oplossingen vanuit de private sector die reeds zijn vastgesteld door de NCA. In 2018 werd de samenwerking tussen de NCA's en de ECB in verschillende gevallen van in een crisissituatie verkerende LSI’s gekenmerkt door een regelmatige, vruchtbare informatie-uitwisseling, waardoor er snel beslissingen konden worden genomen.

In 2018 werden drie gemeenschappelijke toezichtsnormen (Joint Supervisory Standards - JSS) afgerond, die nu operationeel zijn:

  1. JSS over de toezichtspraktijken van de NCA’s voor de LSI-crisisbeheersing en de samenwerking met de afwikkelingsautoriteiten: deze norm zorgt ervoor dat de praktijken op het gebied van LSI-crisisbeheersing consistent worden toegepast op nationaal niveau.
  2. JSS over de toezichtsprocedures van de NCA’s voor LSI’s die niet voldoen aan de minimumkapitaalvereisten: deze norm bevordert een gemeenschappelijke interpretatie van de administratieve praktijken die worden gehanteerd om de verslechtering van de financiële situatie van LSI’s aan te pakken.
  3. JSS over de aanmerking als FOLTF van LSI’s: bevordert een gemeenschappelijk begrip van de aanmerking als FOLTF van LSI’s, waarbij aandacht wordt besteed aan de toepassing van de evenredigheidsregel bij de beoordeling door deskundigen, om ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregel passend en noodzakelijk is om de door de toezichthouder nagestreefde doelstellingen te bereiken.

De drie bovengenoemde JSS en de JSS over het kader voor samenwerking op het gebied van LSI-crisisbeheersing, die sinds 2017 van kracht is, zullen binnen het Europees bankentoezicht een gemeenschappelijke benadering bevorderen.

3 Autorisatie-, handhavings- en sanctieprocedures

3.1 Autorisatie

3.1.1 Ontwikkelingen met betrekking tot het aantal belangrijke instellingen

De jaarlijkse beoordeling of een bank of bankgroep voldoet aan een of meer criteria[45] voor belangrijke instellingen op basis van de SSM-Kaderverordening is gehouden in november 2018. Daarnaast zijn er verschillende ad-hoc beoordelingen uitgevoerd naar aanleiding van veranderingen in de groepsstructuur van banken en andere interne ontwikkelingen. In totaal zijn er per 14 december 2018 119 instellingen[46] aangewezen als belangrijke instelling, hetzelfde aantal als bij de vorige jaarlijkse significantiebeoordeling van 5 december 2017. Hieronder is een gedetailleerd overzicht gegeven van de veranderde samenstelling van de groep belangrijke instellingen tussen deze twee beoordelingsmomenten.

In verband met de brexit zijn in 2018 twee nieuwe instellingen opgenomen in de lijst met belangrijke instellingen. Per 1 januari 2019 staan ook Barclays Bank Ireland PLC en Bank of America Merrill Lynch International DAC onder rechtstreeks toezicht van de ECB. Dit gebeurde op verzoek van de Central Bank of Ireland met het oog op de verwachte uitbreiding van de activiteiten van deze twee bankgroepen in het eurogebied.

Permanent tsb Group Holdings plc heeft drie opeenvolgende jaren aan geen van de beoordelingscriteria voldaan en is om die reden herbeoordeeld als minder belangrijke instelling. Het toezicht op deze bank is per 1 januari 2019 overgenomen door de Central Bank of Ireland.

Andere veranderingen in de lijst van banken onder ECB-toezicht waren het gevolg van herstructureringen op groepsniveau, fusies en overnames, nieuwe autorisaties of intrekking van bankvergunningen.

Vijf banken zijn in 2018 van de lijst van banken onder toezicht van de ECB gehaald:

  • Banco Mare Nostrum, S.A. is opgegaan in Bankia, S.A;
  • Nordea Bank AB (publ), Suomen sivuliike, een Fins bijkantoor van Nordea, is niet langer een zelfstandige entiteit na het opgaan van moederonderneming Nordea Bank AB (publ) in Nordea Bank Abp;
  • Danske Bank Plc, een Finse dochter van Danske Bank A/S heeft haar activiteiten overgedragen aan de moederbank en is daarmee opgehouden te bestaan;
  • Met de overdracht van haar activiteiten aan het Duitse VTB Bank (Europe) S.E., een minder belangrijke instelling, is de Oostenrijkse VTB Bank (Austria) AG opgehouden te bestaan.
  • De ECB heeft de bankvergunning van Cyprus Cooperative Bank Ltd ingetrokken.

Vier andere banken zijn voor het eerst onder rechtstreeks toezicht van de ECB gekomen:

  • Met de oprichting van de Luminor-groep zijn Luminor Bank AS in Estland en Luminor Bank AS in Letland opgenomen in de lijst van belangrijke instellingen.
  • Banque Internationale à Luxembourg S.A. is onder rechtstreeks toezicht van de ECB gekomen na de afsplitsing van Precision Capital S.A.;
  • Nordea Bank Abp is aangemerkt als belangrijke instelling na de verplaatsing van haar hoofdkantoor van Zweden naar Finland onder een nieuwe Finse bankvergunning.

Het bijkantoor van HSBC Bank Plc in Nederland blijft aangemerkt als minder belangrijke instelling. Hoewel de bank aan het omvangscriterium voldoet, kan deze in verband met omstandigheden[47] die te maken hebben met de reorganisatie van HSBC op groepsniveau niet als belangrijke instelling worden aangemerkt.

De lijst van onder toezicht staande entiteiten wordt gedurende het jaar bijgewerkt. De actuele versie van de lijst is te vinden op de website van ECB-Bankentoezicht.

Tabel 4

Belangrijke en minder belangrijke banken en bankgroepen in het SSM op grond van de jaarlijkse beoordeling van 2018

Bron: ECB.
Toelichting: De totale activa van de instellingen die zijn opgenomen in de lijst van onder toezicht staande entiteiten, zoals gepubliceerd in december 2018 (de referentiedatum voor veranderingen op groepsstructuurniveau is 1 november 2018 en voor besluiten is dit 14 december 2018); de referentiedatum voor totale activa is 31 december 2017 (of de meest recente beschikbare datum).

Alomvattende beoordelingen in 2018

In 2018 heeft de ECB een geactualiseerde versie van de activakwaliteitsbeoordelingsmethodiek voor de alomvattende beoordeling gepubliceerd. De herziening was nodig om veranderingen in de normen voor financiële verslaglegging (zoals de introductie van IFRS9) mee te kunnen nemen en om de risicoprofielen van banken met op beleggingsdiensten gerichte bedrijfsmodellen beter te kunnen beoordelen. Dit laatste is vooral relevant voor banken die hun activiteiten als gevolg van de brexit naar SSM-landen verplaatsen.

In de tweede helft van 2018 is de ECB een alomvattende beoordeling van de Nordea Group gestart, naar aanleiding van de beslissing van de bank om haar hoofdkantoor en moederbedrijf te verhuizen van Zweden naar Finland. Als gevolg van deze beslissing valt de groep nu onder het Europese bankentoezicht. Naar verwachting zal de beoordeling in het tweede kwartaal van 2019 worden afgerond.

3.1.2 Autorisatieprocedures

Aantal procedures

De NCA's hebben in 2018 in totaal 2.696 autorisatieprocedures gemeld bij ECB-Bankentoezicht, waaronder 43 vergunningaanvragen, 26 intrekkingen, 82 vervallen autorisaties[48], 100 verwervingen van gekwalificeerde deelnemingen, 419 paspoortprocedures en 2.026 geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen (individuele toetsing van bestuurders, commissarissen, sleutelfunctionarissen en managers van bijkantoren uit derde landen[49]).

Tabel 5

Bij de ECB gemelde autorisatieprocedures

Bron: ECB.

In 2018 zijn 2.013 autorisatieprocedures afgerond. Dit komt overeen met 1.168 besluiten[50], waarvan er 526 werden goedgekeurd door de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur en 642 door het senior management binnen het delegatiekader[51]. Deze 1.168 autorisatiebesluiten vertegenwoordigen ongeveer 61% van alle individuele toezichtsbesluiten van de ECB.

Ten opzichte van 2017 lopen de ontwikkelingen uiteen: het aantal verlenings- en vervalprocedures nam toe, terwijl het aantal procedures met betrekking tot gekwalificeerde deelnemingen, intrekkingen en paspoorten afnam. Het aantal geschiktheids- en betrouwbaarheidsprocedures nam met 10% af ten opzichte van 2017.

Ontwikkelingen in gemeenschappelijke procedures

De meeste vergunningverleningsprocedures (ca. 81%) hadden betrekking op de oprichting van nieuwe minder belangrijke instellingen. Net als in 2017 waren de belangrijkste aanjagers achter de het aantal aanvragen de fintechbedrijven, die bankdiensten verlenen aan EU-klanten op basis van digitale innovatie, en de voorgenomen uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, wat leidde tot een toename in het aantal bankvergunningaanvragen in het eurogebied. Deze ontwikkeling zal zich naar verwachting voortzetten in 2019: de fintechsector blijft groeien en het aantal brexit-gerelateerde herstructureringen zal eveneens toenemen. De overige 19% van de vergunningverleningsprocedures had betrekking op belangrijke instellingen. Hierbij ging het met name om het verlengen van vergunningen voor beleggingsactiviteiten. In één geval betrof het de oprichting van een nieuwe dochterinstelling met als doel het hoofdkantoor van een mondiaal systeemrelevante bank naar het eurogebied te verplaatsen.

In maart 2018 heeft de ECB na publieke consultatie een Gids inzake de beoordeling van vergunningaanvragen en een Gids inzake de beoordeling van aanvragen voor een vergunning als fintechkredietinstelling gepubliceerd. De gidsen zijn bedoeld om een gemeenschappelijke aanpak in het toezicht te ondersteunen en de transparantie van het beleid te vergroten. Na een aparte consultatieronde over Deel 2 van de Gids inzake de beoordeling van vergunningaanvragen in oktober 2018 is in januari 2019 een gecombineerde versie van de twee delen gepubliceerd.

Intrekkingsprocedures doen zich voornamelijk voor bij banken die hun activiteiten vrijwillig beëindigen, of zijn het gevolg van een fusie of een ander soort herstructurering. Dit geldt met name gevallen waarin belangrijke instellingen afstand van hun vergunning doen, die ongeveer 50% van alle intrekkingsprocedures vertegenwoordigen. In een klein aantal gevallen werd het besluit tot intrekking genomen wegens het niet voldoen aan prudentiële vereisten, zoals gezamenlijk vastgesteld door de betreffende NCA en de ECB, of wegens het niet nakomen van nationale regelgeving op het gebied van witwaspreventie.

In twee derde van de procedures met betrekking tot de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen ging het om minder belangrijke instellingen en in een derde om belangrijke instellingen. Grensoverschrijdende consolidatieactiviteiten van belangrijke instellingen in de bankensector waren in 2018 beperkt. Verschillende procedures rondom gekwalificeerde deelnemingen hielden verband met de verwerving van meerderheidsbelangen in belangrijke instellingen door private equityfondsen. De beoordeling van dergelijke transacties vereist een grote zorgvuldigheid, gezien de complexe transactiestructuur, de kortlopende beleggingshorizon en het incidentele gebruik van hefboomfinanciering. De meerderheid van de procedures rondom gekwalificeerde deelnemingen die in 2018 aan de ECB gemeld werden, had betrekking op interne reorganisaties in de aandeelhoudersstructuur van onder toezicht staande instellingen. Het doel van dergelijke reorganisaties is doorgaans om de groepsstructuur te vereenvoudigen en/of kostenbesparingen te realiseren, maar ook toezichstarbitrage kan een reden voor reorganisatie zijn.

De brexit vergde in 2018 de nodige toezichtsinspanningen met de beoordeling van banken die de activiteiten van hun entiteiten in het Verenigd Koninkrijk wilden verplaatsen naar het eurogebied. Om de oprichting van lege entiteiten te voorkomen, heeft de ECB voortdurend overleg gehad met de betreffende banken. De banken hebben daarop hun plannen ingrijpend aangepast, onder meer op het gebied van interne governance, personele bezetting en organisatie, toegang tot financiëlemarktinfrastructuren, booking models en afdekkingsstrategie en regelingen op groepsniveau.

Ontwikkelingen in geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen

De ECB heeft in 2018 minder geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen uitgevoerd dan in 2017. Dit kan verklaard worden door (i) stabielere bankbesturen (over het algemeen waren er minder nieuwe mandaten in 2018) en (ii) het blijvende effect van veranderingen in de Franse wetgeving waardoor geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen niet meer vereist zijn voor de herbenoeming van commissarissen.

Bij de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen ging het in twee derde van de gevallen om commissarissen. In de overige gevallen ging het om bestuurders, sleutelfunctionarissen en managers van bijkantoren uit derde landen. In een derde van alle geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen die in 2018 zijn afgerond, was een nader onderzoek nodig. In veel van deze gevallen, die voornamelijk commissarissen betroffen, verbond de ECB bepaalde voorwaarden, verplichtingen of aanbevelingen aan de benoeming, bijvoorbeeld met betrekking tot de ervaring en de tijdsbesteding van de kandidaten.

In mei 2018 heeft de ECB een geactualiseerde versie van de Gids voor beoordeling van de deskundigheid en betrouwbaarheid gepubliceerd, in lijn met de gezamenlijke Richtsnoeren voor het beoordelen van de geschiktheid van leden van het leidinggevend orgaan en medewerkers met een sleutelfunctie van de EBA en de ESMA.

De ECB heeft de dialoog met de banken die de meeste toetsingsaanvragen hebben ingediend geïntensiveerd en een video met uitleg over de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen gepubliceerd. Het doel hiervan was om meer inzicht te geven in de procedure rondom geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen en de communicatie te verbeteren, om zo banken te ondersteunen bij het indienen van volledige, correcte aanvragen.

De rol van geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen in het verbeteren van de governance van banken stond ook centraal bij de tweede banktoezichtsconferentie “Governance expectations for banks in a changing financial environment” op 22 maart 2018.

3.2 Melding van schendingen, handhavings- en sanctieprocedures

Handhaving en sancties

Volgens de SSM-Verordening en de SSM-Kaderverordening hangt de verdeling van de handhavings- en sanctiebevoegdheden tussen de ECB en de NCA's af van (i) de aard van de vermeende schending, (ii) de verantwoordelijke persoon en (iii) de te nemen maatregel (zie het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden 2014).

De ECB heeft in 2018 51 sanctieprocedures behandeld, 13% meer dan in 2017. Deze procedures resulteerden in 16 ECB-besluiten – een stijging van 60% ten opzichte van 2017

De ECB is in 2018 doorgegaan met het verbeteren van handhavings- en sanctieprocedures om een efficiënte en consistente aanpak te ondersteunen. Daarbij heeft de ECB vaker gebruikgemaakt van haar sanctiebevoegdheden.

Er werden in 2018 27 sanctieprocedures opgestart. Met de 24 procedures die ultimo 2017 nog liepen, heeft de ECB in 2018 in totaal 51 sanctieprocedures behandeld (zie Tabel 5), een stijging van 13% ten opzichte van de 45 procedures behandeld in 2017. Deze 51 procedures resulteerden in 16 ECB-besluiten – een stijging van 60% ten opzichte van het jaar ervoor.

Tabel 6

Handhavings- en sanctiewerkzaamheden van de ECB in 2018

Bron: ECB.
1) Sommige ECB-besluiten hadden betrekking op meer dan één procedure.

In 2018 heeft de ECB drie boetes opgelegd, voor in totaal € 4,8 miljoen

In totaal 22 van de 51 sanctieprocedures hadden betrekking op vermeende schendingen van rechtstreeks toepasselijk EU-recht, waaronder besluiten en verordeningen van de ECB, begaan door 13 belangrijke instellingen. Deze schendingen, waarbij de ECB rechtstreeks bevoegd is om administratieve boetes op te leggen, hadden betrekking op eigen vermogen, rapportages, openbare informatieverschaffing en grote blootstellingen. De ECB heeft in 2018 uiteindelijk drie sanctiebesluiten vastgesteld en drie boetes opgelegd voor in totaal € 4,8 miljoen. De boetes werden opgelegd aan drie onder toezicht staande entiteiten voor het schenden van vereisten met betrekking tot het eigen vermogen. Acht van de 22 sanctieprocedures die betrekking hadden op schendingen van rechtstreeks toepasselijk EU-recht zijn in de loop van 2018 afgesloten, in de meeste gevallen omdat de vermeende schendingen non-materieel bleken of omdat een wettelijke grond voor het opleggen van sancties in die specifieke gevallen ontbrak. In drie van de acht gevallen heeft de ECB een besluit uitgebracht, de andere vijf procedures zijn vóór de hoor- en wederhoorfase afgesloten zonder besluit. Elf procedures liepen nog ultimo 2018.

Naar aanleiding van een verzoek van de ECB om een procedure te starten en na beoordeling van de zaak in overeenstemming met de nationale wetgeving hebben de NCA's boetes opgelegd voor een totaalbedrag van € 1,33 miljoen

De overige 29 van de 51 sanctieprocedures die behandeld zijn in 2018 en waarbij de ECB geen rechtstreekse sanctiebevoegdheden heeft maar alleen de NCA's kan verzoeken om een procedure te starten, hadden betrekking op (i) vermeende schendingen van nationale regelgeving waarmee CRD IV-bepalingen zijn geïmplementeerd door belangrijke instellingen of natuurlijke personen en (ii) vermeende schendingen van rechtstreeks toepasselijk EU-recht door natuurlijke personen. De meeste procedures hadden betrekking op vermeende schendingen van governancevereisten. Daarnaast heeft de ECB twee verzoeken aan NCA's gericht om binnen de eigen nationale bevoegdheden sanctieprocedures in te stellen. Drie van de 29 procedures zijn in 2018 afgesloten. Naar aanleiding van het verzoek van de ECB om een procedure te starten en na beoordeling van de zaak in overeenstemming met de nationale regelgeving hebben de NCA's boetes opgelegd voor een totaalbedrag van € 1,33 miljoen.

Grafiek 10 geeft een uitgebreid overzicht van de vermeende schendingen naar onderwerp, zoals deze door de ECB in 2018 in handhavings- en sanctieprocedures zijn behandeld.

Grafiek 10

De vermeende schendingen waarvoor procedures zijn gestart hebben vooral betrekking op governancevereisten

Bron: ECB.

Indien de ECB redenen heeft om te vermoeden dat er een misdrijf in het spel is, verzoekt zij de betreffende NCA om de zaak voor onderzoek en mogelijke vervolging in overeenstemming met het geldende nationale recht in handen van de bevoegde autoriteiten te geven. In 2018 heeft de ECB één dergelijk verzoek gedaan.

Ervaring opgedaan met melding van schendingen op grond van artikel 23 van de SSM-Verordening

Het is de taak van de ECB ervoor te zorgen dat schendingen van toepasselijk EU-recht op effectieve wijze gemeld kunnen worden (het zogeheten “klokkenluiden”). De ECB heeft daarom een meldpunt voor dergelijke schendingen opgezet (het breach reporting mechanism – BRM) in de vorm van een online webformulier, toegankelijk via de website van ECB-Bankentoezicht.

De informatie verkregen via het BRM wordt zorgvuldig onderzocht (bijvoorbeeld door de impact op het risicoprofiel van de bank te bepalen) en opgevolgd (bijvoorbeeld door informatie op te vragen, inspecties ter plaatse uit te voeren of toezichtsmaatregelen te nemen).

In 2018 heeft de ECB 124 meldingen ontvangen, een stijging van 39% ten opzichte van het jaar ervoor

In 2018 heeft de ECB 124 meldingen ontvangen, een stijging van 39% ten opzichte van het jaar ervoor. Daarvan ging het in 93 gevallen om het een vermeende schending van toepasselijk EU-recht, waarbij 75 gevallen onder het toezichtstakenpakket van de ECB zouden vallen en 18 onder dat van de NCA's. De resterende meldingen betroffen voornamelijk nationale kwesties die geen verband hielden met prudentiële vereisten en daarmee buiten de werkingssfeer van de meldingsfaciliteit vielen, zoals consumentenbescherming.

Het vaakst gemeld werden governancekwesties (80%) en een tekortschietende berekening van eigenvermogens- en kapitaalseisen (8%). Grafiek 11 geeft een volledig overzicht. Bij governancekwesties ging het hoofdzakelijk om risicomanagement en interne beheersingsmaatregelen, geschiktheids- en betrouwbaarheidsvereisten en organisatiestructuur[52].

Grafiek 11

De meeste schendingen die gemeld zijn via het BRM betreffen governancekwesties

Bron: ECB.

In 2018 zijn de volgende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd met betrekking tot de ontvangen meldingen:

  • interne beoordeling aan de hand van bestaande documentatie (45% van de gevallen);
  • verzoeken om een intern onderzoek/audit of documentatie/toelichting, gericht aan de onder toezicht staande entiteit (40% van de gevallen); en
  • on-site-inspecties (15% van de gevallen).

De ECB heeft het proces voor de beoordeling en behandeling van meldingen in 2018 geoptimaliseerd, waardoor een efficiënte en tijdige respons gewaarborgd is, ondanks het toegenomen aantal meldingen.

4 Het SSM als onderdeel van de Europese en mondiale toezichtsarchitectuur

4.1 Europese en internationale samenwerking

De banken in het eurogebied hebben vestigingen en dochterondernemingen in meer dan 104 landen buiten de Europese Unie (stand per 31 december 2017)

Aangezien de banken in het eurogebied vestigingen hebben in meer dan honderd niet-Europese rechtsgebieden, werkt het SSM intensief samen met toezichthoudende autoriteiten binnen en buiten de Europese Unie. De ECB hecht daarom zeer aan het bevorderen van samenwerking, hetzij door middel van een bijdrage aan colleges van toezicht, hetzij door de ontwikkeling van samenwerkingsinstrumenten zoals memoranda van overeenstemming (MoU's) en maatwerkovereenkomsten. Inmiddels zijn er MoU's afgesloten met verschillende tegenpartijen, zoals toezichthouders van EU-lidstaten buiten het eurogebied, derde landen en nationale marktautoriteiten.

4.1.1 Samenwerking met andere toezichthoudende autoriteiten

Samenwerking met toezichthoudende autoriteiten binnen de Europese Economische Ruimte

De ECB werkt geregeld samen met de NCA's van EU-landen buiten het eurogebied, in lijn met de CRD IV-bepalingen inzake samenwerking en gegevensuitwisseling tussen bevoegde autoriteiten in de EU.

Tot op heden heeft het ECB-Bankentoezicht ook drie MoU's afgesloten met nationale marktautoriteiten in landen binnen het eurogebied. Deze MoU's zijn gebaseerd op een sjabloon dat de ECB in samenwerking met de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten ((European Securities and Markets Authority – ESMA) heeft samengesteld.

Samenwerking met toezichthoudende autoriteiten uit derde landen

Van bestaande MoU's tussen NCA's in het eurogebied en toezichthoudende autoriteiten van derde landen wordt geleidelijk minder gebruikgemaakt naarmate er MoU's tussen de ECB en de toezichthoudende autoriteiten van derde landen worden afgesloten

De ECB streeft naar een productieve samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten uit derde landen en wil het doorlopend grensoverschrijdend toezicht zo goed mogelijk faciliteren. ECB-Bankentoezicht is waar mogelijk toegetreden tot bestaande MoU's tussen de NCA's in het eurogebied en de toezichthoudende autoriteiten uit derde landen die al vóór de totstandkoming van het SSM waren afgesloten. In bepaalde gevallen zijn maatwerkoplossingen nodig geweest. In 2015 begon de ECB haar eigen MoU's af te sluiten met toezichthoudende autoriteiten van derde landen, om niet langer afhankelijk te zijn van bestaande MoU's tussen de NCA's in het eurogebied en de toezichthoudende autoriteiten van derde landen.

Tot op heden zijn de geheimhoudingsregimes van 40 toezichthoudende autoriteiten in derde landen als gelijkwaardig beoordeeld

Om consistentie op EU-niveau te waarborgen, werkt ECB-Bankentoezicht nauw samen met het EBA-netwerk voor gelijkwaardigheid, dat de geheimhoudingsregelingen van toezichthoudende autoriteiten van derde landen toetst op gelijkwaardigheid. MoU’s voor toezichtssamenwerking mogen alleen worden afgesloten indien aan het vereiste van gelijkwaardige voorschriften inzake beroepsgeheim wordt voldaan.

Samenwerking met toezichthoudende autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk na de brexit

Het is essentieel om doorlopende samenwerking na de brexit met autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk te waarborgen

Het Verenigd Koninkrijk is een belangrijk mondiaal financieel centrum, met banken die zowel in het eurogebied als in het thuisland actief zijn. Met het oog op het geplande vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU werkt de ECB nauw samen met autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk om een samenwerkingskader te ontwerpen dat doorlopende en soepele samenwerking voor toezicht en uitwisseling van informatie mogelijk maakt (zie Kader 3 voor meer informatie over voorbereidingen op de brexit).

Kader 3
Voorbereidingen op de brexit

In 2018 richtte ECB-Bankentoezicht zich op de volgende twee zaken: (i) het beoordelen van de plannen van internationale banken die van plan zijn om hun activiteiten uit het Verenigd Koninkrijk naar het eurogebied te verhuizen; (ii) kritisch te kijken naar de mate van voorbereiding van banken die hun hoofdkantoor in het eurogebied hebben en in het Verenigd Koninkrijk actief zijn. Gedurende het jaar heeft de ECB de banken duidelijk laten weten dat zij op alle mogelijke noodsituaties voorbereid dienen te zijn, zoals een no-deal situatie die wellicht een harde brexit zonder overgangsperiode tot gevolg heeft. Banken die naar het eurogebied willen verhuizen werden verzocht alle noodzakelijke ECB-autorisaties tijdig aan te vragen, maar uiterlijk voor het einde van het tweede kwartaal van 2018.

Bijgevolg steeg het aantal autorisatieprocedures beoordeeld door de ECB en het aantal NCA's aanzienlijk in geheel 2018. De ECB en de NCA's hebben daarnaast de plannen beoordeeld van banken die met het oog op de brexit de activiteiten van hun bestaande entiteiten in het eurogebied willen uitbreiden. In alle gevallen is extra aandacht besteed aan de aanwezigheid van toereikend risicomanagement en relevante maatregelen om de vestiging van lege hulzen in het eurogebied te voorkomen. Toezichthouders leggen bijzondere nadruk op de interne organisatie en governance, de lokale inrichting van risicomanagement en de voorgenomen booking models van banken.[53]

Tegen het einde van 2018 waren de meeste banken die van plan zijn om naar het eurogebied te verhuizen behoorlijk ver gevorderd in hun voorbereidingen, ingegeven door toezichtsverwachtingen ontwikkeld in samenwerking met nationale autoriteiten. De belangrijkste prudentiële problemen gesignaleerd door de ECB hebben over het algemeen te maken met booking models en bedrijfsmodellen. De toezichthouders zullen hun dialoog met banken in 2019 voortzetten, om eventuele nog openstaande zaken aan te pakken en de implementatie van de verhuisplannen te monitoren.

De ECB heeft, als rechtstreekse toezichthouder, banken met een hoofdkantoor in het eurogebied die actief zijn in het Verenigd Koninkrijk verzocht om zich tijdig voor te bereiden en relevante plannen te presenteren die voldoen aan de toezichtsverwachtingen van de ECB. Bijzondere aandacht dient daarbij te worden besteed aan het zorgvuldig opstellen van noodplannen voor alle mogelijke uitkomsten van de onderhandelingen en aan goede voorbereiding en planning met betrekking tot de activiteiten van vestigingen in het Verenigd Koninkrijk.

Ook in 2018 heeft de ECB haar toezichtsverwachtingen gecommuniceerd, onder meer door middel van FAQ-updates op de website van ECB-bankentoezicht en in bilaterale gesprekken met de onder toezicht staande entiteiten. Daarnaast zijn er in samenwerking met de sector workshops georganiseerd om vraagstukken omtrent de booking models en het risicomanagement van banken te bespreken. De ECB heeft ook verschillende belangrijke berichten en brexitverklaringen in de SSM Supervision Newsletter gepubliceerd en is voornemens om in de loop van 2019 meer artikelen over brexit-gerelateerde problemen te publiceren.

Blik op de toekomst

2019 zal, nu het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU dichterbij komt, een cruciaal jaar worden voor de werkzaamheden van de ECB met betrekking tot de brexit. De ECB zal blijven toezien op de implementatie van de plannen en de voorbereidingen van banken, evenals de mate waarin zij voldoen aan de toezichtsverwachtingen van het SSM. ECB-Bankentoezicht is ook begonnen met de overname van het rechtstreekse toezicht op instellingen die hun activiteiten hebben verplaatst met het oog op de brexit en als gevolg daarvan zijn aangemerkt als belangrijke instelling. Overige belangrijke instellingen zullen meegenomen worden in de loop van 2019. Over het algemeen zullen aan de brexit gerelateerde toezichtswerkzaamheden in grote mate afhankelijk zijn van hoe de politieke onderhandelingen zich ontwikkelen en van de vraag of een uittredingsakkoord met een overgangsperiode uiteindelijk wordt bekrachtigd. De ECB volgt de politieke ontwikkelingen nauwgezet en beoordeelt of de toezichtsverwachtingen aangepast dienen te worden.

4.1.2 Colleges van toezichthouders

Colleges van toezichthouders vormen de basis voor gezamenlijke beoordeling van risico's en gezamenlijke beslissingen over kapitaal- en liquiditeitseisen voor grensoverschrijdende internationale banken

Colleges van toezichthouders zijn permanente maar flexibele coördinatiestructuren waaraan bevoegde autoriteiten deelnemen die betrokken zijn bij het toezicht op grensoverschrijdende bankengroepen. De colleges spelen een belangrijke rol voor banken in het eurogebied die ook in niet-eurolanden gevestigd zijn.

Eind 2018 fungeerde de ECB als consoliderende toezichthouder in 29 EU-colleges, die derhalve door het respectieve JST werden voorgezeten. Dit is een college minder dan in 2017: twee banken zijn momenteel aan het reorganiseren, terwijl een nieuw college is opgezet voor Nordea nadat de instelling haar hoofdkantoor naar een lidstaat in het eurogebied heeft verhuisd.

Met inachtneming van de verhuizing van Nordea naar het eurogebied is het aantal grensoverschrijdende instellingen met een statutaire vestigingsplaats in EU-lidstaten buiten het eurogebied die actief zijn in het eurogebied gedaald van zeven in 2017 naar zes in 2018. De ECB neemt als actief lid deel aan de colleges voor deze banken, vertegenwoordigd door het JST dat toezicht houdt op de relevante dochteronderneming of vestiging. Op deze manier draagt de ECB bij aan geconsolideerd toezicht van deze instellingen.

Vier belangrijke instellingen hebben aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten buiten de EU. De ECB heeft voor deze banken toezichthoudende colleges opgericht met het oog op het bevorderen van coördinatie en de uitwisseling van informatie tussen relevante toezichthouders.

Uiteindelijk hebben zes banken met een hoofdkantoor buiten de EU belangrijke dochterondernemingen in het eurogebied. De ECB neemt als toezichthouder in het gastland deel aan de betreffende colleges. Vanuit deze rol draagt de ECB op een constructieve manier bij aan de doelen van het college en van de consoliderende toezichthouder, overeenkomstig internationale normen en overeenkomsten.

De samenstelling van colleges zal naar verwachting drastisch veranderen in 2019 naar aanleiding van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Enerzijds worden de dochterondernemingen en vestigingen in het Verenigd Koninkrijk van instellingen uit het eurogebied entiteiten in derde landen. De relevante bevoegde autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk worden daarmee waarnemende leden uit derde landen in de colleges geleid door het ECB. Anderzijds worden banken uit het Verenigd Koninkrijk instellingen uit derde landen, en de bestaande colleges worden dan niet-Europese colleges op grond van Europese regelgeving. Tot slot zijn verschillende instellingen die momenteel gevestigd zijn in het Verenigd Koninkrijk van plan om hun activiteiten te verhuizen naar het eurogebied. Wellicht moet een aanzienlijk aantal nieuwe colleges door de ECB als consoliderende toezichthouder opgezet en geleid worden. Ook dient de ECB wellicht gasttoezichthouder te worden in colleges geleid door derde landen.

4.1.3 Stand van zaken op het gebied van samenwerking

EU-lidstaten die niet de euro als munt hebben, kunnen onder strikte samenwerkingsvoorwaarden toch deelnemen aan het SSM. De belangrijkste voorwaarden voor deze samenwerking zijn vastgelegd in artikel 7 van de SSMR, terwijl de uitvoeringsaspecten zijn uitgewerkt in Besluit ECB/2014/5.

In juli 2018 heeft Bulgarije een formele aanvraag ingediend om een samenwerkingsverband tussen de ECB en de Bulgaarse Nationale Bank op te zetten. Daarmee is Bulgarije de eerste lidstaat van buiten het eurogebied die formele stappen zet om deel te nemen aan de bankenunie.

De ECB zal hierover een beslissing nemen zodra zij haar beoordeling van het verzoek van Bulgarije heeft afgerond. Hiertoe zal de ECB een alomvattende beoordeling uitvoeren van zes Bulgaarse kredietinstellingen evenals een beoordeling van de relevante nationale wetgeving waarbij ook de praktische implementatie ervan wordt meegenomen. Tegelijkertijd werkt de ECB nauw samen met de nationaal bevoegde autoriteit, de Bulgaarse Nationale Bank, om de integratie in het SSM soepel te laten verlopen.

4.1.4 Het Review Panel van de EBA

ECB-Bankentoezicht heeft ook in 2018 actief bijgedragen aan het Review Panel van de EBA. Dit panel voert collegiale toetsingen uit van de activiteiten van Europese banken om de consistentie in toezichtsresultaten te bevorderen. De toetsingen onderzoeken de mate van convergentie in de toepassing van Europese regelgeving en de ontwikkeling van best practices door de relevante autoriteiten.

In 2018 heeft het Review Panel van de EBA de technische reguleringsnormen voor paspoortnotificaties onderzocht op grond van artikel 35, 36 en 39 van CRD IV. Het doel was om de granulariteit en de tijdige aanlevering van relevante informatie door banken aan moeder- en gastautoriteiten te beoordelen. Ook is onderzocht in hoeverre moederautoriteiten tevreden waren met de ontvangen informatie en of gastautoriteiten de informatie ontvangen die nodig is om zich voor te bereiden op toezicht.

De ECB is in het eurogebied eindverantwoordelijk voor paspoortprocedures met betrekking tot instellingen binnen en buiten het SSM. De ECB bewaakt deze paspoortprocedures, waarbij zij relevante onderdelen met ondersteuning van de NCA's uitvoert (zoals het verzamelen van meldingen van instellingen en het uitvoeren van aanvangstoetsingen met betrekking tot volledigheid).

Uit de toetsing bleek dat de ECB op alle onderzochte gebieden over alomvattende processen beschikte. Ook heeft de toetsing geholpen om verbeterpunten aan het licht te brengen en processen te vereenvoudigen – onderwerpen waar de ECB en de NCA's al mee bezig zijn.

4.1.5 Financial Sector Assessment Programs van het IMF

De Financial Sector Assessment Programs (FSAP's) van het IMF zijn veelomvattende en diepgaande beoordelingen van de financiële sector in een land. Ze bestaan uit (i) het vaststellen van de voornaamste kwetsbaarheden en het beoordelen van de veerkracht van de financiële sector, (ii) het beoordelen van zowel het beleidskader voor financiële stabiliteit als het toezichtskader en de toezichtspraktijk van een land en (iii) het beoordelen van financiële vangnetten en de mate waarin het financiële stelsel in staat is om een financiële crisis te beheersen en op te lossen.

In 2018 initieerde het IMF een FSAP voor het eurogebied

In januari 2017 verzocht de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité van de EU het IMF een FSAP voor de EU/het eurogebied uit te voeren tegen de achtergrond van de nieuwe architectuur voor bankentoezicht en afwikkeling in het eurogebied. Deze FSAP is in juni 2017 van start gegaan en de conclusies zijn in juli 2018 gepubliceerd. De FSAP richtte zich onder andere op bankentoezicht en crisisbeheersing van instellingen. Ten behoeve hiervan heeft de IMF (i) een gedetailleerde beoordeling van de relevante Bazelse kernbeginselen voor effectief bankentoezicht (Basel Core Principles for Effective Banking Supervision – BCP’s)[54] en (ii) een analyse van de maatregelen voor herstel- en crisismanagement voor banken in het eurogebied gebaseerd op de FSB Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions uitgevoerd. Daarnaast heeft de IMF een inschatting gemaakt van de solvabiliteit van de bankensector in het kader van de financiële stabiliteitsbeoordeling van de FSAP. De bevindingen van de FSAP vormden de basis voor de IMF Artikel IV-raadpleging 2018 met de eurolanden.

Het IMF heeft FSAP-aanbevelingen gedaan aan zowel de ECB als aan wetgevers

De ECB is ingenomen met de resultaten van de FSAP voor het eurogebied van het IMF. Voor enkele relevante aanbevelingen dient de ECB actie te ondernemen en haar interne structuren en/of processen aan te passen. Op het gebied van bankentoezicht dient de ECB: (a) haar huidige inspanningen voort te zetten om interne procedures en besluitvormingsprocessen verder te stroomlijnen, aangezien dit heeft geleid tot een effectiever gebruik van middelen en snellere reacties op nieuwe toezichtsvraagstukken; (b) ervoor te zorgen dat de personeelsregelingen met NCA's een toereikende personele bezetting van JST's en on-site inspecties waarborgen en (c) bepaalde aspecten van haar toezichtsaanpak te verbeteren zoals haar toezichtsverwachtingen (waarbij meer transparantie gewenst is) en haar toezicht op liquiditeitsrisico's. Voor een groot deel van de overige aanbevelingen is het noodzakelijk dat EU-medewetgevers actie ondernemen om toepasselijk EU-recht te veranderen. Een voorbeeld is de aanbeveling om de verdere harmonisatie van vereisten vanuit de Europese regelgeving te bevorderen, om te voorkomen dat er fragmentatie langs nationale lijnen ontstaat. Een ander voorbeeld is de aanbeveling dat de ECB toezichtsbevoegdheden krijgt ten aanzien van alle significante vormen van schuldbemiddeling in het eurogebied. Dit heeft betrekking op het toezicht van vestigingen in derde landen en met name op relevante grensoverschrijdende beleggingsondernemingen. Een andere belangrijke aanbeveling is zorgen voor een betere aansluiting van Europese regelgeving op de Bazel-normen. ECB-Bankentoezicht heeft een actieplan opgesteld om de aanbevelingen uit te voeren die onder de toezichthoudende taken van de ECB vallen. Dit plan is bekrachtigd door de Raad van Commissarissen.

In toekomstige FSAP's voor individuele eurolanden zal het IMF de betreffende bankensector op een holistische manier te bekijken, om overlap met FSAP's voor het eurogebied als geheel te voorkomen. Analoog aan het omgaan met monetair beleid in nationale IMF artikel IV-rapportages dienen nationale FSAP's geen beoordelingen van de effectiviteit van ECB/SSM bankentoezichtsactiviteiten te bevatten. Deze algemene aanpak stelt het IMF in staat om de reikwijdte van de nationale FSAP's en de FSAP's voor het eurogebied aan te laten sluiten op de nieuwe EU-architectuur voor bankentoezicht en afwikkeling. Tegelijkertijd waarborgt deze benadering dat monitoring en advisering door het IMF voor alle betrokken autoriteiten effectief en relevant blijven. Het IMF heeft in 2018 de FSAP's voor Frankrijk, Italië en Malta geïnitieerd en de nationale FSAP voor België[55] afgerond. Een nationale FSAP voor Oostenrijk staat op de planning voor 2019.

4.2 Bijdragen aan de ontwikkeling van het Europese en internationale regelgevend kader

4.2.1 Bijdrage aan het Bazelse proces

In 2018 concentreerde het Bazels Comité voor Bankentoezicht (BCBS) zich op het afronden van lopende beleidsinitiatieven, het evalueren van de impact van post-crisis hervormingen en het bevorderen van solide toezicht. De ECB, die actief bij de werkzaamheden van het Bazels Comité voor Bankentoezicht (Basel Committee on Banking Supervision – BCBS) is betrokken, droeg bij door deel te nemen aan beleidsdiscussies, door expertise te leveren aan verschillende groepen van het BCBS (bijvoorbeeld op het gebied van toezichtsarbitrage), door samen te werken met leden van het BCBS binnen de EU en wereldwijd en door bij te dragen aan relevante effectrapportages. De ECB was met name betrokken bij werkzaamheden ten behoeve van het hervormingspakket voor Bazel III.

Nu de nadruk naar het doorvoeren van de overeengekomen hervormingen verschuift, ondersteunt de ECB wetgevers en het BCBS om ervoor te zorgen dat de hervormingen hun doel treffen

Het BCBS bleef zich in 2018 inzetten voor de volledige, tijdige en consequente implementatie van Bazel III en voor het bevorderen van solide bankentoezicht in het algemeen. Het BCBS zal hier de komende jaren veel aandacht aan blijven besteden.

Het BCBS heeft daarnaast een uitgebreid werkprogramma opgezet voor het evalueren van de hervormingen die sinds de crisis zijn doorgevoerd. Het gaat hierbij om de effectiviteit van individuele normen, de interactie tussen normen, hun samenhang, en het risico van regelgevingsarbitrage en de bredere macro-economische impact van de post-crisis hervormingen. De ECB blijft actief bijdragen aan de agenda van het BCBS.

4.2.2 De Europese wetgevingsagenda

In 2018 bleef de ECB bijdragen aan EU wetgevingshervormingen. Wat betreft de evaluatie van de Europese bankwetgeving (CRR/CRD IV, BRRD en SRMR) is de ECB ingenomen met de uitkomst van de politieke onderhandelingen tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement in december 2018, die het pad effenden voor de definitieve vaststelling van de wetgeving vóór de Europese verkiezingen in mei 2019. Deze wetgeving is een belangrijke mijlpaal in het versterken van de weerbaarheid van de bankensector door middel van de implementatie van internationale standaarden en door aanvullende risicobeperking, en kan verdere vooruitgang mogelijk maken richting de voltooiing van de bankenunie, waaronder een Europees depositogarantiestelsel. In deze context draagt de ECB nog steeds bij aan het werk van de ad-hocwerkgroep voor het versterken van de bankenunie.

In 2018 heeft de ECB ook bijgedragen aan andere wetgevingsdossiers, met name aan de voorstellen van de Europese Commissie inzake de regulering van beleggingsfondsen, gedekte obligaties, niet-renderende blootstellingen en het versterken van het EBA-mandaat voor het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering. Op verzoek van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie heeft de ECB adviezen uitgebracht voor de medewetgevers.[56]

4.2.3 Bijdrage aan de werkzaamheden van de EBA

ECB-Bankentoezicht en de EBA werken nauw samen op verschillende gebieden, getuige de grote aantallen ECB-medewerkers in EBA-commissies en werkstromen

ECB-Bankentoezicht werkte in 2018 nauw samen met de EBA aan de gezamenlijke doelstellingen voor het vergroten van financiële stabiliteit en het bevorderen van consistent toezicht in de gehele Europese bankensector.

ECB-Bankentoezicht draagt op alle niveaus actief bij aan het werk van de EBA. In 2018 was ECB-Bankentoezicht via zijn medewerkers in totaal in 50 comités en werkstromen van de EBA vertegenwoordigd, waarvan in vier als (mede)voorzitter. ECB-Bankentoezicht nam als niet-stemgerechtigd lid deel aan de raad van toezichthouders van de EBA.

Onder de samenwerkingsactiviteiten vallen de implementatie van het Bazel III finaliseringspakket, voorbereidingen op de brexit, werkzaamheden ten behoeve van modelvalidatie, geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen, outsourcing, EUCLID en de vermindering van NPL's

De samenwerking tussen de EBA en ECB-Bankentoezicht betrof een breed scala aan onderwerpen. De ECB droeg bijvoorbeeld bij aan het verzoek om advies van de Europese Commissie voor de invoering van het Bazel III afrondingspakket. De ECB heeft verder onder andere bijgedragen aan het EBA Advies inzake de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU[57] (zie Kader 4) en de technische standaarden en richtsnoeren van de EBA voor interne modellen en modelvalidatie.[58]

Een ander belangrijk aspect in het kader van toezicht is de evaluatie van de robuustheid van afspraken omtrent de governance van banken en de geschiktheid van bestuurders. De herziene ECB-gids voor de beoordeling van geschiktheid en betrouwbaarheid is in mei 2018 gepubliceerd en sluit qua terminologie zoveel mogelijk aan op CRD IV, de gezamenlijke ESMA en EBA richtsnoeren voor interne governance. Dit weerspiegelt werk ten behoeve van het actualiseren van de richtsnoeren voor uitbestedingsovereenkomsten die onderwerp waren van een openbare raadpleging van EBA in 2018 (zie paragraaf 1.4).

ECB-Bankentoezicht leverde daarnaast een bijdrage aan de voortgang van het Europese NPL-actieplan (zie paragraaf 1.2). In oktober 2018 heeft de EBA haar leidraad inzake het management van niet-renderende en forborne exposures afgerond, die is afgestemd op de eigen NPL-leidraad van het ECB-Bankentoezicht. Voor het verzamelen en inventariseren van toezichtsgegevens uit de gehele Europese bankensector ontwikkelen de EBA en ECB-Bankentoezicht op dit moment een centrale Europese infrastructuur voor toezichtsgegevens.(EUCLID). In 2018 heeft de EBA/ECB taskforce voor de implementatie van EUCLID toegezien op gezamenlijke inspanningen en technische workshops gegeven ten behoeve van de afstemming tussen datamodellen, de indeling van entiteiten en rapportageverplichtingen.

In het kader van de pas toe of leg uit-procedure van de EBA heeft de ECB kennisgevingen gedaan voor zeven richtsnoeren, een joint committee-richtsnoer en drie aanbevelingen

De EBA hanteert een pas toe of leg uit-procedure ter bevordering van de harmonisatie van regelgeving in de EU.[59] In het kader van deze procedure dient de ECB als de bevoegde autoriteit voor het rechtstreekse toezicht op de SI's de EBA te informeren of zij zich houdt aan of van plan is zich te gaan houden aan nieuwe richtsnoeren en aanbevelingen. In 2018 heeft de ECB EBA geïnformeerd over zeven richtsnoeren, een joint committee-richtsnoer en drie aanbevelingen zoals gedocumenteerd op de website van ECB-Bankentoezicht.[60] Tot op heden heeft ECB-Bankentoezicht de EBA altijd geïnformeerd over haar naleving of intentie tot naleving van de relevante EBA-richtsnoeren.

4.2.4 Bijdrage aan de werkzaamheden van de FSB

In 2018 heeft ECB-Bankentoezicht actief bijgedragen aan de werkzaamheden van de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board - FSB), met name op het gebied van samenwerking bij toezicht en regelgeving en de implementatie van normen en resolutie. ECB-Bankentoezicht nam daarnaast deel aan de vergaderingen van de regionale overleggroep van het FSB.

De FSB richt zich momenteel op het bewaken van de invoering van financiëlemarkthervormingen en het evalueren van de gevolgen daarvan. ECB-Bankentoezicht gaat actief deelnemen aan relevante FSB-initiatieven gericht op het bepalen van de impact van overeengekomen hervormingen van specifieke vormen van kredietverlening, ook met het oog op het benadrukken van de voordelen van een stabiele en goed functionerende bankensector voor duurzame economische groei. Daarnaast zal ECB-Bankentoezicht bijdragen aan de werkzaamheden voor een aantal belangrijke beleidsonderwerpen zoals het ‘too big to fail'-probleem, resolutie, crisismanagement en risico's als gevolg van het gebruik van nieuwe technologieën in financiële dienstverlening.

5 Organisatorische opzet van ECB-Bankentoezicht

5.1 Nakoming van de verantwoordingsplicht

ECB-Bankentoezicht bleef intensieve contacten onderhouden met het Europees Parlement en de EU-Raad

Dit Jaarverslag vormt één van de belangrijkste verantwoordingsinstrumenten van ECB-Bankentoezicht ten aanzien van het Europees Parlement en de EU-Raad, zoals bepaald in de SSM-Verordening. De Verordening bepaalt dat de toezichtstaken van de ECB moeten voldoen aan passende transparantie- en verantwoordingsvereisten. De ECB hecht groot belang aan de handhaving en volledige toepassing van het verantwoordingskader, dat gedetailleerd wordt omschreven in het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de ECB en in het memorandum van overeenstemming tussen de EU-Raad en de ECB.

In het kader van de interacties met het Europees Parlement in 2018 heeft de Voorzitter van de Raad van Toezicht voor de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement gesproken (i) om het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2017 voor te stellen (26 maart), (ii) in twee gewone openbare hoorzittingen (19 juni en 20 november) en (iii) in vier ad-hocgedachtewisselingen (26 maart, 19 juni, 9 september en 20 november). De hoofdthema’s die werden besproken, waren onder meer niet-renderende leningen, de rol van de ECB in de bestrijding van het witwassen van geld en de EBA-stresstest van 2018. In de loop van 2018 heeft de ECB ook 35 antwoorden gepubliceerd op schriftelijke vragen van Europarlementsleden over kwesties inzake bankentoezicht. In de antwoordbrieven werd ingegaan op vragen over diverse onderwerpen, waaronder niet-renderende leningen, minder belangrijke instellingen en de deskundigheid en betrouwbaarheid van bankbestuurders.

Daarnaast heeft de ECB de verslagen van de vergaderingen van de Raad van Toezicht bezorgd aan het Europees Parlement, in overeenstemming met het Interinstitutioneel Akkoord.

Wat de EU-Raad betreft, heeft de Voorzitter van de Raad van Toezicht drie vergaderingen van de Eurogroep bijgewoond, waarvan de eerste plaatsvond op 19 februari. Op 27 april stelde de Voorzitter het Jaarverslag van de ECB over de toezichtswerkzaamheden in 2017 voor, en op 5 november nam ze deel aan een gedachtewisseling over de uitvoering van de toezichtstaken van de ECB.

ECB-Bankentoezicht heeft in 2018 wederom voldaan aan haar rapportageverplichtingen ten aanzien van de nationale parlementen, zoals vastgesteld in de SSM-Verordening, en heeft zes antwoorden gepubliceerd op schriftelijke vragen van leden van de nationale parlementen.

In 2018 heeft de ECB ook bijgedragen aan de door de Europese Rekenkamer uitgevoerde audits van het ESRB en van de EBA met betrekking tot de EU-stresstests. Door bewijsmateriaal te verstrekken, heeft de ECB het onderzoek van de Europese Rekenkamer naar deze kwesties vergemakkelijkt en bijgedragen aan de beschrijving van de werking van de relevante samenwerkingsprocessen.

Tegelijkertijd heeft de ECB ook gewerkt aan de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen in de twee verslagen van de Europese Rekenkamer over ECB-Bankentoezicht die werden gepubliceerd in januari 2018 en november 2016 en waren toegespitst op crisisbeheer en, meer in het algemeen, op de werking van het SSM.

De ECB hecht veel waarde aan de audits van de Europese Rekenkamer en verbindt zich ertoe nauw met haar samen te werken en haar alle informatie te verstrekken die nodig is om haar werk te vergemakkelijken. In het licht van de Verdragsbepalingen over de reikwijdte van het mandaat van de Europese Rekenkamer om audits van de ECB uit te voeren, suggereerde de Commissie in 2017 dat de ECB en de Europese Rekenkamer een interinstitutioneel akkoord zouden kunnen sluiten “ter precisering van de vorm waarin de uitwisseling van informatie plaatsvindt”. Dit voorstel wordt momenteel besproken tussen de ECB en de Europese Rekenkamer.

Kader 4
Risicobereidheid van het SSM

In maart 2018 publiceerde ECB-Bankentoezicht haar Toezichtshandleiding, waarin de werking en de sleutelprocessen van het bankentoezicht van de ECB in het eurogebied worden vastgelegd. In vervolg hierop publiceerde de ECB een verklaring over de risicobereidheid van het SSM om externe belanghebbenden in staat te stellen de doelstelling en algemene benadering van de ECB beter te begrijpen. ECB-Bankentoezicht draagt bij aan de stabiliteit van het financiële stelsel. Het bevordert een schokbestendige en goed functionerende bankensector die haar dienstverlenende functie naar behoren kan vervullen. Hiertoe oefent de ECB toekomstgericht, risicogebaseerd toezicht uit. Het doel van ECB-Bankentoezicht is echter niet om een eventueel bankfaillissement te voorkomen. Het is niet realistisch en ook niet wenselijk een beleid na te streven dat faillissement uitsluit.

5.2 Transparantie en communicatie

Als onderdeel van zijn streven naar transparantie bleef ECB-Bankentoezicht zijn activiteiten toelichten via diverse communicatiekanalen. In 2018 werden 32 speeches gegeven door de Voorzitter en de Vicevoorzitter en 11 door de twee vertegenwoordigers van de ECB in de Raad van Bestuur; samen hebben ze 20 media-interviews gegeven. ECB-Bankentoezicht publiceerde 31 persberichten en vier brieven aan de banken onder direct toezicht. De Supervision Newsletter, een digitale publicatie, vierde in november haar tweede verjaardag met meer dan 5.000 abonnees. De ECB heeft haar socialemediakanalen gebruikt om nieuwe informatie in de kijker te zetten en te verzekeren dat belangrijke inhoud ruim wordt verspreid.

Daarnaast hebben de Voorzitter en de Vicevoorzitter aan het begin van het jaar een persconferentie gehouden om de prioriteiten voor het bankentoezicht te schetsen. Ze hebben ook deelgenomen aan evenementen onder leiding van de ECB om een jonger publiek te kunnen bereiken. Bij de eerste ECB Youth Dialogue, in de Banco de España in Madrid, heeft de Voorzitter ideeën uitgewisseld met een groep van 40 jonge professionals uit de financiële sector en tijdens een tweede dialoog hebben de Voorzitter en de Vicevoorzitter samen deelgenomen aan een discussie met meer dan 260 studenten en oud-studenten van de Frankfurt School of Finance and Management. In 2018 heeft de ECB ook meer dan 1.600 vragen van het publiek over bankentoezicht beantwoord en 31 lezingen op maat gehouden voor ongeveer 1.000 deelnemers over onderwerpen die specifiek betrekking hadden op de toezichtsverantwoordelijkheden van de ECB.

5.3 Besluitvorming

5.3.1 Raad van Toezicht en Stuurcomité

In 2018 heeft de Raad van Toezicht 20 keer vergaderd, waarvan 14 keer in Frankfurt am Main en vijf keer via teleconferentie. Eén vergadering werd gehouden in Madrid, op uitnodiging van de Banco de España. Voor de meeste besluiten volgde de Raad van Toezicht een schriftelijke procedure[61]. Vijfendertig van de 119 bankgroepen die in 2018 onder direct toezicht van de ECB stonden, hebben aangegeven officiële ECB-besluiten in een andere officiële EU-taal dan het Engels te willen ontvangen.

Figuur 3

Besluiten van de Raad van Toezicht in 2018

Toelichting:
1) Dit cijfer omvat schriftelijke procedures over zowel individuele toezichtsbesluiten als andere kwesties zoals gemeenschappelijke methodieken en raadplegingen van de Raad van Toezicht. Eenzelfde schriftelijke procedure kan verschillende toezichtsbesluiten bevatten.

2) Dit cijfer heeft betrekking op de afzonderlijke toezichtsbesluiten die waren gericht aan onder toezicht staande entiteiten of potentiële kopers daarvan, evenals op instructies aan nationale bevoegde autoriteiten over belangrijke of minder belangrijke instellingen. Eenzelfde besluit kan verschillende goedkeuringen bevatten. Krachtens het delegatiekader werden niet alle in dit cijfer opgenomen toezichtsbesluiten goedgekeurd door de Raad van Toezicht en vastgesteld door de Raad van Bestuur. Daarnaast heeft de Raad van Toezicht besluiten genomen over enkele horizontale kwesties (bv. gemeenschappelijke methodieken) en institutionele kwesties.
3) De 1.006 besluiten over beoordelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid hebben betrekking op 2.026 individuele procedures (zie Paragraaf 3.1.2).

Naast de definitieve ontwerpbesluiten over individuele banken die werden voorgelegd aan de Raad van Bestuur voor het verkrijgen van een verklaring van geen-bezwaar, heeft de Raad van Toezicht besluiten genomen over verschillende horizontale kwesties, met name de toepassing van gemeenschappelijke methodieken en kaders voor specifieke toezichtsgebieden. Sommige besluiten werden opgesteld door tijdelijke, door de Raad van Toezicht aangewezen structuren die bestonden uit senior managers van de ECB en de NCA's. Deze groepen hebben voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd voor, onder andere, de SREP-methodiek, de toezichtsaanpak van onder toezicht staande instellingen met hoge percentages van niet-renderende leningen en de vereenvoudiging van SSM-processen.

Raad van Toezicht

Voorste rij (van links naar rechts): Fabio Panetta, Denis Beau, Liga Kleinberga (plaatsvervanger van Pēters Putniņš), Tom Dechaene, Andrea Enria, Catherine Galea, Margarita Delgado, Vita Pilsuma (plaatsvervanger van Zoja Razmusa), Stelios Georgakis (plaatsvervanger van Yiangos Demetriou).
Middelste rij (van links naar rechts): Frank Elderson, Renata Bagdonienė (plaatsvervanger van Vytautas Valvonis), Vladimír Dvořáček, Elisa Ferreira, Ignazio Angeloni, Anneli Tuominen, Helmut Ettl, Felix Hufeld, Andreas Ittner.
Achterste rij (van links naar rechts): Ed Sibley, Claude Wampach, Primož Dolenc, Joachim Wuermeling, Andres Kurgpõld (plaatsvervanger van Kilvar Kessler), Pentti Hakkarainen, Eric Cadilhac, Oliver Bonello, Ilias Plaskovitis.

In 2018 heeft het Stuurcomité 12 keer vergaderd, waarvan tien keer in Frankfurt am Main, één keer via teleconferentie en één keer in Madrid op uitnodiging van de Banco de España. De vijf NCA-leden, die voor één jaar worden benoemd, zijn zoals gebruikelijk vervangen in april.

5.3.2 Vereenvoudiging van de besluitvorming

In 2018 werden door de SSM Simplification Group (zie Paragraaf 5.4) verschillende maatregelen voorgesteld en ten uitvoer gelegd om de werking van de Raad van Toezicht te optimaliseren, zowel door de besluitvormingsprocedures te vereenvoudigen als door de toegang tot informatie voor leden te verbeteren. Bij deze inspanningen stonden drie maatregelen centraal: (i) de beperking van het aantal vergaderingen van de Raad van Toezicht en van het aantal schriftelijke procedures en informatie-elementen, zodat de leden zich kunnen toeleggen op de belangrijkste toezichtskwesties; (ii) de optimalisering en vereenvoudiging van de vergaderingen van de Raad van Toezicht om deze zo efficiënt en effectief mogelijk te maken; en (iii) de stroomlijning en verdere verbetering van de informatievoorziening aan de Raad van Toezicht.

Een van de maatregelen met de grootste impact op de besluitvorming was de uitbreiding van het delegatiekader tot meer soorten routinematige toezichtsbesluiten van de ECB. In maart 2018 werd het delegatiekader uitgebreid tot besluitvormingsbevoegdheden met betrekking tot beslissingen over de vermindering van eigen vermogen, de classificatie van CET 1-instrumenten en, indien vereist krachtens de nationale wetgeving, de classificatie van aanvullend-tier 1- en tier 2-instrumenten.

5.3.3 Administratieve Raad voor Toetsing

De Administratieve Raad voor Toetsing (Administrative Board of Review – ABoR)[62] is een ECB-orgaan waarvan de leden individueel en collectief onafhankelijk zijn van de ECB en belast zijn met de toetsing van door de Raad van Bestuur genomen toezichtsbesluiten na ontvangst van een ontvankelijk toetsingsverzoek. Bij een toetsing van de ABoR ligt de nadruk op de “procedurele en materiële conformiteit” van het bestreden besluit met de SSM-Verordening, met inachtneming van de discretionaire bevoegdheid van de ECB. Praktisch gezien controleert de ABoR bij een toetsing of het beginsel van een behoorlijke procedure werd nageleefd, of het besluit voldoende gemotiveerd en in overeenstemming met de geldende wetgeving is; of er een kennelijke fout is in de beoordeling, of het besluit kennelijk onevenredig is en of de ECB misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden. De toetsing resulteert in een niet-bindend advies voor de Raad van Toezicht waarin wordt voorgesteld om het oorspronkelijk besluit ofwel op te heffen, ofwel te vervangen door een nieuw besluit waarvan de inhoud identiek of gewijzigd is en dat overeenkomstig de geen-bezwaarprocedure ter definitieve goedkeuring wordt voorgelegd aan de Raad van Bestuur.

In 2018 werden vijf nieuwe verzoeken voor een administratieve toetsing van een toezichtsbesluit van de ECB ingediend bij de ABoR. De Raad heeft vier adviezen uitgebracht; één toetsingsverzoek werd ingetrokken nadat de ECB een rectificatie van een toezichtsbesluit had voorgelegd (zie Tabel 7). In alle gevallen die in 2018 werden getoetst, hield de ABoR een hoorzitting in het kader van zijn onderzoek, wat de verzoeker en de ECB een extra kans gaf om commentaar te geven op het bestreden besluit.

Tabel 7

Aantal toetsingen uitgevoerd door de ABoR

Bron: ECB.

Getoetste onderwerpen en relevante kwesties

De aan de ABoR voorgelegde kwesties betroffen verschillende soorten toezichtsbesluiten: naleving van toezichtsvereisten, intrekking van een vergunning, verwerving van gekwalificeerde deelnemingen en administratieve sancties.

De toetsing van ECB-besluiten had in 2018 vooral betrekking op de naleving van procedurele regels (bv. de juiste weergave van de feiten, geschikte rechtsgrondslag, voldoende motivering van besluiten en het evenredigheidsbeginsel), en op de samenwerking tussen de ECB en de NCA’s bij de voorbereiding van de ECB-besluiten.

Rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de ECB

In 2018 werd 19 maal rechtstreeks beroep ingesteld tegen de ECB en werd voor twee zaken met betrekking tot de ECB beroep aangetekend bij het Europees Hof van Justitie tegen het arrest van het Gerecht van de Europese Unie (“het Gerecht”). Over twee groepen van zaken in verband met ECB-Bankentoezicht werd uitspraak gedaan in 2018 – op 24 april 2018 bevestigde het Gerecht de ECB-besluiten die waren gericht aan Caisse régionale de crédit agricole mutuel Alpes Provence (Zaak T133/16), Caisse régionale de crédit agricole mutuel Nord Midi-Pyrénées (Zaak T134/16), Caisse régionale de crédit agricole mutuel Charente-Maritime Deux-Sèvres (Zaak T135/16) en Caisse régionale de crédit agricole mutuel Brie Picardie (Zaak T136/16). In deze vier besluiten, die door de ECB waren vastgesteld op 7 oktober 2015, had de ECB de aanstelling van specifieke personen als voorzitters van de raden van bestuur van elk van de verzoekende banken goedgekeurd, maar zich verzet tegen de gelijktijdige uitoefening door dezelfde specifieke personen van de functie van “daadwerkelijk bestuurder” bij elk van deze banken. Op 13 juli 2018 ging het Gerecht over tot de nietigverklaring van de ECB-besluiten die waren gericht aan La Banque Postale (Zaak T-733/16), BNP Paribas (Zaak T-768/16), Crédit Agricole SA (Zaak T-758/16), Société générale (Zaak T-757/16), Confédération nationale du Crédit mutuel (Zaak T-751/16) en BPCE (Zaak T-745/16). In deze zes besluiten had de ECB geweigerd toestemming te verlenen aan deze banken om hun hefboomratio’s te berekenen zonder rekening te houden met bepaalde blootstellingen aan de Caisse des dépôts et consignations (CDC) in verband met deposito’s op spaarrekeningen van het type livret A, livret de développement durable et solidaire en livret d’épargne populaire.

5.4 Verbetering van de efficiëntie en effectiviteit van het SSM

5.4.1 Afdeling Toezichtsgebonden kwaliteitsborging van de ECB: overzicht van de werkzaamheden sinds de oprichting ervan

Teneinde de geloofwaardigheid van ECB-Bankentoezicht te versterken en de handhaving van een kwalitatief hoogstaand en consistent toezicht in het gehele SSM te waarborgen, heeft de ECB een afdeling voor Toezichtsgebonden kwaliteitsborging (Supervisory Quality Assurance – SQA) opgericht. Deze afdeling werkt nauw samen met een netwerk van kwaliteitsborgingsfuncties van de NCA’s dat de deliverables van de SQA die invloed hebben op de NCA’s bespreekt en er input over geeft.

Om toegevoegde waarde te creëren, gebruikt de afdeling een aantal onderling gekoppelde instrumenten, met name ex-post-kwaliteitscontroles. Het is de bedoeling om de kwaliteit en de consistentie te bevorderen en de effectiviteit van ECB-Bankentoezicht te waarborgen. SQA fungeert bovendien als een kenniscentrum voor best practices.

De werkwijze van SQA is gebaseerd op wederzijds begrip en open samenwerking met de operationele eenheden en de betrokken NCA’s en weerspiegelt hun daadwerkelijke toezichtspraktijken, risico’s, zwakke punten en nood aan haalbare verbeteringen. SQA heeft bijgevolg tot doel constructieve, toekomstgerichte en risicogebaseerde oplossingen te bieden die zijn toegespitst op de deliverables, methodieken, processen en instrumenten van het SSM.

Na iedere kwaliteitscontrole tracht SQA samen met de relevante organisatie-eenheden te komen tot voorstellen voor verbetering, waarbij ook de gepaste bestemmelingen en tijdschema’s voor de tenuitvoerlegging van de voorstellen worden vastgelegd. Dit betekent dat de bestemmelingen van deze voorstellen de controle over het proces behouden; het zijn deze partijen die in de eerste plaats belang hebben bij de follow-up en tenuitvoerlegging van de samen met SQA ontwikkelde voorstellen. Sinds haar oprichting heeft SQA 24 controles uitgevoerd, die tot meer dan 300 voorstellen voor verbeteringen hebben geleid. Naast deze kwaliteitscontroles verschaft SQA feedback aan de operationele eenheden, bijvoorbeeld aan de hand van workshops, seminaries en bezoeken aan de NCA’s,

en bevordert zij de efficiëntie en effectiviteit van het SSM. Voor dit laatste maakt zij gebruik van een scala van aanvullende instrumenten zoals het opleidingsprogramma van het SSM, waarmee wordt beoogd een hoog competentieniveau te handhaven bij de medewerkers van het SSM en bij te dragen aan de convergentie van de toezichtspraktijken. Daarnaast ondersteunt SQA de organisatie-eenheden in hun contacten met interne en externe auditors (bv. het Directoraat Interne Audit, het Comité van Interne Auditors en de Europese Rekenkamer) alsook de SSM Operational Risk Management Senior Expert Group, die verantwoordelijk is voor het toezicht op het beheer van het operationeel risico. De SQA fungeert ook als knooppunt voor vereenvoudiging en wordt hierin bijgestaan door een netwerk van tegenhangers bij de ECB en de NCA’s. Ze ondersteunt organisatie-eenheden en NCA’s bij de tenuitvoerlegging van vereenvoudigingsmaatregelen als onderdeel van de inspanningen om eenvoud tot een kernwaarde van het SSM te maken.

5.4.2 Conclusies van de SSM Simplification Group

Mettertijd zijn de structuren en processen van het SSM steeds complexer geworden, waardoor er nood was aan vereenvoudiging. Aangezien het SSM in een rijpere fase is terechtgekomen, werd een SSM Simplification Group (SSG) opgericht die de ECB en de NCA’s vertegenwoordigt. De SSG heeft de toezichtsprocessen beoordeeld teneinde onnodige complexiteit en dubbel werk te verminderen, waardoor het gebruik van de middelen van het SSM kan worden geoptimaliseerd en een meer risicogebaseerd toezicht kan worden bevorderd.

Om de bewustwording van de toezichthouders te vergroten, zal vereenvoudiging in de Toezichtshandleiding worden gedefinieerd als een algemeen beginsel voor de werking van het SSM.

De SSG stelde een drievoudige aanpak voor om de structuren en processen van het SSM te vereenvoudigen. Ten eerste moeten de organisatie-eenheden van de ECB en de NCA’s, waaronder de JST’s en de horizontale functies, doorlopend actief betrokken zijn bij het voorstellen van gestroomlijnde processen. Ten tweede moet er een horizontale aanpak voor het gehele SSM komen om best practices aan te moedigen. Ten derde moet de Raad van Toezicht de leiding nemen op het gebied van vereenvoudiging, de toon aangeven en gestroomlijnde processen bevorderen om de doelstellingen van het SSM te ondersteunen.

Meer in het bijzonder stelde de SSG nieuwe vereenvoudigingsmaatregelen voor die ook als katalysator hebben gewerkt voor reeds lopende initiatieven. Een van deze voorstellen bestond erin het aantal goedkeuringsniveaus en de lengte van de voorstellen van de Raad van Toezicht te beperken. Een ander voorstel had betrekking op de uitwisseling van informatie tussen de ECB en de NCA’s aan de hand van IMAS, het informatiemanagementsysteem voor het SSM. De SSG stelde ook verschillende maatregelen voor om de vereisten inzake toezichtsrapportage te vereenvoudigen en om de via rapportageverzoeken verkregen informatie te verwerken en te bewaren.

De SSG deed ook voorstellen om de werking van de Raad van Toezicht te optimaliseren door de besluitvormingsprocedures en de toegang tot informatie voor de leden ervan te vereenvoudigen.

Als gevolg van deze initiatieven werden er minder procedures ingediend bij de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht, met name dankzij het delegatiekader (zie Paragraaf 5.3.2). Bovendien konden de vergaderingen van de Raad van Toezicht worden vereenvoudigd en geoptimaliseerd dankzij de stroomlijning, automatisering en verbeterde kwaliteit van de informatievoorziening aan de Raad van Toezicht en door de verbeterde tracking tools. Ten slotte werd de frequentie van de vergaderingen van de Raad van Toezicht verminderd dankzij een efficiënter vergaderschema en een geoptimaliseerde verspreiding van schriftelijke procedures en informatie-elementen.

Andere voorstellen van de SSG bestonden erin het teamwerk binnen de JST’s te verbeteren, een holistische aanpak te volgen voor de vereenvoudiging van de planning van toezichtswerkzaamheden ter plaatse en op afstand en voor de interne organisatie van de taken, de processen te digitaliseren en de bestaande IT-infrastructuur te optimaliseren.

Figuur 4

Impact van de vereenvoudiging

Bron: DG Secretariaat van de Raad van Toezicht/Afdeling Besluitvorming.

5.5 Medewerkers van ECB-Bankentoezicht

Interne reorganisatie van ECB-Bankentoezicht

In het kader van de organisatorische wijzigingen in ECB-Bankentoezicht werden onder meer drie afdelingen verplaatst van het Directoraat-Generaal Microprudentieel Toezicht IV (DG/MS IV) naar het Directoraat Secretariaat.

De afdelingen Autorisatie, Handhaving en Sancties en Toezichtsgebonden Kwaliteitsborging werden in februari 2018 overgedragen aan het Directoraat Secretariaat. Na deze overdracht werd het Directoraat omgevormd tot een Directoraat-Generaal (DG/SSB). Binnen het Directoraat-Generaal werd een afdeling opgericht voor de besluitvorming van het SSM die bestaat uit de twee secties van het voormalige Directoraat Secretariaat. Door deze overdracht wordt de omvang van de organisatie-eenheden van ECB-Bankentoezicht opnieuw in balans gebracht, wordt de corporate governance verbeterd en is er een duidelijkere verdeling van de verantwoordelijkheden tussen het DG/MS IV en het nieuwe DG/SSB.

Uitbreiding van het personeelsbestand

In 2018 werden er voor de vijf centrale organisatie-eenheden van ECB-Bankentoezicht in totaal 1.099 voltijdequivalenten (VTE’s) goedgekeurd, tegenover 1.028,5 in 2017. De stijging in 2018 was hoofdzakelijk het gevolg van voorbereidingen voor de brexit bij activiteiten zoals de personeelsbezetting voor JST’s en de alomvattende beoordelingen. Daarnaast werden er 30,5 VTE’s goedgekeurd voor taken die verband houden met het SSM in de gemeenschappelijke diensten[63], waarmee het totale aantal VTE’s uitkomt op 453.

Net als in 2018 was de uitbreiding van het personeelsbestand in 2019 grotendeels het gevolg van de brexit

Voor 2019 heeft de Raad van Bestuur zijn goedkeuring gehecht aan een uitbreiding van het personeelsbestand met 90 VTE’s voor de centrale organisatie-eenheden van ECB-Bankentoezicht en met 18 VTE’s voor de organisatie-eenheden die gemeenschappelijke diensten verschaffen voor SSM-gerelateerde taken. Bijna de helft van de eerstgenoemde VTE’s houden verband met behoeften aan personeel voor volgend jaar ten gevolge van de brexit. De resterende stijging voor de centrale organisatie-eenheden van ECB-Bankentoezicht in 2019 heeft voornamelijk betrekking op de internalisering van de middelen voor stresstestactiviteiten, waarvoor voorheen een beroep werd gedaan op externe consultancydiensten. Voor de toekomstige middelen die rechtstreeks verband houden met de brexit, wordt nu verwacht dat er minder extra personeel nodig zal zijn dan oorspronkelijk werd geschat. In dat kader zal de aanwerving van VTE's worden gespreid over een langere periode, namelijk tot in 2022.

Wat de genderdiversiteit betreft, is het percentage vrouwelijke medewerkers in 2018 gelijk gebleven, namelijk 40% van alle vaste en tijdelijke medewerkers van de centrale organisatie-eenheden van ECB-Bankentoezicht. Het aandeel vrouwelijke werknemers in leidinggevende functies is licht gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar, tot 31%. In niet-leidinggevende functies is het aandeel vrouwelijke werknemers ten opzichte van het voorgaande jaar onveranderd gebleven op 42%.

Bevordering van internationale missies ter plaatse: meer kortlopende detacheringen van NCA-inspecteurs naar de ECB

ECB-Bankentoezicht heeft een meerjarig initiatief gelanceerd om het aantal missies ter plaatse van internationale en gemengde teams te vergroten.[64] Dit initiatief is erop gericht een gelijk speelveld te bevorderen en de toepassing van de methodiek voor inspecties ter plaatse bij banken te harmoniseren. Ook wordt beoogd de teamgeest tussen de medewerkers aan missies ter plaatse te versterken en een gemeenschappelijke cultuur op te bouwen voor dergelijke missies. Dit initiatief biedt ook een aanvullende kijk op de situatie van een bank vanuit het oogpunt van de niet-nationale medewerkers van de NCA’s.

Teneinde missies met internationale en gemengde teams te bevorderen, werden verschillende mogelijkheden ter beschikking gesteld van de NCA-inspecteurs. Ze kunnen er met name voor kiezen gedetacheerd te worden naar de ECB voor de duur van de missies met internationale of gemengde teams. Hiertoe ondertekenen ze een ESCB/IO-overeenkomst[65] met de ECB waarbij hun loon-, reis- en huisvestingskosten worden gedekt door de begroting van de ECB en ze niet onder de werkregeling van hun NCA blijven. Deze mogelijkheid werd ingevoerd in 2018 en wordt op grote schaal gebruikt: in totaal zijn er 128 ESCB/IO-overeenkomsten opgesteld voor NCA-inspecteurs voor missies met internationale en gemengde teams, wat de personeelsuitwisseling binnen het Europese bankentoezicht heeft bevorderd. Inspectieteamleden die werken met ESCB/IO-overeenkomsten zijn onderworpen aan dezelfde arbeidsvoorwaarden. Dit vergemakkelijkt de ontwikkeling van een inclusieve teamgeest en een gemeenschappelijke cultuur voor missies ter plaatse en verbetert de uitwisselbaarheid van de middelen voor dergelijke missies in het Europese bankentoezicht als geheel. Zo kan een gebrek aan specifieke expertise in een bepaald domein worden ingevuld door deskundigen van een andere toezichthouder.

Eerste “Supervisors Connect” en “Inspectors’ Day” georganiseerd voor medewerkers van de NCA’s en de ECB

Teneinde de gemeenschappelijke Europese toezichtscultuur verder vorm te geven, werden in 2018 twee evenementen voor het gehele SSM georganiseerd in Frankfurt.

280 mensen namen deel aan “Supervisors Connect”, waarvan 200 afkomstig van de NCA’s en de NCB’s

Het eerste evenement, “Supervisors Connect”, vond plaats van 17 tot 19 april en was hoofdzakelijk gericht op alle JST-coördinatoren en -subcoördinatoren, maar ook op de senior managers die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op LSI’s alsook de hoogstgeplaatste vertegenwoordigers van de horizontale netwerken van het SSM. Het tweede evenement, “Inspectors’ Day”, werd gehouden van 29 tot 30 oktober en was gericht op de inspecteurs die inspecties ter plaatse uitvoeren, waaronder de inspecteurs die betrokken zijn bij onderzoeken van modellen en planning.

“Supervisors Connect” werd bijgewoond door 280 toezichthouders, waarvan 200 afkomstig waren van de NCA’s en de nationale centrale banken (NCB’s). Tweeënhalve dag lang namen ze deel aan verschillende panels en break-outsessies over onderwerpen zoals digitalisering en cyberrisico’s, winstgevendheid en de brexit. De toezichthouders van de NCA’s waren actief betrokken bij het opzetten van de besprekingen: van de 38 sprekers kwamen er 30 van de NCA’s. Daarnaast konden deelnemers workshops bijwonen over soft skills zoals leiderschap, conflicthantering en communicatie. Verder kregen deelnemers de kans om te netwerken, onder andere op een informatiebeurs waar verschillende organisatie-eenheden van de ECB hun werk toelichtten. Zo konden deelnemers elkaar ontmoeten, van elkaar leren en best practices delen.

400 toezichthouders namen deel aan “Inspectors’ Day”

“Inspectors’ Day” had grotendeels dezelfde indeling als “Supervisors Connect”, met een combinatie van plenaire vergaderingen, break-outsessies (28 in totaal) over technische onderwerpen (beoordeling van kredietdossiers en statistische steekproeven, IFRS 9, TRIM) en het delen van ervaringen. Dit evenement werd bijgewoond door bijna 400 inspecteurs die inspecties ter plaatse uitvoeren uit het gehele SSM.

“Supervisors Connect” en “Inspectors’ Day” waren de eerste evenementen van dit type en deze omvang die werden georganiseerd door het SSM sinds de oprichting ervan. Deze evenementen zullen om de twee jaar worden gehouden en zullen – niet in het minst uit kostenoverwegingen – plaatshebben bij ECB-Bankentoezicht in Frankfurt.

5.6 Toepassing van de Gedragscode

De ECB dient op grond van artikel 19, lid 3, van de SSM-Verordening te beschikken over een gedragscode voor de medewerkers en leidinggevenden van de ECB die betrokken zijn bij het bankentoezicht. Deze code regelt kwesties rond belangenconflicten. De desbetreffende bepalingen staan in het Ethisch Kader van de ECB, dat door het Bureau voor Compliance en Governance (Compliance and Governance Office – CGO) wordt geïmplementeerd. Het CGO adviseert alle ECB-medewerkers over ethische vraagstukken.

In 2018 heeft het CGO zijn inspanningen voortgezet om een sterke ethische cultuur op te bouwen in het gehele ESCB en SSM, en dit met de volle steun van de Directie en de Raad van Toezicht. Hiertoe hebben alle nieuwe medewerkers van ECB-Bankentoezicht een verplicht e-learningprogramma doorlopen en via speciale workshops hun bewustzijn van ethische dilemma’s vergroot. Daarnaast heeft het CGO ongeveer 1.850 vragen beantwoord over een breed scala van onderwerpen. Een derde van deze vragen werd ingediend door medewerkers van ECB-Bankentoezicht en bijna de helft ervan had betrekking op persoonlijke financiële transacties, gevolgd door vragen over beperkingen na beëindiging van het dienstverband en belangenconflicten (zie Grafiek 12).

In het kader van zijn regelmatig toezicht op de naleving van de voorschriften van het Ethisch Kader heeft het CGO een beperkt aantal gevallen van niet-naleving geconstateerd. Bij 40% daarvan was een medewerker of manager van ECB-Bankentoezicht betrokken. In geen van deze gevallen was er sprake van opzettelijk laakbaar handelen of andere ernstige inbreuken op de regels.

Grafiek 12

Overzicht van in 2018 ontvangen vragen van medewerkers van ECB-Bankentoezicht

Bron: ECB.

Bij drie van de bij het bankentoezicht betrokken managers en medewerkers die in 2018 ontslag namen, trad overeenkomstig het Ethisch Kader een afkoelingsperiode in. In al deze gevallen vertrokken de betrokken SSM-managers naar een financiële onderneming waar ze voordien geen toezicht op hadden uitgeoefend.

De ECB controleerde de maatregelen die door de NCA's waren genomen om te voldoen aan het Richtsnoer van de ECB betreffende de gemeenschappelijke beginselen van een Ethisch Kader voor zowel de ECB als de NCA’s, en concludeerde dat het Richtsnoer volledig ten uitvoer was gelegd in het gehele SSM. De Ethics and Compliance Officers Task Force heeft dit werk vergemakkelijkt en blijft de Raad van Bestuur ondersteunen bij de verdere afstemming van de ethische normen op de middellange termijn.

Het Ethisch Comité van de ECB adviseert de leden van de Directie van de ECB over ethische kwesties. In 2018 heeft het Comité elf adviezen uitgebracht over directieleden van de ECB die betrokken zijn bij bankentoezicht. De meeste van deze gevallen hadden betrekking op de geldende afkoelingsperiodes.

Het Ethisch Comité speelde ook een cruciale rol bij de uitwerking van een nieuw, gemeenschappelijk, alomvattend en geavanceerd ethisch kader voor alle directieleden van de ECB, waaronder de leden van de Raad van Toezicht. Dit nieuwe kader werd door de Raad van Bestuur goedgekeurd in december 2018 en trad in werking in januari 2019. Het weerspiegelt de fundamentele beginselen en waarden van de ECB, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de ECB als centrale bank, bankentoezichthouder en EU-instelling. Bovendien komt het tegemoet aan verzoeken van het Europees Parlement en aanbevelingen van de Europese Ombudsman.

5.7 Het beginsel van scheiding tussen monetair beleid en toezicht in de praktijk

Het beginsel van scheiding tussen monetair beleid en toezicht werd in 2018 vooral toegepast bij de uitwisseling van informatie tussen verschillende beleidsgebieden.[66]

Overeenkomstig Besluit ECB/2014/39 houdende de tenuitvoerlegging van scheiding tussen de monetaire beleidsfunctie en de toezichtfunctie van de ECB diende de uitwisseling van informatie te geschieden op need-to-know-basis, wat wil zeggen dat elk beleidsgebied moest aantonen dat de gevraagde informatie nodig was om zijn beleidsdoelen te bereiken. In de meeste gevallen werd de toegang tot vertrouwelijke informatie rechtstreeks verleend door de ECB-beleidsfunctie die de informatie in haar bezit had. Dit gebeurde in overeenstemming met Besluit ECB/2014/39, dat bepaalt dat toegang tot informatie over geanonimiseerde data of niet-beleidsgevoelige informatie rechtstreeks door de beleidsfuncties mag worden verleend. De Directie hoefde dus niet tussen te komen om mogelijke belangenconflicten op te lossen. Desalniettemin moest de Directie een paar maal in actie komen op grond van Besluit ECB/2014/39, om de uitwisseling mogelijk te maken van niet-geanonimiseerde informatie over individuele banken (bijvoorbeeld individuele FINREP- of COREP-templates[67] of andere ruwe data) of van beleidsgevoelige beoordelingen. De toegang tot deze data werd op need-to-know-basis verleend voor een beperkte periode, na een beoordeling van de business case, om te waarborgen dat op elk relevant moment aan de need-to-know-eis werd voldaan.

Op het niveau van de besluitvorming leverde de scheiding geen problemen op, en het Bemiddelingspanel hoefde niet in actie te komen.

5.8 Kader voor gegevensrapportage en informatiemanagement

5.8.1 Ontwikkelingen in het kader voor gegevensrapportage

Krachtens de SSM-Kaderverordening organiseert de ECB de verzameling en kwaliteitscontrole van toezichtsgegevens die worden gerapporteerd door onder toezicht staande entiteiten.[68] Het gaat er met name om ervoor te zorgen dat bankentoezichthouders betrouwbare en actuele toezichtsgegevens gebruiken.

Toezichtsgegevens worden verzameld en gedeeld met belanghebbenden op basis van een sequentiële aanpak waarbij de NCA’s worden betrokken

Voor de gegevensstroom wordt een “sequentiële aanpak”[69] gehanteerd, waarbij de ECB nauw samenwerkt met de NCA’s, die als eerste de prudentiële rapporten van kredietinstellingen ontvangen en de eerste kwaliteitscontroles uitvoeren. Zodra de ECB de gerapporteerde gegevens heeft ontvangen, stelt zij deze ter beschikking van eindgebruikers zoals de JST’s of de horizontale functies van ECB-Bankentoezicht. Dit gebeurt via het informatiemanagementsysteem voor het SSM (IMAS). Geselecteerde gegevens van een deel van de instellingen (vooral belangrijke instellingen) worden bij ontvangst ook doorgestuurd naar de EBA en de SRB. Naast toezichtsgegevens verzamelt de ECB ook informatie over de rapporterende entiteiten zelf (stamgegevens) zoals hun land van vestiging en hun relatie met andere entiteiten van bankgroepen. Sinds 1 december 2018 communiceren de NCA’s/NCB’s en de ECB alle stamgegevens en de bijwerkingen ter zake rechtstreeks via het gegevensregister inzake instellingen en verbonden ondernemingen (Register of Institutions and Affiliates Data – RIAD).[70]

In overeenstemming met het rapportagekader 2.7 van de EBA, dat van toepassing is op de indiening van gegevens vanaf 31 maart 2018, heeft de toezichtsgegevensreeks nu ook betrekking op gegevens over blootstellingen aan overheden, gedetailleerde informatie over uit operationeel risico voortvloeiende verliezen en aanvullende maatstaven voor liquiditeitsbewaking. Het RIAD weerspiegelt ook de wijzigingen die voortvloeien uit IFRS 9. Voor de gegevens vanaf 31 december 2018 dient het rapportagekader 2.8 van de EBA te worden gevolgd, dat nieuwe rapportagevereisten invoert met betrekking tot prudente waardering (COREP) en tot de ITS voor afwikkelingsrapportage.

De kwaliteit van de toezichtsgegevens wordt regelmatig beoordeeld

De ECB beoordeelt de kwaliteit van de toezichtsgegevens die worden ingediend krachtens de ITS van de EBA, ad-hoctests op korte termijn en de kwartaalrapportage over niet-renderende leningen. Binnen het ECB-kader werd een escalatieprocedure voor gegevenskwaliteit ingevoerd voor gegevenscontroles en kwaliteitsbeoordelingen, voornamelijk om te waarborgen dat de toezichtsrapportage van de instellingen voldoet aan de vereisten inzake gegevenskwaliteit. Deze procedure moet ervoor zorgen dat het antwoord van de ECB (bijvoorbeeld toezichtsmaatregelen) op gegevenskwaliteitsproblemen evenredig, eerlijk en afschrikkend is. Daarnaast stelt de ECB een dashboard op met de beoordeling van de kwaliteit van de door elke instelling gerapporteerde gegevens, dat de toezichthouders kunnen gebruiken om resultaten te vergelijken met hun tegenhangers.

Geaggregeerde toezichtsgegevens en bepaalde verslaggeving krachtens Pijler 3 worden gepubliceerd op de website van ECB-Bankentoezicht

Naast dashboards produceert de ECB regeImatig toezichtsgegevensreeksen, belangrijke risico-indicatoren en verslagen voor toezichthouders. Bovendien worden elk kwartaal geaggregeerde bankstatistieken over belangrijke instellingen op het hoogste consolidatieniveau gepubliceerd op de website van ECB-Bankentoezicht. Naar aanleiding van de invoering van het nieuwe EBA-rapportagekader en de veranderende focus van de marktanalisten en -deelnemers werd deze publicatie in 2018 sterk uitgebreid met nieuwe indicatoren zoals activa van niveau 1, 2 en 3, totale blootstelling aan overheden en op interne ratings gebaseerde kredietrisicoparameters. Jaarlijks publiceert de ECB ook indicatoren inzake solvabiliteit en hefboomwerking op bankniveau, die door de banken conform de Pijler 3-vereisten worden bekendgemaakt. In 2018 werd deze publicatie uitgebreid met individuele informatie over risicogewogen activa per risicotype en per berekeningswijze voor mondiaal systeemrelevante instellingen en andere systeemrelevante instellingen die onder het toezicht van de ECB staan. Dit hoger niveau van transparantie zorgt ervoor dat belanghebbenden zinvolle vergelijkingen kunnen maken tussen prudentiële maatstaven.

5.8.2 Statistische gegevens beschikbaar voor toezichtsdoeleinden

Statistische gegevens op instrumentniveau zijn beschikbaar voor toezichtsdoeleinden

Afgezien van de gegevens die aan de toezichthouders worden gerapporteerd, kan vertrouwelijke statistische informatie[71] ook ter beschikking worden gesteld voor toezichtsdoeleinden. Het gaat bijvoorbeeld om de gegevensreeksen op instrumentniveau van AnaCredit[72] en de geldmarktstatistieken (money market statistical reporting – MMSR)[73], die een aanvulling vormen op de dekking van de financiële instrumenten die worden aangehouden door instellingen die onder het toezicht van de ECB staan.

In 2018 werd AnaCredit, dat gegevens over individuele leningen in het eurogebied verzamelt, gelanceerd

AnaCredit verzamelt geharmoniseerde gegevens over de individuele leningen die worden verstrekt door kredietinstellingen in alle landen van het eurogebied. Toen AnaCredit werd gelanceerd in het vierde kwartaal van 2018, bevatte het gegevens van een aantal landen; gegevens over alle landen van het eurogebied zullen naar verwachting beschikbaar zijn tegen het einde van het eerste kwartaal van 2019. Wat betreft de debiteuren, hebben de gegevens betrekking op de kredieten die worden toegekend aan rechtspersonen waaronder niet-financiële ondernemingen, overheidsinstanties en financiële instellingen. Wat betreft de instrumenten, hebben de gegevens betrekking op de deposito’s (met uitzondering van repo-overeenkomsten), rekening-courantkredieten, schuld op kredietkaarten, doorlopend krediet (met uitzondering van rekening-courantkredieten en schuld op kredietkaarten), kredietlijnen (met uitzondering van doorlopend krediet), repo-overeenkomsten, handelskrediet, financiële leases en overige leningen. Naast informatie over het tegenpartijrisico en de tegenpartijwanbetalingsstatus wordt verwacht dat AnaCredit informatie zal bieden die de toezichthouders in staat zal stellen om ook risico’s te identificeren die voortvloeien uit aanzienlijke concentraties van kredietnemers, om kredietrisico in onder toezicht staande entiteiten te bewaken en te beoordelen en om gedetailleerde analyses uit te voeren van niet-renderende posities of de geschiktheid van onderpand. Hoewel AnaCredit duidelijk voordelen biedt voor de beoordeling van kredietrisico door de toezichthouders, heeft het huidige kader verschillende beperkingen die kunnen verhinderen dat toezichthouders er uitgebreid gebruik van maken. Deze tekortkomingen zijn met name het consolidatieniveau (informatie enkel beschikbaar op het niveau van de individuele entiteiten), de dekking van tegenpartijen en instrumenten (bv. geen informatie over huishoudens of over derivaten/posten buiten de balanstelling) en materialiteitsdrempels (bv. kleine discrepanties tussen AnaCredit en de toezichtsstatistieken). Mogelijke oplossingen voor deze beperkingen zullen worden onderzocht wanneer de volgende fases van AnaCredit worden voorbereid.

MMSR bieden gegevens over individuele transacties

De gegevensreeks voor MMSR werd gelanceerd op 1 juli 2016. Hierin worden gegevens over individuele transacties verstrekt voor verschillende segmenten van de geldmarkt: gedekte en ongedekte transacties, swaps in vreemde valuta en daggeldrenteswaps in euro. In totaal rapporteren 50 kredietinstellingen in het eurogebied (die zijn gevestigd in tien landen van het eurogebied) relevante gegevens. Deze rapportage heeft betrekking op transacties tussen de rapporterende entiteiten en andere financiële instellingen (bv. centrale banken, andere financiële intermediairs, verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen), overheden en niet-financiële ondernemingen die worden geclassificeerd als “groothandels” volgens het Bazel III-kader inzake liquiditeitsdekkingsratio’s. De MMSR vormen een aanvulling op de toezichtsgegevens over zowel gedekte als ongedekte kredietblootstellingen en bieden informatie over daggeldrenteswaps en swaps in vreemde valuta.

5.8.3 Informatiemanagement binnen het SSM – IMAS

Het Informatiemanagementsysteem voor het SSM (Information Management System for the SSM - IMAS) heeft in 2018 belangrijke veranderingen ondergaan. Zo werden nieuwe modules ingevoerd voor de SREP en voor het volgen en controleren van de toezichtsbevindingen en -maatregelen die worden vastgesteld in ECB-besluiten en operationele handelingen. Daarnaast werd een nieuwe databank opgericht voor interne modellen en werden nieuwe werkstromen ontwikkeld voor het doorlopend toezicht op de modellen en voor het gebruik van handhavingsmiddelen en sancties, waaronder de melding van mogelijke schendingen.

Naast zijn SSM-gerelateerde activiteiten ondersteunt het IMAS nu ook de SRB en de nationale afwikkelingsautoriteiten (national resolution authorities – NRA’s) bij hun afwikkelingsactiviteiten – het wordt zowel door het SSM als het SRM gebruikt als platform voor informatie-uitwisseling, zoals bepaald in het MoU ter zake.

6 Verslag van de begrotingsbesteding

De SSM-Verordening bepaalt dat de ECB voldoende middelen moet kunnen wijden aan de effectieve uitoefening van haar toezichtstaken. Deze middelen worden gefinancierd met een toezichtsvergoeding die ten laste komt van de entiteiten waarop de ECB toezicht houdt.

De uitgaven voor de toezichtstaken zijn afzonderlijk herkenbaar binnen de begroting van de ECB.[74] De begrotingsbevoegdheid van de ECB ligt bij de Raad van Bestuur. Op grond van een voorstel van de Directie en in overleg met de Voorzitter en de Vicevoorzitter van de Raad van Toezicht stelt dit orgaan de jaarlijkse begroting van de ECB vast voor zaken die verband houden met het bankentoezicht. De Raad van Bestuur wordt bijgestaan door het Begrotingscomité (Budget Committee – BUCOM), waarin alle nationale centrale banken van het Eurosysteem en de ECB zitting hebben. Hiertoe verstrekt het BUCOM aan de Raad van Bestuur beoordelingen over de verslagen van de ECB inzake begrotingsplanning en -toezicht.

De ECB verwacht dat de stijging van de uitgaven zich zal voortzetten in 2019, hoofdzakelijk voor het rechtstreeks toezicht op de belangrijke instellingen. Hoewel de begrote uitgaven voor gewone taken zijn gestabiliseerd, zijn er externe factoren – in het bijzonder de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie – die een toename van de middelen voor het komende jaar vereisen. Informatie over de goedgekeurde verhoging van het aantal medewerkers voor ECB-bankentoezicht is te vinden in Paragraaf 5.5 van dit verslag.

6.1 Uitgaven voor 2018

De uitgaven van de ECB voor de uitvoering van haar taken die gelinkt zijn aan het toezicht bestaan hoofdzakelijk uit de directe uitgaven van de Directoraten-generaal voor ECB-Bankentoezicht. De toezichtsfunctie maakt ook gebruik van gemeenschappelijke diensten die door de bestaande ondersteunende organisatie-eenheden van de ECB[75] worden verleend.

De uitgaven in 2018 kwamen grotendeels overeen met de ramingen

In april 2018 stelde de Raad van Bestuur het ECB-besluit betreffende het in 2018 via toezichtsvergoedingen te verhalen bedrag vast. In dit besluit werden de jaarlijkse uitgaven voor bankentoezichtstaken geraamd op € 502,5 miljoen.[76] Eind 2018 bedroegen de uitgaven van de ECB voor toezichtstaken € 517,8 miljoen, net 3% meer dan geschat in april 2018, maar dichter bij de begrote uitgaven dan in 2017. Overeenkomstig de Verordening van de ECB betreffende een vergoeding voor toezicht (“de Vergoedingenverordening”) zal het daaruit voortvloeiende tekort van € 15,3 miljoen worden geïnd als onderdeel van het totale bedrag dat in 2019 zal worden geheven.[77]

Tabel 8

Kosten van de toezichtstaken van de ECB per functie (2018-2016)

(EUR miljoen)

Bron: ECB.
Toelichting: De opgetelde subtotalen in de tabel kunnen door afronding enigszins afwijken van het totaalbedrag.

De ECB groepeert haar kosten op basis van een functieclassificatie. Voor haar toezichtstaken zijn de voornaamste op activiteiten gebaseerde groepen:

  • rechtstreeks toezicht op belangrijke banken of bankgroepen;
  • oversight op het toezicht op minder belangrijke banken of bankgroepen (indirect toezicht);
  • uitvoering van horizontale taken en levering van gespecialiseerde diensten.

Deze classificatie wordt vastgesteld op basis van de kosten die worden gemaakt door de organisatie-eenheden van de ECB die verantwoordelijk zijn voor de respectieve toezichtstaken. Voor elke groep omvatten de kosten de toewijzing van de gemeenschappelijke diensten die door de ondersteunende organisatie-eenheden van de ECB worden verleend. De ECB gebruikt deze classificaties ook voor de verdeling van de jaarlijkse kosten die via jaarlijkse toezichtsvergoedingen moeten worden verhaald van onder toezicht staande entiteiten, op basis van de toezichtsstatus van deze laatste als belangrijke of minder belangrijke entiteit. In de in artikel 8 van de Vergoedingenverordening vastgelegde methodologie voor de verdeling van de jaarlijkse toezichtsvergoedingen wordt bepaald dat de kosten voor horizontale taken en gespecialiseerde diensten evenredig worden toegerekend op basis van de totale kosten voor, respectievelijk, het toezicht op de belangrijke entiteiten onder toezicht en het oversight op het toezicht op de minder belangrijke entiteiten onder toezicht.

De kostencategorie voor het rechtstreeks toezicht op belangrijke banken of bankgroepen bestaat grotendeels uit de kosten van de deelname van de ECB in JST’s en van de inspecties ter plaatse, evenals uit de kosten die verband houden met de meerjarige TRIM en de microprudentiële activiteiten met betrekking tot de tweejaarlijkse stresstests voor toezichtsdoeleinden voor de belangrijke instellingen in 2018. Het oversight op het toezicht op de minder belangrijke banken of bankgroepen omvat oversightactiviteiten en taken in verband met autorisaties. De horizontale taken en gespecialiseerde diensten hebben betrekking op activiteiten zoals de werkzaamheden van het secretariaat van de Raad van Toezicht, macroprudentiële taken (waaronder taken in verband met stresstests), toezichtbeleidsvorming, statistische diensten en gespecialiseerde juridische diensten.

Tabel 9

Kosten van ECB-Bankentoezicht per uitgavencategorie (2018-2016)

(EUR miljoen)

Bron: ECB.
Toelichting: De opgetelde subtotalen in de tabel kunnen door afronding enigszins afwijken van het totaalbedrag.

De meeste kosten voor toezichtactiviteiten hebben betrekking op salarissen en voordelen en op de daarmee verband houdende uitgaven voor de huur en het onderhoud van de gebouwen evenals andere personeelskosten zoals zakenreizen en opleidingen.

De ECB heeft een conservatieve benadering gehanteerd voor de schatting van het bedrag van de uitgaven voor bankentoezichtstaken dat via toezichtsvergoedingen zou worden verhaald in 2018. De lichte overbesteding van 3% is grotendeels het gevolg van de goedgekeurde uitbreiding van het ECB-personeelsbestand, wat leidde tot een overeenkomstige stijging van de kosten voor huisvesting en activiteiten zoals zakenreizen en consultancydiensten.

Naast interne middelen moet de ECB een beroep doen op externe consultancydiensten om haar te ondersteunen bij de uitvoering van haar toezichtstaken. Deze middelen worden ingezet om gespecialiseerde expertise of geïntegreerde consultancy onder gekwalificeerde interne begeleiding te verkrijgen, zodat tijdelijke tekorten aan middelen kunnen worden aangepakt. In 2018 gaf de ECB in totaal € 75,8 miljoen uit aan consultancydiensten voor toezichtstaken. De grootste afzonderlijke activiteit waarvoor in 2018 gebruik moest worden gemaakt van consultancy, was de TRIM, waarvan de kosten voor externe ondersteuning € 45,7 miljoen bedroegen voor 2018. In 2018 werd ook €9,2 miljoen besteed aan externe middelen voor de tweejaarlijkse stresstest voor toezichtsdoeleinden, ter ondersteuning van de door de NCA's gedetacheerde VTE’s en de interne medewerkers van de ECB. Zoals toegelicht in Paragraaf 5.5 van dit verslag heeft de Raad van Bestuur besloten om het personeelsbestand van de ECB in 2019 uit te breiden met het oog op de internalisering van de middelen voor stresstestactiviteiten, waarvoor voorheen een beroep werd gedaan op externe consultancydiensten. De overige consultancy-uitgaven werden hoofdzakelijk gebruikt voor “reguliere” toezichtstaken ter plaatse zoals grensoverschrijdende opdrachten, de beoordeling van de voorbereiding van banken op de gevolgen van wijzigingen in IFRS 9, alomvattende beoordelingen en de lopende voorbereidende activiteiten in verband met de brexit.

6.2 Vergoedingenkader 2018

Samen met de SSM-Verordening voorziet de Vergoedingenverordening in het juridisch kader voor de heffing door de ECB van een jaarlijkse toezichtsvergoeding voor de uitgaven voor haar toezichtstaken. In de Vergoedingenverordening is vastgelegd volgens welke methode: (i) het totale bedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt bepaald; (ii) het bedrag wordt berekend dat elke onder toezicht staande instelling verschuldigd is; en (iii) de jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt geïnd.

Update over de herziening van het kader voor toezichtsvergoedingen van de ECB

In april 2019 zouden de resultaten moeten worden gepubliceerd van een lopende herziening van het kader voor toezichtsvergoedingen van de ECB. In deze publicatie zal toelichting worden gegeven bij de door de ECB voorgestelde wijzigingen in de Vergoedingenverordening, waarover een openbare raadpleging zal worden gestart. Deze wijzigingen, die tegemoetkomen aan de opmerkingen over de herziening die werden ontvangen in het kader van de openbare raadpleging in 2017, omvatten verdere evenredigheidsmaatregelen voor kleinere minder belangrijke banken, procesgerelateerde verbeteringen zoals een meer gestroomlijnde procedure voor de verzameling van statistische gegevens (vergoedingsfactoren) en verduidelijkingen over bepaalde elementen van het kader. De gewijzigde verordening zal naar verwachting in werking zijn getreden wanneer de jaarlijkse toezichtsvergoedingen worden berekend voor de vergoedingsperiode 2020.

Totaal geheven bedrag

€ 474,8 miljoen aan vergoedingen geheven door de ECB voor de uitoefening van toezichtstaken

In april 2018 besloot de ECB in totaal € 474,8 miljoen aan vergoedingen te heffen voor de verwachte uitgaven voor haar toezichtstaken. Dit bedrag is gebaseerd op de verwachte uitgaven voor het hele jaar 2018, namelijk € 502,5 miljoen, met inachtneming van de volgende aanpassingen: (i) het overschot van € 27,9 miljoen dat is overgedragen van de vergoedingsperiode 2017, en (ii) de € 0,2 miljoen (netto) die werd terugbetaald aan individuele banken voor eerdere vergoedingsperioden.

Het via jaarlijkse toezichtsvergoedingen te heffen bedrag wordt in tweeën gedeeld. Deze verdeling is gebaseerd op de status van de onder toezicht staande entiteiten als belangrijke of minder belangrijke instellingen, en weerspiegelt het verschil in toezichtsintensiteit die door de ECB wordt gehanteerd.

Tabel 10

Totale inkomsten uit bankentoezichtstaken

(EUR miljoen)

Bron: ECB.
Toelichting: De opgetelde subtotalen in de tabel kunnen door afronding enigszins afwijken van het totaalbedrag.

Zoals toegelicht in Paragraaf 6.1 is er een tekort van € 15,3 miljoen tussen de werkelijke uitgaven voor bankentoezichtstaken in 2018 en het bedrag dat hetzelfde jaar werd geraamd. Dit tekort zal in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van het totale bedrag dat in 2019 zal worden geheven. Het zal worden toegerekend aan de categorieën van SI’s en LSI’s op basis van de werkelijke kosten die in 2018 aan de desbetreffende instellingen werden toegerekend, namelijk 91% voor SI’s en 9% voor LSI’s.

Het totale bedrag dat in de voorgaande vergoedingscycli werd geheven, werd beïnvloed door de overdracht van ongebruikte bedragen die het jaar ervoor werden geïnd, waardoor de impact van de stijgingen in de jaarlijkse uitgaven beperkt bleef. Aangezien het totaalbedrag dat in 2019 zal worden geheven, een tekort (dat het te innen bedrag verhoogt) zal corrigeren in plaats van een overschot (dat het bedrag verlaagt), moet worden verwacht dat het totaal bedrag dat voor het volgende jaar zal moeten worden geïnd, zal toenemen met meer dan de stijging in de jaarlijkse uitgaven.

Individuele toezichtsvergoedingen

Op bankniveau worden de vergoedingen berekend op basis van het belang en het risicoprofiel van de bank, aan de hand van jaarlijkse vergoedingsfactoren die door alle onder toezicht staande banken worden verstrekt, met als referentiedatum 31 december van het voorgaande jaar. De per bank berekende toezichtsvergoeding wordt vervolgens jaarlijks in rekening gebracht en dient in het laatste kwartaal van elk boekjaar te worden betaald.

Figuur 5

De variabele vergoedingscomponent wordt bepaald op basis van het belang en het risicoprofiel van de bank

De toezichtsvergoeding wordt vastgesteld op het hoogste consolidatieniveau binnen de lidstaten die deelnemen aan het SSM en omvat een variabele vergoedingscomponent en een minimumvergoedingscomponent. Deze laatste component is op alle banken gelijk van toepassing en is goed voor 10% van het totale bedrag dat moet worden verhaald.[78]

In artikel 7 van de Vergoedingenverordening wordt bepaald dat de volgende wijzigingen in de situatie van een individuele bank een aanpassing van de overeenkomstige toezichtsvergoeding vereisen: (i) een verandering in de toezichtsstatus van de onder toezicht staande entiteit, d.w.z. de entiteit wordt geherclassificeerd van belangrijke naar minder belangrijke instelling of omgekeerd; (ii) er wordt een vergunning verleend aan een nieuwe onder toezicht staande entiteit; of (iii) een bestaande vergunning wordt ingetrokken. In 2018 vertegenwoordigden wijzigingen met betrekking tot eerdere vergoedingsperioden, die leidden tot nieuwe besluiten inzake toezichtsvergoedingen van de ECB, samen € 0,3 miljoen.

Meer informatie over toezichtsvergoedingen is te vinden op de website van ECB-Bankentoezicht. Deze pagina's worden regelmatig bijgewerkt en zijn beschikbaar in alle officiële talen van de EU.

6.3 Andere inkomsten in verband met bankentoezichtstaken

De ECB heeft het recht om administratieve boetes op te leggen aan onder toezicht staande entiteiten voor het niet-naleven van verplichtingen uit hoofde van de prudentiële regelgeving voor banken in de EU (waaronder de toezichtsbesluiten van de ECB). De daarmee verband houdende inkomsten worden niet in aanmerking genomen in de berekening van de jaarlijkse toezichtsvergoedingen. De Vergoedingenverordening garandeert dat de toezichtsvergoeding geenszins wordt beïnvloed door schadevergoedingen die aan derden moeten worden betaald of door administratieve boetes (sancties) die aan de ECB moeten worden betaald door entiteiten onder toezicht. De administratieve boetes voor entiteiten onder toezicht worden als inkomsten geboekt in de winst-en-verliesrekening van de ECB. In 2018 bedroegen de inkomsten uit deze boetes € 6,0 miljoen.

7 Door de ECB vastgestelde rechtsinstrumenten

De onderstaande tabel bevat de rechtsinstrumenten voor het bankentoezicht die de ECB in 2018 heeft vastgesteld en gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en/of op de website van de ECB. Het gaat om rechtsinstrumenten die zijn vastgesteld krachtens artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en andere toepasselijke rechtsinstrumenten.

7.1 ECB-Verordeningen

ECB/2018/26
Verordening (EU) 2018/1845 van de Europese Centrale Bank van 21 november 2018 inzake de uitoefening van haar manoeuvreerruimte krachtens artikel 178, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende de drempel voor de beoordeling van de materialiteit van achterstallige kredietverplichtingen (PB L 299 van 26.11.2018, blz. 55)

7.2 Andere rechtsinstrumenten van de ECB dan verordeningen

ECB/2017/44
Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 28 december 2017 betreffende dividenduitkeringsbeleid (PB C 8 van 11.1.2018, blz. 1)

ECB/2018/6
Besluit (EU) 2018/228 van de Europese Centrale Bank van 13 februari 2018 tot wijziging van Besluit (EU) 2017/936 houdende de benoeming van hoofden van arbeidseenheden voor de vaststelling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten (PB L 43 van 16.2.2018, blz. 18)

ECB/2018/10
Besluit (EU) 2018/546 van de Europese Centrale Bank van 15 maart 2018 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van eigenvermogenbesluiten (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 105)

ECB/2018/11
Besluit (EU) 2018/547 van de Europese Centrale Bank van 27 maart 2018 houdende de benoeming van hoofden van arbeidseenheden voor de vaststelling van gedelegeerde eigenvermogenbesluiten (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 110)

ECB/2018/12
Besluit (EU) 2018/667 van de Europese Centrale Bank van 19 april 2018 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018 (PB L 111 van 2.5.2018, blz. 3)

8 De Europese banksector in cijfers

De toezichtsstatistieken werden in 2018 sterk uitgebreid

Sinds december 2016 publiceert de ECB op haar website voor bankentoezicht statistieken over de balanssamenstelling, winstgevendheid, solvabiliteit en kredietrisico's van belangrijke instellingen. Naar aanleiding van de invoering van het nieuwe EBA-rapportagekader en de veranderende focus van de marktanalisten en -deelnemers werd deze publicatie in 2018 sterk uitgebreid met nieuwe indicatoren zoals activa van niveau 1, 2 en 3, totale blootstelling aan overheden en op interne ratings gebaseerde kredietrisicoparameters. Deze statistieken over het bankentoezicht worden op kwartaalbasis verstrekt en bevatten uitsplitsingen naar de locatie en de classificatie van de banken.

Hieronder worden een aantal belangrijke statistieken met betrekking tot de verslagperiode weergegeven. Er zij opgemerkt dat er voor de verschillende referentieperiodes verschillende steekproeven van banken werden gebruikt, aangezien de lijst van belangrijke instellingen doorgaans verandert in de loop van het jaar.

In de meest recente rapportageperioden zijn de kapitaalratio's gemiddeld stabiel gebleven

In de meest recente rapportageperioden zijn de kapitaalratio's gemiddeld stabiel gebleven (zie Tabel 11). In het derde kwartaal van 2018 bedroeg de totale kapitaalratio 17,83%, een lichte daling ten opzichte van de 17,97% een jaar eerder. Een vergelijkbare ontwikkeling kan worden opgetekend voor de CET1-ratio, terwijl de Tier 1-ratio toenam van 15,32% in het derde kwartaal van 2017 tot 15,40% in het derde kwartaal van 2018. De hefboomratio nam licht af volgens zowel de overgangsdefinitie als de volledig ingefaseerde definitie. In het derde kwartaal van 2018 bedroeg de liquiditeitsdekkingsratio 140,93%, een stijging ten opzichte van de 140,34% een jaar eerder.

Tabel 11

Totale kapitaalratio en componenten ervan, hefboomratio en liquiditeitsdekkingsratio, per referentieperiode

(procenten)

Bron: ECB.
Toelichting: Belangrijke instellingen op het hoogste consolidatieniveau waarvoor gemeenschappelijke rapportage over kapitaaltoereikendheid (COREP) en financiële rapportage (FINREP) beschikbaar zijn. Meer specifiek waren er 114 banken in het tweede en derde kwartaal van 2017, 111 in het vierde kwartaal van 2017 en 109 in het eerste en tweede kwartaal van 2018. Het aantal entiteiten per referentieperiode weerspiegelt veranderingen die voortvloeien uit aanpassingen in de lijst van belangrijke instellingen ten gevolge van beoordelingen door ECB-Bankentoezicht, die gewoonlijk jaarlijks plaatsvinden, en uit fusies en overnames.

De kwaliteit van de activa van banken is verder verbeterd in 2018

Ook de kwaliteit van de activa van de banken is verbeterd, doordat de totale NPL-ratio gestaag terugloopt, van 5,15% in het derde kwartaal van 2017 tot 4,17% in het derde kwartaal van 2018 (zie Grafiek 13).

Grafiek 13

Activakwaliteit: niet-renderende leningen en voorschotten per referentieperiode

Bron: ECB.
Toelichting: steekproef zoals in Tabel 11.

De totale activa en verplichtingen van de banken (zie Grafiek 14 en Grafiek 15) weerspiegelen de gegevens voor de (veranderende) steekproef van entiteiten op specifieke tijdstippen. Gelet hierop zijn de voornaamste balansposten stabiel gebleven in de tijd, hoewel de samenstelling van de activa wijst op een opwaartse tendens voor de balanspost “leningen en voorschotten” en op een dalende tendens voor de balansposten “aandeleninstrumenten” en “derivaten”. Daarnaast wijst de samenstelling van de verplichtingen op een dalende tendens voor “derivaten” en een lichte stijging voor “deposito’s”.

Grafiek 14

Samenstelling van de activa per referentieperiode

(EUR miljard)

Grafiek 15

Samenstelling van verplichtingen en aandelenvermogen per referentieperiode

(EUR miljard)

© Europese Centrale Bank, 2019

Postadres 60640 Frankfurt am Main, Duitsland
Telefoon +49 69 1344 0

Website www.bankingsupervision.europa.eu

Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld.

De afsluitingsdatum voor de in dit verslag voorkomende gegevens was 31 december 2018.

Raadpleeg voor specifieke terminologie de SSM-woordenlijst.

HTML ISBN 978-92-899-3592-0, ISSN 2443-5899, DOI:10.2866/335284, QB-BU-19-001-NL-Q

  1. Zie voor nadere gegevens de enquête naar de bancaire kredietverlening van het eurogebied (euro area bank lending survey).
  2. De CET1-ratio’s op “fully loaded”-basis worden berekend op basis van de geharmoniseerde regels zonder de in de CRR en de CRD genoemde overgangsregelingen.
  3. Zie Presentation of SSM-wide stress test 2018 – Final results.
  4. Zie voor een bespreking van de uitkomsten paragraaf 1.1 van dit verslag en de publicatie van de EBA over de uitkomsten van de EU-brede stresstest.
  5. Dit betreft een omslag van de sterke stijging van het handelsresultaat in het voorgaande jaar.
  6. Deze statistische gegevens worden verzameld in overeenstemming met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Europese Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1) en Verordening (EU) 2015/534 van de Europese Centrale bank van 17 maart 2015 betreffende rapportage van financiële toezichtinformatie (ECB/2015/13) (PB L 86 van 31.3.2015, blz. 13).
  7. Strategische sturing betreft het vermogen van het management om een koers uit te zetten naar de langetermijndoelstellingen van de bank, met aspecten als efficiënte processen en goed bestuur.
  8. Concreet gaat het om het versoepelen van kredietvoorwaarden, het aanbieden van nieuwe producten of het betreden van nieuwe marktsegmenten, het opvoeren van concentraties en het agressief beprijzen van kredieten.
  9. Bijvoorbeeld risico's ten aanzien van digitalisering, kwetsbaarheden in verband met gedrag en het effect van kostenoptimalisatie op de capaciteit van de controlefuncties, of andere relevante bronnen van risico's die uit de strategische besluitvorming van de bank voortvloeien.
  10. Zie voor nadere informatie Financial stability implications of IFRS 9, ESRB, 2017.
  11. Deze aanbevelingen zijn in juli 2018 van kracht geworden.
  12. Zie voor nadere gegevens Kader 1 “De stresstest van 2018”.
  13. De referentiedatum voor de analyse is 15 oktober 2018.
  14. De herziene versie van het hoofdstuk over algemene onderwerpen is op 15 november 2018 verschenen, na een openbare consultatieronde van maart tot mei 2018. De overige hoofdstukken, over krediet-, markt- en tegenpartijkredietrisico worden momenteel geactualiseerd, nadat van september tot november 2018 een openbare consultatie is gehouden. De herziene hoofdstukken worden naar verwachting in de eerste helft van 2019 gepubliceerd.
  15. Van dit overzicht is een tussentijdse update met de instellingen gedeeld, waarmee zij de eerste beslissingen die zij in verband met TRIM hebben ontvangen in een breder kader kunnen bezien.
  16. Met uitzondering van vervallen inspecties ter plaatse.
  17. Met uitzondering van vervolgbesluiten inzake bijkomende voorschriften.
  18. Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
  19. In de JSS inzake toezichtsplanning zijn specifieke wijzigingen over de rapportagetermijnen voor NCA's opgenomen.
  20. De richtsnoeren zijn met ingang van 31 maart 2017 van kracht.
  21. Voor meer informatie, zie paragraaf 2.5.
  22. Voor meer informatie, zie paragraaf 4.1.5.
  23. Voor Malta, Frankrijk en Italië zijn FSAP’s gestart.
  24. Landendesks zijn de organisatieonderdelen van de ECB die verantwoordelijk zijn voor de geregelde en doorlopende samenwerking met NCA's.
  25. In dat kader wordt aan LSI's een hoge, gemiddelde of lage prioriteit toegekend op grond van hun inherente risiconiveau en hun mogelijke impact op het financiële stelsel in eigen land. Niveau en intensiteit van de toezichts- en oversightwerkzaamheden worden vervolgens op de aan de instelling toegekende prioriteit afgestemd.
  26. Aan autorisatiebesluiten van de ECB kunnen bijkomende voorschriften worden verbonden die ingaan op bepaalde punten van zorg die tijdens de beoordeling zijn vastgesteld. Dergelijke al dan niet bindende voorschriften kunnen gericht zijn aan de instelling zelf, een geautoriseerde gekwalificeerde aandeelhouder of de NCA die in het geval van een minder belangrijke instelling met het rechtstreekse toezicht belast is.
  27. De leidraad voor NCA's inzake meldingsvereisten ten aanzien van LSI's beschrijft de vereisten en procedurele aspecten van periodieke en ad-hocmeldingen door NCA's aan de ECB in verband met LSI's.
  28. Met zowel SI's als LSI's.
  29. Voor meer informatie, zie het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2015.
  30. De als mondiaal systeemrelevant aangemerkte instellingen zijn BNP Paribas (FR), Groupe Crédit Agricole (FR), Deutsche Bank (DE), ING Bank (NL), Banco Santander (ES), Société Générale (FR), UniCredit Group (IT) en Groupe BPCE (FR).
  31. Voor meer informatie, zie ECB Macroprudential Bulletin, Issue 3, June 2017.
  32. De SRB kan ook een dergelijk besluit nemen, maar enkel nadat hij de ECB van zijn voornemen op de hoogte heeft gebracht en enkel indien de ECB niet zelf tot een dergelijke conclusie is gekomen binnen drie kalenderdagen nadat zij door de SRB is ingelicht.
  33. Overeenkomstig artikel 113, lid 1, punt 4, van de Letse wet op de kredietinstellingen.
  34. Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).
  35. Volgens artikel 2, lid 1, punt 8), onder a), van de RDGS zijn deposito's niet-beschikbaar wanneer de betrokken administratieve autoriteiten hebben vastgesteld dat, naar hun oordeel, de kredietinstelling, om redenen die rechtstreeks verband houden met haar financiële situatie, momenteel niet in staat lijkt te zijn de deposito’s terug te betalen en daartoe ook op afzienbare termijn niet in staat lijkt te zijn.
  36. Zie het persbericht van de CSSF van 9 maart 2018.
  37. ECB instructs national supervisor to impose moratorium on ABLV Bank”, persbericht van de ECB van 19 februari 2018
  38. The Single Resolution Board does not take resolution action in relation to ABLV Bank, AS and its subsidiary ABLV Bank Luxembourg S.A.”, persbericht van de SRB van 24 februari 2018
  39. ECB determined ABLV Bank was failing or likely to fail”, persbericht van de ECB van 24 februari 2018.
  40. FCMC adopts decision on unavailability of deposits at ABLV Bank AS”, persbericht van de FCMC van 24 februari 2018; “The CSSF determines the unavailability of deposits at ABLV Bank, S.A.”, persbericht van de CSSF/Fonds de garantie des dépôts Luxembourg van 25 februari 2018.
  41. Letter to Mr Sven Giegold, MEP”, 3 mei 2018, “Letter to the President of the German Bundestag”, 11 juli 2018.
  42. Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
  43. Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43).
  44. Memorandum of Understanding between the Single Resolution Board and the European Central Bank in respect of cooperation and information exchange.
  45. De beoordelingscriteria zijn opgenomen in artikel 6 lid 4 van de SSM-Verordening.
  46. De lijst van belangrijke en minder belangrijke instellingen van december 2018 omvat (i) de besluiten waarvan de onder toezicht staande instellingen in kennis zijn gesteld tot 14 december 2018 en (ii) veranderingen in groepsstructuur en andere interne ontwikkelingen tot 1 november 2018.
  47. Artikel 70 van de SSM-Kaderverordening.
  48. Het vervallen van een autorisatie houdt in dat, indien de nationale wetgeving hierin voorziet, de autorisatie zonder een daartoe strekkend formeel besluit ophoudt te bestaan. Daarbij gaat het om een rechtsgevolg dat intreedt zodra zich een specifieke en welbepaalde gebeurtenis voordoet, zoals de uitdrukkelijke afstanddoening van de vergunning door de entiteit of het feit dat de instelling zelf ophoudt te bestaan, bijvoorbeeld als gevolg van een fusie.
  49. Een zeer beperkt aantal (15) betrof verzoeken inzake bestuurlijke nevenfuncties.
  50. Sommige besluiten hebben betrekking op meer dan één autorisatieprocedure (bijvoorbeeld in het geval van geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsingen van meerdere bestuursleden en commissarissen van dezelfde belangrijke instelling, of bij de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen in diverse dochterinstellingen in één transactie). Voor sommige autorisatieprocedures is geen formeel. ECB-besluit vereist. Dit betreft veelal paspoortprocedures of het vervallen van vergunningen.
  51. Deze procedures hadden betrekking op de beoordeling van bestuurders en commissarissen die onder de bepalingen van het delegatiekader vallen, zoals beschreven in Besluit EU 2017/935 van de ECB van 16 november 2016 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten en de beoordeling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten (ECB/2016/42).
  52. “Risicobeheersing en interne beheersingsmaatregelen" betreft de mechanismen of processen waarover een entiteit dient te beschikken voor het adequaat vaststellen, beheersen en rapporteren van risico's waaraan zij is of kan worden blootgesteld. “Organisatiestructuur” gaat over de mate waarin een instelling beschikt over duidelijk afgebakende, transparante en consistente rapportagelijnen.
  53. Banken hanteren booking models om met het oog op een kostenefficiëntere risicobeheersing risico's die zij op meerdere locaties lopen binnen bepaalde knooppunten voor handel en risicobeheersing te concentreren.
  54. Van de 29 Bazelse kernbeginselen voor effectief bankentoezicht valt BCP 29, Misbruik van financiële diensten, buiten de reikwijdte van deze exercitie, aangezien het voorkomen van witwassen niet binnen het mandaat van de ECB valt. De 28 relevante BCP’s omvatten tezamen 216 hoofdcriteria en 17 aanvullende criteria.
  55. De nationale FSAP voor België was vóór de FSAP voor het eurogebied afgerond en bevat aanbevelingen die ook voor het SSM relevantie hebben. Dit geldt met name voor het toezicht op financiële conglomeraten, oversight op interne modellen, rubricering van en voorzieningen voor leningen, en de noodzaak van een zorgvuldige overgang naar de bankenunie.
  56. Advies van de Europese Centrale Bank van 22 augustus 2018, inzake de evaluatie van de prudentiële behandeling van beleggingsondernemingen (CON/2018/36), Advies van de Europese Centrale Bank van 22 augustus 2018 inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad met betrekking tot de uitgifte van gedekte obligaties en overheidstoezicht op gedekte obligaties en het wijzigen van Richtlijn 2009/65/EC en Richtlijn 2014/59/EU, en inzake een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en van de Raad met betrekking tot het aanpassen van Verordening (EU) nr. 575/2013 inzake blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties (CON/2018/37), Advies van de Europese Centrale Bank van 12 juli 2018 inzake een voorstel voor een verordening betreffende minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen (CON/2018/32), Advies van de Europese Centrale Bank van 7 december 2017 inzake een gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad voor het wijzigen van Verordening (EU) nr. 1093/2010, tot oprichting van van een Europese toezichthouder (Europese Bankautoriteit) en betrokken rechtshandelingen (CON/2018/55).
  57. Advies van de Europese Bankautoriteit inzake de voorbereidingen op de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, EBA, 25 juni 2018.
  58. Zie Modelvalidatie, website EBA.
  59. Artikel 16 van Verordening 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit),tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB 2010 L 331 p.12.).
  60. ECB naleving van EBA-richtsnoeren en EBA-aanbevelingen , website van het bankentoezicht van de ECB.
  61. Artikel 6, lid 7, van het Reglement van Orde van de Raad van Toezicht voorziet in een schriftelijke procedure voor het nemen van besluiten, tenzij ten minste drie stemgerechtigde leden van de Raad van Toezicht daartegen bezwaar maken. In dat geval wordt het punt op de agenda van de volgende vergadering van de Raad van Toezicht geplaatst. Normaal gesproken heeft de Raad van Toezicht ten minste vijf werkdagen nodig voor een schriftelijke procedure.
  62. De Administratieve Raad voor Toetsing bestaat uit vijf leden: Jean-Paul Redouin (Voorzitter), Concetta Brescia Morra (Vicevoorzitter), Javier Arístegui, André Camilleri en Edgar Meister, plus twee plaatsvervangende leden: René Smits en Ivan Šramko.
  63. De organisatie-eenheden van de ECB die de toezichtswerkzaamheden ondersteunen.
  64. Zie Paragraaf 1.6 voor de definitie van missies met internationale en gemengde teams.
  65. De ESCB/IO-overeenkomsten (Europees stelsel van centrale banken en internationale organisaties) zijn kortlopende ECB-arbeidsovereenkomsten die uitsluitend beschikbaar zijn voor medewerkers van de 28 nationale centrale banken van het ESCB, de nationale bevoegde autoriteiten, Europese openbare instellingen en agentschappen en internationale openbare instellingen (bv. het IMF, de Bank voor Internationale Betalingen en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling).
  66. Besluit ECB/2014/39 bevat ook bepalingen over de organisatorische aspecten.
  67. FINREP (FINancial REPorting) en COREP (COmmon REPorting) maken deel uit van de technische uitvoeringsnormen (implementing technical standards – ITS) van de EBA en zijn opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad. FINREP geldt als kader voor de verzameling van financiële informatie van bankinstellingen met behulp van een gestandaardiseerd opgestelde jaarrekening (balans, winst-en-verliesrekening en gedetailleerde bijlagen). COREP geldt als kader voor de verzameling, eveneens in gestandaardiseerde vorm, van informatie over de berekening van Pijler 1, d.w.z. gegevens over eigen vermogen, aftrekkingen en kapitaalvereisten (krediet-, markt- en operationeel risico) en grote blootstellingen.
  68. Artikel 140, lid 4, van de SSM-Kaderverordening.
  69. De “sequentiële aanpak” is het kader voor het versturen van toezichtsgegevens van de banken naar de NCA’s, van de NCA's naar de ECB en van de ECB naar de EBA.
  70. Het RIAD is een gezamenlijk gegevensbestand dat gebruikmaakt van een platform dat wordt gedeeld in het gehele ESCB en SSM. Het werd ontworpen voor de opslag van referentiegegevens over juridische entiteiten en overige (statistische) institutionele eenheden (voornamelijk bijkantoren) en over hun onderlinge relaties.
  71. De juridische basis hiervoor is Verordening (EG) 2533/98 van de Raad met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) Nr. 951/2009 van de Raad en bij Verordening (EU) 2015/373 van de Raad.
  72. De juridische basis hiervoor is Verordening (EU) 2016/867 betreffende de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2016/13) en Richtsnoer ECB/2017/38.
  73. De juridische basis hiervoor is Verordening (EU) Nr. 1333/2014 van de ECB van 26 november 2014 (ECB/2014/48) zoals gewijzigd bij Verordening (EU) Nr. 1599/2015 van de ECB van 10 september 2015 (ECB/2015/30).
  74. Overeenkomstig artikel 29 van de SSM-Verordening.
  75. Zoals huisvesting, human resources management, administratieve, boekhoudkundige en juridische diensten, begroting en controlling, communicatie- en vertaaldiensten, interne audit, statistiek en IT.
  76. Besluit (EU) 2018/667 van de ECB van 19 april 2018 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018 (ECB/2018/12).
  77. Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41).
  78. Voor de kleinste belangrijke banken, waarvan de totale activa minder dan € 10 miljard bedragen, wordt de minimumvergoedingscomponent gehalveerd.
Klokkenluiders