EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013Q1130(01)

2013/694/EU: Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank over de praktische regelingen in verband met de uitoefening van democratische verantwoordingsplicht en toezicht op de uitoefening van de taken die in het kader van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme aan de Europese Centrale Bank zijn opgedragen

OJ L 320, 30.11.2013, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2013/1130/oj

30.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/1


Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank over de praktische regelingen in verband met de uitoefening van democratische verantwoordingsplicht en toezicht op de uitoefening van de taken die in het kader van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme aan de Europese Centrale Bank zijn opgedragen

(2013/694/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 6,

gezien het Reglement van het Parlement, en met name artikel 127, lid 1,

gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 20, leden 8 en 9,

gezien de gezamenlijke verklaring van de voorzitter van het Europees Parlement en de president van de Europese Centrale Bank ter gelegenheid van de stemming in het Parlement met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. 1024/2013,

A.

overwegende dat bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de Europese Centrale Bank (ECB) specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, teneinde bij te dragen aan de veiligheid en soliditeit van de kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel in de Europese Unie en in elke lidstaat die deelneemt aan het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (GTM);

B.

overwegende dat artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de ECB de bevoegde autoriteit is voor de uitvoering van de bij die verordening aan de ECB opgedragen toezichttaken;

C.

overwegende dat het opdragen van toezichttaken een aanzienlijke verantwoordelijkheid voor de ECB inhoudt om bij te dragen aan de financiële stabiliteit in de Unie, door op de meest doeltreffende en evenredige wijze gebruik te maken van haar toezichtbevoegdheden;

D.

overwegende dat tegenover het opdragen van toezichttaken naar het Unieniveau passende vereisten inzake de verantwoordingsplicht dienen te staan; uit hoofde van artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 is de ECB derhalve voor de uitvoering van die verordening verantwoordingsplichtig tegenover het Europees Parlement en de Raad als democratisch gelegitimeerde instellingen die de burgers van de Unie en de lidstaten vertegenwoordigen;

E.

overwegende dat artikel 20, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de ECB haar volledige medewerking moet verlenen aan onderzoeken van het Europees Parlement uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);

F.

overwegende dat artikel 20, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de voorzitter van de Raad van toezicht van de ECB desgevraagd achter gesloten deuren met de voorzitter en de ondervoorzitters van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen over de toezichttaken voert, als die besprekingen nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van het Europees Parlement uit hoofde van het VWEU; overwegende dat dit artikel vereist dat de nadere regeling voor de organisatie van die besprekingen volledige vertrouwelijkheid garandeert overeenkomstig de vertrouwelijkheidsverplichtingen die de ECB zijn opgelegd als bevoegde autoriteit uit hoofde van het toepasselijke Unierecht;

G.

overwegende dat artikel 15, lid 1, VWEU bepaalt dat de instellingen van de Unie in een zo groot mogelijke openheid werken; overwegende dat de voorwaarden waaronder een document van de ECB vertrouwelijk is, zijn vastgesteld in Besluit 2004/258/EG van de ECB (ECB/2004/3) (2); overwegende dat in dat besluit wordt bepaald dat iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat een recht van toegang heeft tot documenten van de ECB, onder de in dat besluit vastgelegde voorwaarden en beperkingen; overwegende dat de ECB overeenkomstig dat besluit openbaarmaking moet weigeren wanneer bepaalde nader omschreven openbare of particuliere belangen daardoor zouden worden ondermijnd;

H.

overwegende dat de ECB niet vrijelijk kan besluiten over het al dan niet openbaar maken van informatie met betrekking tot het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, maar dat voor een dergelijke openbaarmaking beperkingen en voorwaarden gelden, zoals vastgesteld in het relevante Unierecht, waaraan zowel de ECB als het Europees Parlement onderworpen zijn; overwegende dat overeenkomstig artikel 37.2 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (de „statuten van het ESCB”) personen die toegang hebben tot gegevens welke vallen onder wetgeving van de Unie waarbij een geheimhoudingsplicht wordt opgelegd, aan die wetgeving zijn onderworpen;

I.

overwegende dat in overweging 55 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 vermeld staat dat alle rapportageverplichtingen tegenover het Europees Parlement gebonden moeten zijn aan de toepasselijke voorschriften inzake het beroepsgeheim; overwegende dat overweging 74 en artikel 27, lid 1, van die verordening bepalen dat de leden van de Raad van toezicht, het stuurcomité, de personeelsleden van de ECB en de door deelnemende lidstaten gedetacheerde personeelsleden die toezichttaken vervullen, gehouden zijn aan de voorschriften inzake het beroepsgeheim van artikel 37 van de statuten van het ESCB en van de toepasselijke handelingen van het Unierecht; overwegende dat artikel 339 VWEU en artikel 37 van de statuten van het ESCB bepalen dat de leden van de bestuursorganen en de personeelsleden van de ECB en de nationale centrale banken zijn onderworpen aan de geheimhoudigsplicht;

J.

overwegende dat overeenkomstig artikel 10.4 van de statuten van het ESCB de besprekingen van de vergaderingen van de Raad van bestuur van de ECB vertrouwelijk zijn;

K.

overwegende dat artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de ECB voor het vervullen van de haar bij die verordening opgedragen taken alle toepasselijke Uniewetgeving moet toepassen, en wanneer het daarbij gaat om richtlijnen, de nationale wetgeving waarbij die richtlijnen zijn omgezet;

L.

overwegende dat, behoudens toekomstige amendementen of eventuele toekomstige rechtshandelingen ter zake, de bepalingen van het Unierecht die relevant zijn voor de behandeling van informatie die als vertrouwelijk is aangemerkt, met name de artikelen 53 tot en met 62 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (3), strenge verplichtingen inzake het beroepsgeheim opleggen aan de voor het toezicht op kredietinstellingen bevoegde autoriteiten en hun personeelsleden; overwegende dat alle personen die werkzaam zijn of geweest zijn voor de bevoegde autoriteiten, zijn gebonden aan het beroepsgeheim; overwegende dat de vertrouwelijke gegevens waarvan zij beroepshalve kennis krijgen, uitsluitend in een samengevatte of geaggregeerde vorm openbaar mogen worden gemaakt, zodat individuele kredietinstellingen niet kunnen worden geïdentificeerd, onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen;

M.

overwegende dat artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de ECB met het oog op de uitvoering van de haar bij die verordening opgedragen taken, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die in het toepasselijke Unierecht zijn omschreven, gemachtigd is om met nationale of uniale autoriteiten en organen informatie uit te wisselen indien de nationale bevoegde autoriteiten krachtens het toepasselijke Unierecht informatie aan die entiteiten openbaar mogen maken of indien de lidstaten krachtens het toepasselijke Unierecht in die openbaarmaking mogen voorzien;

N.

overwegende dat overtreding van de voorschriften inzake het beroepsgeheim met betrekking tot toezichtinformatie dient te leiden tot passende sancties; overwegende dat het Europees Parlement dient te voorzien in een adequaat kader voor de afhandeling van gevallen waarin zijn leden of personeelsleden de vertrouwelijkheid schenden;

O.

overwegende dat de organisatorische scheiding tussen het ECB-personeel dat betrokken is bij de uitvoering van de toezichttaken van de ECB, en het personeel dat betrokken is bij de uitvoering van taken op het gebied van het monetair beleid, zodanig moet zijn dat Verordening (EU) nr. 1024/2013 volledig wordt nageleefd;

P.

overwegende dat dit akkoord niet geldt voor de uitwisseling van vertrouwelijke informatie over het monetair beleid of andere taken van de ECB die niet behoren tot de taken die bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB zijn opgedragen;

Q.

overwegende dat dit akkoord de verantwoordingsplicht van nationale bevoegde autoriteiten tegenover het nationale parlement overeenkomstig het nationale recht onverlet laat;

R.

overwegende dat dit akkoord niet geldt voor of van invloed is op de verantwoordings- en verslagleggingsplicht van het GTM tegenover de Raad, de Commissie of de nationale parlementen;

KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:

I.   VERANTWOORDINGSPLICHT, TOEGANG TOT INFORMATIE, VERTROUWELIJKHEID

1.   Verslagen

De ECB legt ieder jaar een verslag aan het Parlement voor („jaarverslag”) over de uitvoering van de taken die haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn opgedragen. De voorzitter van de Raad van toezicht presenteert het jaarverslag aan het Parlement in een openbare hoorzitting. Vier werkdagen voor de hoorzitting wordt het ontwerpjaarverslag op basis van vertrouwelijkheid ter beschikking van het Parlement gesteld in een van de officiële talen van de Unie. Vertalingen in alle officiële talen van de Unie worden later beschikbaar gesteld. In het jaarverslag wordt o.a. ingegaan op:

i)

de uitvoering van de toezichttaken,

ii)

de taakverdeling tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten,

iii)

de samenwerking met andere relevante autoriteiten op nationaal en Unieniveau,

iv)

de scheiding tussen taken op het gebied van het monetair beleid en toezichttaken,

v)

de ontwikkeling van de toezichtstructuur en het toezichtpersoneel, met inbegrip van het aantal gedetacheerde nationale deskundigen en hun nationaliteit,

vi)

de uitvoering van de gedragscode,

vii)

de berekeningsmethode voor en het bedrag van vergoedingen voor toezicht,

viii)

de begroting voor toezichttaken,

ix)

ervaring met meldingen op basis van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 (melden van inbreuken).

Tijdens de opstartfase, als bedoeld in artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, legt de ECB aan het Parlement kwartaalverslagen voor over de vooruitgang bij de operationele uitvoering van de verordening, waarin o.a. wordt ingegaan op:

i)

de interne voorbereiding, organisatie en planning van het werk,

ii)

de concrete voorzieningen die zijn getroffen om te voldoen aan de eis dat taken op het gebied van het monetair beleid en toezichttaken worden gescheiden,

iii)

Unieniveau,

iv)

eventuele obstakels waarop de ECB bij de voorbereiding van haar toezichttaken is gestuit,

v)

eventuele zorgwekkende gebeurtenissen of wijzigingen in de gedragscode.

De ECB publiceert het jaarverslag op de GTM-website. De ECB breidt haar „hotline voor informatie via e-mail” uit om specifieke vragen over het GTM te kunnen behandelen, en gebruikt de via e-mail ontvangen reacties als basis voor FAQ’s (veelgestelde vragen) op de GTM-website.

2.   Hoorzittingen en vertrouwelijke mondelinge besprekingen

De voorzitter van de Raad van toezicht neemt op verzoek van de bevoegde commissie van het Parlement deel aan gewone openbare hoorzittingen over de uitvoering van de toezichttaken. De bevoegde commissie van het Parlement en de ECB komen een rooster overeen voor twee van dergelijke hoorzittingen in de loop van het volgende jaar. Een verzoek om wijziging van het overeengekomen rooster moet schriftelijk geschieden.

Daarnaast kan de voorzitter van de Raad van toezicht op ad-hocbasis worden uitgenodigd voor bijkomende gedachtewisselingen met de bevoegde commissie van het Parlement over toezichtvraagstukken.

Indien dit nodig is voor de uitoefening van de bevoegdheden van het Parlement overeenkomstig het VWEU en het Unierecht, kan de voorzitter van zijn bevoegde commissie schriftelijk en met opgave van redenen om bijzondere vertrouwelijke vergaderingen met de voorzitter van de Raad van toezicht verzoeken. Dergelijke vergaderingen vinden op een wederzijds overeengekomen datum plaats.

Alle deelnemers aan de bijzondere vertrouwelijke vergaderingen zijn onderworpen aan vertrouwelijkheidsvoorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor leden van de Raad van toezicht en voor ECB-personeelsleden die belast zijn met toezichttaken.

Op basis van een gemotiveerd verzoek van de voorzitter van de Raad van toezicht of de voorzitter van de bevoegde commissie van het Parlement en met wederzijdse instemming kunnen de gewone hoorzittingen, dead-hoc gedachtewisselingen en de vertrouwelijke vergaderingen worden bijgewoond door de ECB-vertegenwoordigers in de Raad van toezicht of hooggeplaatste leden van het met toezichttaken belaste personeel (directeuren-generaal of hun plaatsvervangers).

Het in het VWEU vermelde beginsel van openheid van de instellingen van de Unie geldt voor het GTM. Het overleg in bijzondere vertrouwelijke vergaderingen volgt het beginsel van openheid en nadere bespreking van de relevante omstandigheden. Het gaat hierbij om de uitwisseling van vertrouwelijke informatie over de uitvoering van de toezichttaken binnen de door het Unierecht gestelde grenzen. De openbaarmaking van informatie kan worden beperkt als gevolg van wettelijke bepalingen inzake vertrouwelijkheid.

Werknemers van het Parlement en de ECB mogen geen informatie openbaar maken die zij tijdens hun werkzaamheden in verband met taken die bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB zijn opgedragen, hebben verkregen, ook niet na beëindiging van die activiteiten of van hun dienstverband.

De gewone hoorzittingen, ad-hocgedachtewisselingen en vertrouwelijke vergaderingen kunnen betrekking hebben op alle aspecten van de werkzaamheden en het functioneren van het GTM die onder Verordening (EU) nr. 1024/2013 vallen.

Vertrouwelijke vergaderingen worden niet genotuleerd of anderszins vastgelegd. Er wordt geen verklaring afgelegd voor de pers of andere media. Elke deelnemer aan de vertrouwelijke besprekingen ondertekent elke keer een plechtige verklaring waarin hij toezegt de inhoud van die besprekingen niet aan derden te zullen meedelen.

Uitsluitend de voorzitter van de Raad van toezicht en de voorzitter en ondervoorzitters van de bevoegde commissie van het Parlement mogen de vertrouwelijke vergaderingen bijwonen. Zowel de voorzitter van de Raad van toezicht als de voorzitter en ondervoorzitters van de bevoegde commissie van het Parlement kunnen zich laten begeleiden door twee personeelsleden van de ECB respectievelijk van het Secretariaat van het Parlement.

3.   Beantwoording van vragen

De ECB geeft schriftelijk antwoord op door het Parlement gestelde schriftelijke vragen. Die vragen worden via de voorzitter van de bevoegde commissie van het Parlement aan de voorzitter van de Raad van toezicht toegezonden. Vragen worden zo snel mogelijk en in ieder geval binnen vijf weken na toezending aan de ECB beantwoord.

Zowel de ECB als het Parlement reserveert een specifiek deel van haar of zijn website voor bovenbedoelde vragen en antwoorden.

4.   Toegang tot informatie

De ECB verstrekt de bevoegde commissie van het Parlement ten minste een compleet, betekenisvol overzicht van de handelingen van de Raad van toezicht dat inzicht verschaft in de besprekingen, met inbegrip van een geannoteerde besluitenlijst. Indien de Raad van bestuur overeenkomstig artikel 26, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bezwaar maakt tegen een ontwerpbesluit van de Raad van toezicht, stelt de president van de ECB de voorzitter van de bevoegde commissie van het Parlement op de hoogte van de redenen van dit bezwaar, met inachtneming van de in dit akkoord vermelde vertrouwelijkheidsvoorschriften.

In geval van de liquidatie van een kredietinstelling wordt de niet-vertrouwelijke informatie over die kredietinstelling ex post openbaar gemaakt, wanneer eventuele beperkingen op de verstrekking van relevante informatie op grond van vertrouwelijkheidsvoorschriften niet langer van toepassing zijn.

De vergoedingen voor toezicht en uitleg over de berekeningswijze worden op de ECB-website gepubliceerd.

De ECB publiceert op haar website een leidraad over haar toezichtpraktijken.

5.   Bescherming van gerubriceerde informatie en documenten van de ECB

Het Parlement voert beschermende maatregelen uit die aansluiten bij de mate van gevoeligheid van de van de ECB afkomstige informatie of documenten, en stelt de ECB hiervan op de hoogte. In ieder geval worden openbaar gemaakte informatie en documenten uitsluitend gebruikt voor het doeleinde waarvoor zij zijn verstrekt.

Het Parlement verzoekt de ECB om toestemming voor openbaarmaking aan andere personen of instellingen en de twee instellingen werken samen bij gerechtelijke, bestuurlijke of andere procedures ter verkrijging van toegang tot dergelijke informatie of documenten. De ECB kan het Parlement verzoeken om ten aanzien van alle of bepaalde categorieën openbaar gemaakte informatie of documenten een lijst bij te houden van de personen die toegang hebben tot deze informatie en documenten.

II.   SELECTIEPROCEDURES

De ECB stelt de criteria vast voor de selectie van de voorzitter van de Raad van toezicht, waaronder een evenwichtige combinatie van vaardigheden, kennis van financiële instellingen en markten en ervaring met financieel en macroprudentieel toezicht, en maakt deze criteria openbaar. Bij de vaststelling van de criteria streeft de ECB naar de hoogste professionele normen en houdt zij er rekening mee dat het belang van de Unie als geheel moet worden beschermd en dat de samenstelling van de Raad van toezicht gekenmerkt moet worden door diversiteit.

Twee weken voordat de Raad van bestuur van de ECB de vacature publiceert, stelt hij de bevoegde commissie van het Parlement op de hoogte van de bijzonderheden, waaronder de selectiecriteria en het specifieke functieprofiel, van de „open selectieprocedure” die hij wil volgen voor de selectie van de voorzitter.

De bevoegde commissie van het Parlement wordt door de Raad van bestuur van de ECB op de hoogte gesteld van de samenstelling van de groep sollicitanten voor de functie van voorzitter (aantal sollicitaties, mix van beroepsvaardigheden, uitsplitsing naar geslacht en nationaliteit enz.) en van de methode voor het screenen van de groep sollicitanten om ten minste twee kandidaten voor te dragen en uiteindelijk het voorstel van de ECB te formuleren.

De ECB verstrekt aan de bevoegde commissie van het Parlement de lijst van voorgedragen kandidaten voor de functie van voorzitter van de Raad van toezicht. De ECB verstrekt deze lijst ten minste drie weken voordat zij haar voorstel voor de benoeming van de voorzitter indient.

De bevoegde commissie van het Parlement kan binnen een week na ontvangst vragen aan de ECB voorleggen over de selectiecriteria en de lijst van voorgedragen kandidaten. De ECB beantwoordt deze vragen binnen twee weken schriftelijk.

De goedkeuringsprocedure bestaat uit de volgende etappes:

de ECB doet zijn voordrachten voor de functies van voorzitter en vicevoorzitter samen met een schriftelijke toelichting op de onderliggende redenen aan het Parlement toekomen,

in de bevoegde commissie van het Parlement wordt een openbare hoorzitting gehouden met de voorgedragen voorzitter en vicevoorzitter van de Raad van toezicht,

het Parlement neemt door middel van een stemming in de bevoegde commissie en in de plenaire vergadering een besluit over de goedkeuring van de door de ECB voorgedragen kandidaten voor de functie van voorzitter en vicevoorzitter. Het Parlement streeft er normaal gesproken naar, rekening houdend met zijn vergaderrooster, dat besluit binnen zes weken na ontvangst van de voordracht te nemen.

Indien de voordracht voor het voorzitterschap niet wordt goedgekeurd, kan de ECB besluiten om hetzij te putten uit de groep van kandidaten die oorspronkelijk naar de functie hebben gesolliciteerd, hetzij een nieuwe selectieprocedure te starten, door o.a. een nieuwe kennisgeving van de vacature op te stellen en te publiceren.

De ECB legt een voorstel tot ambtsontzetting van de voorzitter of de vicevoorzitter voor aan het Parlement en verstrekt een toelichting.

De goedkeuringsprocedure bestaat uit:

een stemming in de bevoegde commissie van het Parlement over een ontwerpresolutie, en

een stemming over die resolutie in de plenaire vergadering, ter goedkeuring of afkeuring.

Wanneer het Parlement of de Raad de ECB heeft meegedeeld van mening te zijn dat aan de voorwaarden voor een ambtsontzetting van de voorzitter of de vicevoorzitter van de Raad van toezicht, als bedoeld in artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, is voldaan, maakt de ECB binnen vier weken haar overwegingen schriftelijk kenbaar.

III.   ONDERZOEKEN

Wanneer het Parlement uit hoofde van artikel 226 VWEU en Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (4) een enquêtecommissie instelt, staat de ECB overeenkomstig het Unierecht deze enquêtecommissie bij de uitvoering van haar taken bij volgens het beginsel van oprechte samenwerking.

Alle activiteiten van een enquêtecommissie die de ECB bijstaat, vinden plaats in het kader van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS.

De ECB verleent haar volledige medewerking aan een onderzoek van het Parlement, als bedoeld in artikel 20, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, binnen hetzelfde kader dat van toepassing is op enquêtecommissies en met dezelfde bescherming van de vertrouwelijkheid die in dit akkoord is bepaald voor mondelinge vertrouwelijke vergaderingen (I.2.).

Alle ontvangers van informatie die het Parlement in de context van een onderzoek is verstrekt, zijn onderworpen aan vertrouwelijkheidsvoorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor de leden van de Raad van toezicht en de met toezichttaken belaste personeelsleden van de ECB, en het Parlement en de ECB stellen gezamenlijk de maatregelen vast die moeten worden genomen om de bescherming van die informatie te waarborgen.

Wanneer de bescherming van een openbaar of particulier belang dat wordt erkend in Besluit 2004/258/EG, de handhaving van vertrouwelijkheid vereist, draagt het Parlement zorg voor handhaving van deze bescherming en maakt de inhoud van de betrokken informatie niet openbaar.

De rechten en verplichtingen van de instellingen en organen van de Unie, zoals verankerd in Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS, zijn mutatis mutandis van toepassing op de ECB.

Vervanging van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS door een andere rechtshandeling of wijziging ervan leidt tot nieuwe onderhandelingen over deel III van dit akkoord. Totdat een nieuw akkoord hierover is bereikt, blijft dit akkoord geldig, met inbegrip van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS in de versie die gold op de datum van ondertekening van dit akkoord.

IV.   GEDRAGSCODE

Voorafgaande aan de goedkeuring van de in artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bedoelde gedragscode stelt de ECB de bevoegde commissie van het Parlement op de hoogte van de belangrijkste onderdelen van de beoogde gedragscode.

Op schriftelijk verzoek van de bevoegde commissie van het Parlement stelt de ECB het Parlement schriftelijk op de hoogte van de uitvoering van de gedragscode. De ECB stelt het Parlement tevens op de hoogte van de noodzaak van het bijwerken van de gedragscode.

De gedragscode behandelt kwesties in verband met belangenconflicten en waarborgt de eerbiediging van de voorschriften inzake de scheiding tussen toezichttaken en taken op het gebied van het monetair beleid.

V.   VASTSTELLING VAN HANDELINGEN DOOR DE ECB

De ECB stelt de bevoegde commissie van het Parlement naar behoren op de hoogte van de procedures (met inbegrip van het tijdschema daarvoor) die zij heeft ingesteld voor de vaststelling van haar verordeningen, besluiten, richtsnoeren en aanbevelingen („handelingen”), waarvoor overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 een openbare raadpleging vereist is.

De ECB stelt de bevoegde commissie van het Parlement met name op de hoogte van de beginselen en de soorten indicatoren of informatie waarvan zij over het algemeen gebruik maakt bij de opstelling van handelingen en beleidsaanbevelingen, teneinde de transparantie en de consistentie van het beleid te vergroten.

De ECB zendt de ontwerphandelingen aan de bevoegde commissie van het Parlement toe, voordat de openbare raadplegingsprocedure begint. Indien het Parlement opmerkingen over een handeling kenbaar maakt, kan over deze opmerkingen een informele gedachtewisseling met de ECB plaatsvinden. Een dergelijke informele gedachtewisseling en de openbare raadplegingen die de ECB overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 houdt, vinden tegelijkertijd plaats.

Wanneer de ECB een handeling heeft goedgekeurd, zendt zij deze toe aan de bevoegde commissie van het Parlement. De ECB stelt het Parlement tevens regelmatig schriftelijk op de hoogte van de noodzaak tot het bijwerken van vastgestelde handelingen.

VI.   SLOTBEPALINGEN

1.

De praktische uitvoering van dit akkoord wordt om de drie jaar door de twee instellingen geëvalueerd.

2.

Dit akkoord treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1024/2013 of op de dag na ondertekening van dit akkoord, als dat later is.

3.

De verplichtingen betreffende de vertrouwelijkheid van informatie blijven ook na beëindiging van dit akkoord bindend voor de twee instellingen.

4.

Dit akkoord wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main en Brussel, 6 november 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Europese Centrale Bank

De voorzitter

M. DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Besluit 2004/258/EG van de Europese Centrale Bank van 4 maart 2004 inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Europese Centrale Bank (ECB/2004/3) (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 42).

(3)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(4)  Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 april 1995 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement (PB L 78 van 6.4.1995, blz. 1).


Top